);
Op verzoek van heer Giselbert van Castelre, een vermogend landheer, kwamen omstreeks 1130 enkele norbertijnen van de Sint-Michielsabdij van Antwerpen. zich op zijn landgoed in Tongerlo vestigen. Deze jonge kloosterstichting ontstond in het kader van de kerkelijke vernieuwingsbeweging rond Norbert van Gennep, die in Prémontré (Fr.) rond 1121 met een gemeenschap van reguliere kanunniken was begonnen.
Een bul van paus Gregorius IX bekrachtigt de volgende parochiekerken als bezit van de abdij met de abt als verantwoordelijke voor het pastoraat: Tongerlo, Oevel, Broechem, Oelegem, Wijnegem, Ravels, Poppel, Diest, en in het huidige Noord-Brabant (NL): Alphen, Nispen en Diessen. Daarnaast werd de abt bekleed met het patronaatsrecht over de kerken van Oirbeek, Enschot, Zundert, Hoogeloon en Tilburg.
De gemeenschap van norbertinessen, die samen met hun mannelijke medebroeders in Tongerlo een dubbelklooster vormde, wordt te talrijk en verhuist naar de uithof van de abdij te Eeuwen onder Broechem. Het nieuwe convent overleeft de dertiende eeuw echter niet.
Abt Jan Geerts slaagt er in een nieuwe norbertijnse zustergemeenschap te doen herrijzen in ‘Het Besloten hof’ te Herentals.
Onder de leiding van de abten Werner van Halleer (1480-1487), Antoon Tsgrooten (1504-1530) en Arnoud Streyters (1530-1560) bereikte het Kempense Tongerlo een redelijke materiële welvaart en stond in groot aanzien. Daarvan getuigen de verbouwingen en verfraaiingswerken van kerk en klooster waarvoor de beste architecten, kunstenaars en handwerkers werden aangetrokken. Uit die tijd resteert ons nu nog enkel het bisschopshuis (1547).
Abt Arnoud Streyters (1530-1560)
De abdij van Tongerlo staat voortaan onder het bestuur van de bisschoppen van ‘s-Hertogenbosch. Deze commende-abten konden zich een bezoldiging en onderhoud verzekeren uit het Tongerlose bezit. Op 27 januari 1590 kon de abdij zich weer vrijkopen van dit vreemde bestuur en haar autonomie weer opnemen. Bijna al haar grondbezit in Noord-Brabant was de prijs die ze ervoor moest betalen.
Onder het bestuur van abt Adriaan Stalpaerts geraakt de abdij in de ban van de katholiek-reformatorische vroomheid. Deze pausgetrouwe en Spaansvriendelijke prelaat stelde bovendien mensen en geldmiddelen vrij voor de oprichting van het Sint-Norbertuscollege in Rome.
Buitenverblijf en wijngaard van het Sint-Norbertuscollege bij de Porta Pinciana te Rome.
(Olieverfschilderij van H. Van Lent, 1711)
Na de val van het katholieke bolwerk ‘s-Hertogenbosch in de opmars van de calvinistische legers (1629) geraken langzamerhand ook de ommelanden in de wurggreep van de nieuwe heersers. De katholieke eredienst wordt verboden en de geestelijken wordt het verblijf op hun parochies ontzegd. De abdijgemeenschap van Tongerlo, in een Bossche enclave, ziet zich in deze periode genoodzaakt uit te wijken naar haar toevluchtshuis of refuge te Mechelen. De norbertijnse pastoors in Noord-Brabant blijven hun kudde trouw en duiken onder om illegaal hun ministerie uit te oefenen.
In dit jaar neemt Augustinus Wichmans, voormalig pastoor van Mierlo en Tilburg, de abtsstaf over en zijn abbatiaat wordt gekenmerkt door veel aandacht voor de mariale vroomheid van zijn kloosterlingen en door de zorg voor het parochiepastoraat.
In de lijn van het rationalisme, dat kenmerkend is voor geheel de achttiende eeuw, ontstaat ook in de Abdij van Tongerlo een sterke drang naar kennis en wetenschappelijk onderzoek op hoog niveau. Op die manier werd het klimaat geschapen om, na de afschaffing van de jezuïetenorde in 1773, de Acta Sanctorum der Bollandisten over te nemen en voort te zetten.
Onder het abbatiaat van Godfried Hermans (1780-1799) werd de abdij meegesleurd in het avontuur der Brabantse Omwenteling dat zich keerde tegen het Oostenrijkse bewind. Op kosten van de abdij werden zelfs onder de landelijke bevolking troepen geronseld om twee Kempense regimenten te bewapenen voor de strijd tegen Oostenrijk. Het avontuur liep slecht af: de Oostenrijkse machthebbers keerden terug en plaatsten de abdij onder sekwester. De opstand eiste zo haar zware tol op, zowel op het vlak van de kloosterdiscipline als op materieel gebied.
Aan het eeuwenlange bestaan van de abdij komt voorlopig een einde wanneer Franse revolutionairen op 6 december de 130 kloosterlingen van een van de meest bevolkte mannenkloosters van Brabant op straat zet. De abdij en haar eigendommen gaan over in particulier bezit en een gedeelte van de gebouwen worden afgebroken.
Na de oprichting van de nieuwe Belgische Staat en na een veertigjarige diaspora kon de kerkrechterlijk herstelde gemeenschap van Tongerlo weer van start gaan. Als voorlopig onderkomen huurde zij het kasteel ‘het Halmalehof’, ook Bossensteyn geheten, te Broechem.
De kleine, maar jonge en vitale kloostergemeenschap verhuist van Broechem naar Tongerlo en vestigt zich daar opnieuw in een deel van de vroegere abdijgebouwen.
Manchester (Groot-Britannië) wordt de vestigingsplaats voor de eerste Engelse stichting, later gevolgd door nederzettingen in Crowle, Spalding.
In dit jaar, onder abt Thomas Ludovicus Heylen, de latere bisschop van Namen, neemt het missionariswerk in het Apostolisch vicariaat Uele, later het bisdom Buta (Congo), zijn aanvang. In 1959 zijn 75 priesters en broeders werkzaam in de Uele-missie.
De kloostergemeenschap van Kilnacrott in Ierland wordt onafhankelijk van de moederabdij Tongerlo.
Een grote brand vernielt het merendeel van de abdijgebouwen. De jongste medebroeders vonden een onderkomen in gebouwen van de abdij van Leffe en stonden zo aan de wieg van de heroprichting van deze Waalse norbertijnenabdij.
Onder de stuwing van abt Emiel Stalmans vertrekken twaalf medebroeders naar Canada en stichten er een nieuwe gemeenschap. In 1968 wordt de nieuwe gemeenschap overgebracht naar Saint-Constant bij Montréal.
In dit jaar wordt de priorij van Storrington (Groot-Britannië) overgenomen van de Franse norbertijnenabdij Frigolet.
De abdij van Tongerlo doet haar intrede op het Internet.
Op 3 juni van dit jaar wordt de abdijkerk, na een restauratieperiode van bijna 5 jaar, weer plechtig in gebruik genomen. De restauratie omvatte zowel de buitenzijde van de kerk, daken, glasramen en toren als de binnenkant. De restauratie beoogde zoveel als mogelijk het herstel van de oorspronkelijke neo-gotische toestand.