);

De aartsvader Abraham

Abraham: een zwervende Arameeër, een Hebreeër.

De eerste voorvader van de Israëlieten was Abraham. Hij kwam uit de Zuid-Mesopotamische stad Ur, aan de rivier de Eufraat. Een deel van zijn familie ging in Haran wonen, enkele kilometers ten noorden van Ur.
Toen zijn vader Terach stierf, riep God Abraham en zei tegen hem dat hij op reis moest gaan:

“Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land dat Ik u aan zal wijzen. Ik zal een groot volk van u maken. Ik zal u zegenen en uw naam groot maken, zodat gij een zegen zult zijn.”
(Gen.12,1-2).

abraham_LR (01)
Het land waar Abraham terecht kwam heette Kanaän en hier bleef Abraham de rest van zijn leven wonen. In Kanaän leidde hij met zijn metgezellen een nomadenleven, ze trokken van plek naar plek op zoek naar water en eten.

De naam Abraham was een algemeen bekende naam. Onze Abraham stamt af van Sem, Arpachsad, Selah en Heber (Gen 11,10-17).

De Hebreeën zouden genoemd kunnen zijn deze verre voorvader Heber en daarom is het mogelijk dat Abraham in Genesis 14,13 ‘de Hebreeër’ genoemd werd.

abraham_kaart_LR (01)
De betekenis van het woord ‘Eber’ is: iemand die een rivier of weg oversteekt of door een land trekt. Abraham is dus de man van de overkant van de rivier de Eufraat. Zo kan Abraham voor ons een belangrijke gids zijn. Van Abraham kunnen wij leren om grenzen over te steken, weg te trekken uit onze zonden en fouten, onze vastgeroeste gewoontes achter ons te laten, onze middelmatigheid te overstijgen, en meer te luisteren naar de wil van God en die vervolgens ook te doen doorheen ons alledaagse bestaan.

Abraham: vader van alle gelovigen

Op Abraham rust een belofte. Reeds bij zijn roeping om weg te trekken uit land en volk beloofde God Hem te zegenen door zijn naam groot te maken en hem een talrijk naomelingschap te schenken. Uit Abraham zou een groot volk ontstaan. Dat volk is het volk van alle gelovigen. Het is dus niet verwonderlijk dat doorheen de hele Bijbel van Abraham , de Hebreeër, wordt gezegd dat hij de aartsvader van het volk is, de vader van alle gelovigen.

Hij is degene die zijn vertrouwen stelde op God door naar Hem te luisteren (Gen 12,1-4). In het boek Genesis vinden we twee namen voor dezelfde persoon: Abram en Abraham. De naam Abram betekent: Vader is verheven. In de Bijbel komt hij ter sprake vanaf Genesis 11.

De naam verandertvan Abram in Abraham op het ogenblik dat God met hem een verbond sluit. In dit verbond zijn beide partijen – God en Abraham – met elkaar verbonden door een eed.

Door die eed zijn ze ook gehouden aan een plicht. Zo moet Abraham beloven dat alle mannen en jongens van zijn stam, te beginnen bij Ismaël, besneden moeten worden. Zo werd de besnijdenis het zichtbaar teken van het verbond tussen Abraham en God.

God van zijn kant komt ook zijn belofte na die Hij reeds had gemaakt toen Hij Abraham wegriep uit Ur. Zo sprak God tot Abraham: “Kijk naar de hemel en tel de sterren, als ge kunt. Zo talrijk wordt wordt uw nageslacht” (Gen. 15,5) Zo werd Abram tot Abraham, wat ‘Vader van velen’ betekent.

abraham_sterren_LR (01)
Het verbond van Abraham met God kan ons twee dingen leren.
Enerzijds geeft het weer hoe geloven in God een engagement inhoudt en niet vrijblijvend kan zijn. God vraagt iets van ons. Niet langer de besnijdenis naar het lichaam, maar de besnijdenis van het hart, zoals Paulus zegt in Romeinen 2,29. Kunnen wij God een zuiver en toegewijd hart aanbieden?
Anderzijds engageert ook God zich. Hij zegent ons wanneer wij ons aan Hem verbinden. Hij schenkt ons zijn Geest en maakt ons vruchtbaar in tal van goede werken, deugden en geestelijke gaven.

Abraham: trouw en gehoorzaam tot het uiterste.

Aan Abraham werd een talrijk nageslacht beloofd. Maar Abraham en Sara waren inmiddels oud en bejaard, nog steeds kinderloos en zelfs niet meer in staat om kinderen te verwekken. “Zal ik dan nog liefde genieten, nu ik verwelkt ben en ook mijn heer al oud is?” zegt Sara (Genesis 18,12).
Maar God laat hen niet in de steek en blijft trouw aan zijn belofte. Op een dag brengt God een bezoek aan Abraham en Sara toen ze hun tent hadden opgeslagen bij de eik van Mamre.

Abraham bereid als goede gastheer een uitstekende maaltijd klaar. En op het einde van die maaltijd deed God deze aanzegging: “Over een jaar kom Ik weer bij u terug: dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben” (Genesis 18,10).
Een jaar later schonk Sara de 100-jarige Abraham een zoon: Isaak (Genesis 21,5)

abraham_engelen_LR (02) arent_de_gelder
We kunnen ons indenken hoe bijzonder Isaak moet geweest zijn voor Abraham en Sara. Des te groter is de beproeving wanneer God hem vraagt zijn enige zoon Isaak te offeren.

Juist toen Abraham op het punt stond hieraan gehoor te geven, kwam een engel tussenbeide en Isaaks leven werd gespaard. Abraham had blijk gegeven van onvoorwaardelijke trouw aan God en aan zijn wil.
Doordat Abraham zoveel voor God over had, sloot God opnieuw een verbond met hem, en beloofde dat zijn nakomelingen rijk gezegend zouden worden

“Bij Mijzelf heb Ik gezworen: omdat gij dit gedaan hebt, en Mij uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden, daarom zal ik u overvloedig zegenen en uw nakomelingen even talrijk maken als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee” (Genesis 22,16-17).

abraham_isaak_LR (02) caravaggio
Voor God is niets onmogelijk. Wanneer alle hoop verloren lijkt te zijn, er nergens meer een uitweg te bespeuren valt, dán juist verrast God ons telkens weer opnieuw met zijn genade. Maar dit overkomt ons enkel als wij trouw zijn tot het uiterste, als wij blijven geloven tegen alle wanhoop in, als wij bereid zijn Gods wil te volbrengen ook al moet daar een zware prijs voor betaald worden.
Zijn wij daartoe bereid? Zijn wij bereid om trouw te blijven aan God, wat het ook moge kosten? Is ons geloof zo sterk en groot dat het elke hindernis kan overwinnen? Zijn wij bereid om God te geven wat Hij van ons vraagt, zelfs ons eigen leven als het moet?.

Abraham in het Nieuwe Testament.

Door Gods zegening is Abraham de vader van het Israëlitische volk geworden. Uit zijn nageslacht zou uiteindelijk ook onze Heer Jezus geboren worden. De eerste zin van het Evangelie volgens Matteus verwijst er in elk geval naar: “Afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. Abraham was de vader van Isaak, Isaak van Jakob, Jakob van Juda en zijn broers” (Mt 1,1-2).

abraham_stamboom LR (01)

Meermaal wijst Jezus in zijn verkondiging op de ontvankelijkheid van Abraham ten aanzien van God. Abraham geloofde op Gods’ belofte nog voor hij het resultaat van die belofte kon zien. Hoe anders dan de joodse geloofsgenoten ten tijde van Jezus!

Eigenlijk komt de betekenis van de figuur van Abraham pas tot zijn volle betekenis vanuit Jezus Christus. Want de beloften die God aan Abraham heeft gedaan zijn heel erg belangrijk. Zoals de pilaren waarop een gebouw rust, zo zijn deze beloften de basis of het fundament van het Evangelie. Dit verklaart waarom de naam van Abraham zo dikwijls in het Nieuwe Testament wordt genoemd. Hij is niet alleen de stamvader van Israël, maar ook “de drager der beloften” (Hebreeën 7,7). Paulus schrijft aan de gemeenten van Galatië: “Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad.” (Galaten 3:16). Het is een weerklank van de beloften waarover wij lazen in het boek Genesis.

Het Evangelie staat dus niet los van Genesis. Vele christenen hebben de neiging om het Nieuwe Testament los te maken van het Oude Testament. Het Nieuwe Testament maakt in werkelijkheid een onverbrekelijk deel uit van het Oude Testament. Een huis kan niet worden gebouwd zonder fundering; het goede nieuws van het koninkrijk kan niet worden begrepen zonder kennis te hebben van de basisbeloften aan Abraham!

De apostel Paulus komt aan het eind van de brief aan de Galaten, hoofdstuk 3, tot nogmeer geweldig rijke uitspraken: “Door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus bekleed.
Er zijn geen joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus. En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte”
(Gal 3,26-29).

abraham_LR (02)
  1. U bent allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus.
  2. Want u allen, die in Christus gedoopt bent (de gedoopte gelovigen zijn overgebracht van de doodssituatie naar de levenssituatie), hebt u met Christus bekleed. Een krachtig beeld om te laten zien, dat wij Christus als het ware aan moeten doen, zodat wij volledig één met hem zijn. Eerst leggen we het oude kleed van het leven naar het vlees af en daarna doen wij Christus aan.
  3. God maakt hierbij geen onderscheid tussen jood of Griek, mannelijk of vrouwelijk.
  4. U bent allen één in Christus Jezus. Zij zijn verenigd met de Heer Jezus Christus om zijn broeders en zusters te zijn en te delen in zijn heerlijkheid. Wie zich met hem heeft bekleed, is voortaan “in Christus” zoals Paulus dat op verschillende plaatsen noemt (bijvoorbeeld Ef 1, 13).
  5. Indien u van Christus bent (= verbonden met Christus), dan bent u (meervoud) zaad van Abraham (het meervoud van de belofte komt tot uitdrukking in de verbintenis van allen in Christus Jezus, Rom 6).
  6. en naar de belofte erfgenamen (de erfenis is eeuwig leven in Gods koninkrijk op aarde).

Tot slot.

In Abraham was de belofte door God gegeven … Nu wij de veertigdagentijd ingaan geldt ook Gods belofte die Hij in Jezus Christus vervuld heeft ook voor ons. Door het doopsel en een leven van gemeenschap met de Heer. Moge Abraham voor jou een gids zijn doorheen deze tijd van vasten, gebed en goede werken. Zo vervullen wij de belofte dat ook wij kinderen van Abraham zijn, kinderen Gods in Christus Jezus.

abraham_isaak_LR (01) g_b_tiepolo

De profeet Jesaja

Een profeet van geloof en vertrouwen.

In de tijd waarover het boek van de profeet Jesaja het heeft was het oorspronkelijk koninkrijk van Israël (zoals dat bestond onder koning David en koning Salomo) opgesplitst in twee: het koninkrijk Israël in het noorden en het koninkrijk Juda in het zuiden, met Jeruzalem als hoofdstad. Het is in het sterfjaar van koning Uzzia van Juda (740 vr. Chr.) dat Jesaja tot het profetenambt geroepen wordt en in Jeruzalem als profeet optreedt.

Beide koninkrijkjes Israël en Juda stonden in de schaduw van grote buur Assyrië. Ze hadden niet zoveel te beteken en dienden hun heil te zoeken in coalities om enigszins blok te kunnen vormen. Israël sloot een bondgenootschap met Syrië en wilde ook dat Juda zich daar bij aansloot. Toen koning Achaz van Juda dit weigerde vielen koning Resin en koning Pekach (de koningen van Syrië en Israël) Juda aan. Achaz wil daarom steun zoeken bij het machtige Assyrië.

Juda dreigde dus de speelbal te worden van de politiek der grootmachten waarom Jesaja zich met de politiek gaat moeien.

De vraag die het uitgangspunt zal vormen van Jesaja’s prediking is deze: op wie vertrouwen wij écht? Voor Jesaja is het duidelijk: het gelovige volk dient zijn vertouwen en hulp niet te zoeken bij wereldse machten, het heeft zijn heil en steun niet te verwachten van mensen. Wie gelooft vertrouwt enkel op God!

jesaja (101) LR michelangelo_sixtijnse_kapel
Koning Achaz luister niet. Hij doet toch een beroep op Assyrië en werd zo de facto aan koning Tiglatpileser III onderhorig. Wanneer Hizkia op de troon komt in 736 vr. Chr. doet die het aanvankelijk niet veel beter. Hij zoekt zijn steun bij het invloedrijke Egypte. Opnieuw ziet Jesaja zich genoodzaakt op te treden. Hij preekt tegen het aangaan van elke militaire alliantie en roept op enkel zijn vertrouwen te stellen in God.

Het komt tot een kritieke ontknoping wanneer koning Sanherib van Assyrië oprukt tegen Juda en de overgave van Jeruzalem eist. Vertrouw enkel op God! blijft Jesaja roepen. De vrome Hizkia gehoorzaamt en Jeruzalem wordt niet ingenomen. Wie zijn vertrouwen stelt op God, die wordt beloont, zo luidt de boodschap.

jesaja (107) LR
jesaja (103) LR kaart
Het voorgaand is het onderwerk van de hoofdstukken 1-39. Voor de daaropvolgende hoofdstukken gaat men er van uit dat het om een andere profeet gaat die men de Tweede Jesaja noemt. De vijand is nu niet langer Assyrië, maar Babylonië. En het volk leeft nu in ballingschap. De profeet kondigt hoop en vertrouwen aan, verlossing ook uit de ballingschap. Want de Perzische koning Cyrus is aan zijn opmars begonnen en zal Baybon ten val brengen.

Maar ook nu blijft de boodschap van (de Tweede) Jesaja dezelfde: hij blijft de profeet van het geloof en het vertrouwen op God. God is immers groot en machtig. Hij doet zijn heerschappij gelden.

Hij is het die de geschiedenis beheerst. De wereld ligt in zijn hand. Het zou daarom een vanzelfsprekendheid moeten zijn om zich in tijden van nood tot de Heer te richten en enkel te vertrouwen op Hem. In dezelfde toonaard zingt de psalmist: “Want beter is het te gaan tot de Heer, dan op een mens te vertrouwen; en beter is het te gaan tot de Heer, dan te vertrouwen op vorsten” (Ps. 118,8-9). Wie zijn hulp elders zoekt, die geeft blijk van een gebrek aan vertrouwen in God en van afvalligheid.

Een profeet van boete en bekering.

‘Jesaja’ betekent in het Nederlands ‘De Heer is verlossing’ en dat geeft meteen de algemene teneur weer van de inhoud van dit profetenboek. Te midden van de dreiging van oorlog, buitenlandse agressie en overheersing, spoort de profeet Jesaja, zoals gezegd, aan op vertrouwen en hoop op de Heer. Israël moet zijn heil zoeken bij de Heer, niet bij mensen. Want alleen de Heer kan verlossing brengen, niet de mens. Verlossing komt per definitie van de Heer en van Hem alleen: enkel de Heer is Verlosser, Heerser en Koning.

In het verlengde hiervan spoort de profeet Jesaja aan op bekering van zonde, van boete en berouw, van vasten en aalmoezen.

“In rust en berouw ligt uw redding,in geduld en vertrouwen ligt uw kracht.’ (Jes. 30,15)

Een terugkeer naar de Heer is immers broodnodig wil men van de Heer ook heil en verlossing verwachten. God wil zijn volk beschermen maar verwacht doorvoor in ruil een heilige levenswandel. Daarom klaagt Jesaja sociaal onrecht aan, de verkrachting van de wet en de schijnheilige beleving van de cultus.

jesaja (104) LR
Het is dan ook begrijpelijk waarom de profeet Jesaja een belangrijke rol speelt in de spirituele beleving en in de liturgie van de veertigdagentijd.

Vooral in de lezingen voor de eucharistie laat Jesaja zijn stem horen: valse vroomheid, onrechtvaardigheid, dubbelheid van hart en tong zijn een gruwel in Gods oog. Het niet naleven van Gods wetten en geboden is arrogantie betonen jegens God. Dat is geen manier om verlossing te zoeken en te bekomen!

Daarom doorprikt Jesaja de valse godsdienstige vroomheid vraagt en roept hij op tot echte bekering.

icoon moeder_gods_teken (100) LR

Een profeet van verlossing.

Voor wie oprecht van hart is, voor wie het juiste vasten naleeft, voor wie rechtvaardig leeft en Gods gebiedend woord eerbiedigt stelt God wél verlossing, troost, zegening en heil in het vooruitzicht. God laat zijn volk niet in de steek en kondigt de profeet Jesaja de komst van de Messias aan die de getrouwen van God zal komen verlossen.

Die komst van de Messias doet een nieuwe tijdperk aanbreken waarin gerechtigheid zal triomferen. Een tijdperk waarin vrede zal heersen, niets meer te vrezen valt en heel de schepping tot harmonie zal komen onder het wijs beleid van de Messias.

“De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, hget kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden. De koe en berin sluitenvriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet haksel als het rund, de zuigeling speelt bij het hol van de adder, het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang.
Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg. (Jes. 11,6-9).

jesaja (105) LR

Het spreekt dan ook voor zich dat de teksten van de profeet Jesaja een belangrijke rol spelen in de periode van de advent waarin wij allen hoopvol verlangend uitzien naar de (weder)komst van de Messias.

Introïtus 2de zondag van de advent:
“Volk van Sion, ziet! De Heer zal komen om alle naties te redden: en de Heer zal u de heerlijkheid van zijn stem laten horen, tot vreugde van uw harten.” (Jes. 30, 19.30)

Communio 4de zondag van de advent:
“Zie de jonge vrouw is zwanger en zal een Zoon ter wereld brengen, en gij zult hem de naam Immanuel geven” (Jes. 7,14)

Hymne Rorate Caeli
“Hemelen laat uw hoogten druipen en gerechtigheid uit de wolken stromen. Aarde open uw schoot, laat het heil ontbloeien en gerechtigheid ontkiemen. Ik de Heer heb dat alles geschapen” (Jes. 45,8)

Communio van de nachtwake van Kerstmis
“De heerlijkheid van de Heer zal zich openbaren, en alle mensen zullen hem zien” (Jes. 40,5)

Introïtus van de dagmis van Kerstmis
“Want een kind wordt ons geboren, een Zoon wordt ons gegeven” (Jes. 9,5)

De profeet Elia

De profeet Elia kunnen we wel een van de kleurrijkste profeten van het Oude Testament noemen. Hij kende veelbewogen leven en heel wat pittige verhalen over hem kunnen we nalezen in de Bijbelboeken I en II Koningen. In deze catechese maken we kennis met zijn leven en boodschap.

elia_LR (10)

Profeet in een woelige tijd.

De profeet Elia leefde in de 9de eeuw voor Christus. Een eeuw voordien was het koninkrijk Israël, dat een hoogtepunt bereikt had onder koning David en koning Salomo, uiteengevallen in een zuidrijk Juda en een noordrijk Israël.

Met de op splitsing brak een lange periode aan van langzaam verval op godsdienstig gebied. Koningen van noord en zuid namen het niet zou nauw meer met de erdienst aan Jahwe. de geloofstrouw verzwakte en het geflirt met andere afgodencultussen nam alsmaar toe. Vooral voor de cultus van Baäl werden her en der nieuwe tempels en altaren opgericht.

Het is in deze context dat de profeet Elia op het toneel verschijnt. Hij werd geboren in Tisbe, in het noordrijk, en leefde ten tijde van het koningschap van Achab (874-853). Hij bevorderde sterk de Baälcultus onder invloed van zijn echtgenote Izebel, de dochter van de koning van Tyrus en Sidon.
Over koning Achab zegt de Bijbel het volgende: “Alsof Achab het nog niet genoeg vond de zonden van koning Jerobeamna te volgen, nam hij Izebel, een dochter van Etbaäl, de koning van de Sidoniërs, tot vrouw en ging hij Baäl dienen en aanbidden.
Hij richtte voor Baäl een altaar op in de Baältempel die hij in Samaria had laten bouwen. Ook liet Achab een heilige paal maken en deed hij nog andere dingen, zodat hij Jahwe, de God van Israël, nog meer tergde dan al de koningen van Israël vóór hem” (1 Kon 16,31-33).

kaart_israel_juda_LR (01)
Het duurde niet lang of de aanhangers van Jahwe – met Elia op kop – kwamen in verzet. Deze strijd voor de goede zaak en het rechte geloof zou Elia niet enkel in zwaar conflict brengen met de koning Achab (en nog meer met koninging Izebel), met de bedreiging van zijn leven op de koop toe, maar zou hem ook in een innerlijke strijd doen belanden.

De strijd voor Jahwe bracht hem in een diepe crisis en op het randje van de moedeloosheid. Even wilde hij het zelfs opgeven omdat hij het niet meer zag zitten. Elia is daarom niet alleen een voorbeeld van de heilige strijd om het rechte geloof in Jahwe, maar ook het voorbeeld van wat God tot stand kan brengen in kleine mensen.

Op hem is toepasbaar wat de apostel Paulus eeuwen later zou schrijven: als ik zwak ben, dan ben ik sterk (dankzij Gods genade) (2 Kor 12,10).

baal_LR (01)

Jahwe of Baäl.

Het optreden van de profeet Elia stond van het begin tot het einde in het teken van de verdeding van het geloof in Jahwe als de enige ware God van Israël. Wanneer Israël gebukt gaat onder een lange droogte en de hongersnood die er het gevolg van is, ontmoeten koning Achab en Elia elkaar. Achab beschuldigt Elia ervan de oorzaak te zijn van alle ellende in het land terwijl Elia, op zijn beurt, wijst op Achabs geloofsafval als de bron van de toorn van Jahwe.

Het conflict zal uitlopen op een krachtmeting. Om de macht van Jahwe te tonen daagt Alia 450 profeten van Baäl en 400 profeten van Asjera uit voor een godsoordeel, boven op de berg Karmel. Het is letterlijk één tegen allen.
De opdracht bestond er in dat een aan stukken gehouwen stier op een stapel hout werd gelegd zonder dat het vuur werd aangestoken: één stapel voor de profeten van de afgoden en één voor Eli, profeet van Jahwe.

elia_LR (08)
Ieder diende dan zijn eigen god te aanroepen en vuur uit de hemel af te smeken.
Urenlang dansten en zongen de profeten van Baäl en geselden ze zich zelfs. Maar zonder resultaat. Dan was het de beurt aan Elia. Hij liet zelfs water gieten over het hout. Op het gebed van Elias zond Jahwe dan een verzengend vuur uit de hemel dat stier en hout verteerde. Het godsoordeel had op die manier aangetoond dat Jahwe de ware God is. Het succes was volkomen. Op aansturen van Elia namen alle aanwezige Israëlieten de profeten van de afgoden gevangen en slachtten hen af.

Als klap op de vuurpijl kwam er na het vuur ook nog regen uit de hemel waardoor er een einde kwam aan de droogte.

elia_LR (06)
Het verhaal over dit godsoordeel, dat je kan nalezen in 1 Kon 18,20-40, is ruw en eindigt gruwelijk. Maar laat ons de essentie niet uit het oog verliezen. Elia komt op voor de trouw aan God en hekelt de hypocrisie van de Israëlieten. Nu eens buigen ze de knie voor Jahwe, dan weer buigen ze de knie voor Baäl. Ze dienen twee goden in de hoop er dubbel profijt uit te trekken. “Hoe lang blijft u nog op twee gedachten hinken?”, zo luidt het verwijt van Elia. Daartegenover stelt Elia de exclusiviteit van Jahwe: Hij is de enige ware God van israël. De enige God die Israël kan helpen in deze moeilijke tijden en dus ook de enige God op wie men kan betrouwen en van wie men heil kan verwachten.

De boodschap van Elia is moderner dan we misschien denken. Op wie of wat stellen wij ons betrouwen? Gaan ook wij niet voor allerlei afgoden door de knieën, behalve voor de God van Israël? Hinken wij ook niet op twee gedachten? Zo herinnert Elia ons dus aan onze geloofstrouw en onze geloofszuiverheid.

De ontmoedigde profeet.

Het gebeuren op de Karmel blijft niet zonder gevolg. De eliminering van de profeten van Baäl ontlokte de woede van koningin Izebel. zij zwoer een dure eed opm Elia hetzelfde lot te doen ondergaan. Met alle mogelijke middelen probeerde zij hem op te sporen en gevangen te nemen, maar zonder succes. Daarop vlucht Elia naar het zuidrijk Juda.

Hier treedt er een crisis op in het leven en het geloof van Elia. Moegestreden en moegetergd ziet hij het niet meer zitten. Waarom nog verder strijden? Iedereen lijkt het geloof in Jahwe vergeten te hebben. Hij is een van die enkelingen geworden van een kleine rest. Heeft het allemaal nog zin? Zit hij niet op een zinkend schip?

Hij trekt de woestijn in en legt zich neer onder een bremstruik om er te sterven. “Het wordt mij teveel, Jahwe; laat mij sterven want ik ben niet beter dan mijn vaderen” (1 Kon 19,4). Maar juist in de ogenblikken dat wij het zwakst zijn, maakt Gods genade ons weer sterk. Zo ook bij Elia: een engel bezoekt hem, laat hem eten en drinken en sterkt hem om weer op weg te gaan.

Na een lange tocht door de woestijn bereikt hij uiteindelijk de berg Horeb waar hij begenadigd wordt met een verschijning van God. Het relaas hiervan behoort wellicht tot de mooiste bladzijden uit de Bijbel:

elia_LR (04)
“Toen trok Jahwe voorbij. Voor Jahwe uit ging een zware storm, die bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde. Maar Jahwe was niet in de storm. Op de storm volgde een aardbeving. Maar ook in de aardbeving was Jahwe niet. Op de aarbeving volgde vuur. Maar ook in het vuur was Jahwe niet. Op het vuur volgde het suizen van een zachte bries. Zodra Elia dit hoorde, bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan aan de ingang van de grot” (1 Kon 19,11-13).
De Godservaring van Elia op de berg Horeb was in de eerste plaats een bevestig van zijn geloof een beloning voor zijn niet aflatende geloofstrouw.

Verder betekende het ook een uitzuivering van zijn geloof. Het geeft aan dat God niet gezocht moet worden in de natuurelementen. Dat was juist wat de cultussen van de afgoden deden. Zij vergoddelijkten de natuurelementen en zeiden: “Dit is God. Dit is Baäl”.

Wat Elia op de Horeb heeft mogen ervaren is dat God de schepping overstijgt en er niet door of toe beperkt kan worden. Elia kwam zo tot het meer uitgezuiverd godsbeeld van een transecendente, allesoverstijgende maar toch zeer nabije God.

elia_LR (01)

Voorloper van de Messias.

Het levenseinde van Elia is, net zoals zijn leven zelf, zeer merkwaardig verlopen. Na zijn vele disputen met koning Achab en diens opvolger Achazja, droeg Elia zijn bevoegdheid als profeet over aan zijn volgeling Elisa.Samen waren ze op weg en op de verschillende steden die ze op hun tocht bezochten riepen de profeten Elisa toe: “Weet u dat Jahwe uw heer vandaag ten hemel zal opnemen? Op het einde van de dag gebeurde dan het volgende: “Terwijl zij nu pratend verder gingen, kwam er een wagen van vuur met paarden van vuur, die hen van elkaar scheidde, en in een stormwind werd Elia ten hemel opgenomen. Elisa zag het en riep uit: ‘Vader, vader, Israëls strijdwagens en ruiterij!’ Toen hij hem nietmeer zag greep hij zijn kleren en scheurde ze doormidden.”

elia_LR (05)

Dit merkwaardige heengaan van de profeet Elia en zijn ‘hemelvaart’ heeft in het jodendom het geloof doen onstaan dat de profeet ooit zal weerkeren om de komst van de Messias aan te kondigen. Grond hiervoor vindt men in de laatste verzen van het Bijbelboek Maleachi (3,22-24 = 4,4-6). Hierin voorspelt de profeet Maleachi in naam van de Heer: “Zie, Ik ga u de profeet Elia zenden voordat de dag van Jahwe komt, de grote, vreeswekkende dag.” Om die reden voorzien de joden op het sederfeest (het begin van het joodse paasfeest) een extra beker wijn voor Elia en wordt op elk besnijdenisfeest een stoel voor hem voorbehouden. Van het geloof in de wederkomst van Elia om de Messias aan te kondigen vinden we ook nog sporen terug in het Nieuwe Testament. Op de vraag van Jezus aan zijn leerlingen “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?” antwoordden zei: “Sommigen zeggen Johannes de Doper, andere Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten.” (Mt 16,14; zie ook Mt 17,10)

In de christelijke traditie herkent men in Johannes de Doper de figuur van de profeet Elia als de Voorloper van Christus, de Messias. Dat is de interpretatie van Christus zelf zoals we die kunnen lezen in Mt 11,14 (zie ook: Mt 17,11-12; Mc 6,25; 8,28; 9,11-12; Lc 1,17; )

Tekenfilm.

Wil je het leven van de profeet Elia eens op een andere manier bekijken, dan hebben we hieronder een tekenfilm geplaatst. Helaas zonder Nederlandse ondertiteling.

elia_LR (03)

De vrouwelijke profeten

De plaats van vrouwen in de heilsgeschiedenis.

Op Paasmaandag 2012 benadrukte paus Benedictus XVI in zijn Regina Coeli-audiëntie de belangrijke rol die vrouwen spelen in het evangelie bij de verschijningen van de verrezen Jezus Christus. De evangeliën vertellen ons dat de eerste getuigen van de opstanding gelovige vrouwen waren. Dit is opvallend omdat: “in die dagen, in Israël, het getuigenis van vrouwen geen officiële juridische waarde had.” nochtans “ervaren vrouwen een speciale band met de Heer, wat cruciaal is voor het praktisch leven van de christelijke gemeenschap, en dit voor altijd, in elke periode, en niet alleen aan het begin van de Kerk.”

De Heilige Vader schonk ook aandacht aan de rol van de heilige maagd Maria, Moeder van de Heer, als het subliem en voorbeeldig model van deze relatie met Jezus, in het bijzonder in zijn Paasmysterie. Juist door de transformerende ervaring van het Pascha van haar Zoon wordt de Heilige Maagd Maria ook de Moeder van de Kerk, dat wil zeggen, van alle gelovigen en hun gemeenschappen.

Dit sluit nauw aan bij wat wij lezen in de Catechismus: “Gedurende het hele Oude Verbond is de zending van Maria voorbereid door die van heilige vrouwen. Geheel aan het begin staat Eva: ondanks haar ongehoorzaamheid ontvangt zij de belofte van een nageslacht dat over de Boze zal zegevieren en de belofte dat zij de moeder zou zijn van alle levenden.

Op grond van deze belofte ontvangt Sara ondanks haar hoge leeftijd een zoon. Tegen iedere menselijke verwachting in kiest God uit wat als hulpeloos en zwak wordt beschouwd, om de trouw aan zijn belofte te tonen: Hanna, de moeder van Samuel, Debora, Ruth, Judit, Ester en vele andere vrouwen.” (CKK 489)

feest_pinksteren

Profetessen en hun kwalificaties.

Vijf vrouwen in de Bijbel worden uitdrukkelijk vermeld met de titel van ‘profetes van de Heer’, vier onder het Oude Verbond: Mirjam, zus van Mozes, Debora in het boek Rechters, Chulda in het tweede boek der Koningen, en de vrouw van Jesaja. Er waren ook valse profetessen, maar daar houden we ons hier op jongerlo niet mee bezig.

En dan in het Nieuwe Verbond, Hanna, die genoemd wordt in de evangeliën. We moeten ook nog wijzen op de de vier dochters van Filippus die in de Handeling van de Apostelen vermeld worden als vrouwen met de gave van profetie.

Een profetes is gewoon een vrouwelijke profeet. Net als een profeet is een profetes een persoon die door God geroepen is. Een profeet (man of vrouw) is de spreekbuis van degene die hem of haar stuurt: de profeet spreekt namens de afzender (Exodus 7,1-2). Een profeet wordt beschouwd als een ziener (1 Samuël 9,9), want God geeft hem of haar de gave van voorkennis.

God openbaart zijn geheimen aan de profeten (Amos 3,7), en een ware profetie is een initiatief van de Heilige Geest (2 Peter 1,21). 1 Korintiërs 12,28 en Efeziërs 4,11 vermelden profeten als tweede in rang na de apostelen.

profetes (100)

Mirjam.

Mirjam was de oudere zus van Aäron en Mozes. In een poging om de joodse bevolking te controleren, had Farao besloten dat alle joodse jongetjes moesten worden gedood. Jochebed, de moeder van Mirjam en Mozes, verborg haar baby zoon zo lang mogelijk, maar wanneer Jochebed Mozes niet langer verbergen kon, zette ze hem in een klein biezen kistje en legde het in de Nijl.

Mirjam keek naar haar kleine broertje in het riet. Op een dag baadde Farao’s eigen dochter in de rivier en vond ze baby Mozes. Ze was verrukt met de kleine baby. Mirjam greep de gelegenheid, naderde dapper de dochter van Farao en suggereerde haar dat iemand de verpleegster van de baby zou kunnen worden.

Zo kwam Mozes terug bij zijn eigen moeder. Omdat Mirjam het initiatief nam was Mozes in staat om zijn vormende jaren door te brengen met zijn eigen biologische moeder. Mirjam had Mozes gered, die op zijn beurt de Israëlieten zal redden van hun slavernij.

Als volwassene krijgt Mirjam de titel van profetes, ze leidt de vrouwen in het openbaar vieren en het aanbidden van God na de oversteking van de Rode Zee (Exodus 15:20-21).

mirjam (100) LR

Debora.

Debora was tegelijkertijd rechter en profetes. Ze was de vierde rechter van het volk Israël (zie het boek Rechters, hoofdstukken 4 en 5).
Als een rechter van Israël had Debora een breed takenpakket waaronder zij beslissingen moest nemen over controverses, uitspraken doen, en juridische vonnissen ten uitvoer moest brengen.
Daarnaast werd een rechter ook belast met het bevrijden van het volk uit de zelf opgelegde slavernij door zich onder leiding van Gods Geest te stellen. Soms leidde de militaire actie tegen de vijanden van Gods volk.
Van alle leiders die boek Rechters vermeld staat Debora in het beste licht: ze wordt gezocht voor haar beslissingen, ze wordt eervol genoemd als “een moeder in Israël”, ze spreekt dapper voor Gods geboden, ze eert God in een lied van overwinning, en geen schandalen (te vergelijken met koning David) of morele controverses (te vergelijken met Simpson) zijn vermeld over haar.

De Kerk ziet overeenkomsten tussen de heilige maagd Maria en Debora. Ten eerste: Debora als Moeder van Israël, roept haar kinderen op om te wandelen langs de weg van de Tora. Maria is de Moeder van Jezus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is. Maria maant eveneens de dienaren te Kana om te doen wat Jezus hen vraagt (Joh. 2:1-5). Ten tweede: Debora leidt Israël naar de overwinning in de Heer, waarbij het water het symbool of het middel van de overwinning is in het Lied van Debora. De Kerk ziet dit als een voorafbeelding van de verandering van water in wijn te Kana, waardoor het de eerste openbaring wordt van Jezus’ heerlijkheid (Joh. 2:11).

debora (100) LR
Verder wordt Debora gezien als moeder van Israël in de geest, terwijl Maria de Moeder is van alle gelovigen, vertegenwoordigd door de geliefde discipel aan de voet van het kruis (Joh. 19:25-27).

Er is ook de gelijkenis van de Heilige Geest die rust op zowel Debora als Maria. Debora is een opmerkelijk leider die beschikt over de gaven van profetie en wijsheid. Haar beslissingen resulteren in een overwinning voor Israël in de handen van een andere moedige vrouw, Jaël.

Deborah zingt in haar lofzang alle vertrouwen in God uit en beschrijft de overwinning aan de macht van God over de buitenlandse koningen.

Maria is geen rechter of profeet, noch is ze een leider in tijd van oorlog. Ze toont een soortgelijke gave van wijsheid in haar hooglied, het Magnificat, waarin eveneens de macht van God over de vijanden van Israël uitgezongen wordt. Ze is uiteindelijk veel groter dan Debora “gezegend boven alle vrouwen” en “vol van genade”.

debora (101) LR

Chulda.

Chulda wordt profetes genoemd in 2 Koningen 22:14-20 en 2 Kronieken 34:22-28. Ze was een tijdgenoot van de profeet Jeremia, onder het bewind van koning Josia.

Josia werd koning van Juda op de prille leeftijd van acht jaar. Hij was een rechtvaardige heerser die volgde in de voetsporen van een lange lijn van slechte koningen.

Onder leiding van zijn goddeloze voorouders, was Juda afgedaald tot afgoderij en had God vergeten. Josia deed een poging om de relatie met God te herstellen.

Hij herstelde de tempel van de Heer maar tijdens de renovatie maakte de hogepriester een verbazingwekkende ontdekking, hij vond het verloren boek van de Wet. In het boek stond een voorspelling dat het land zal vervloekt worden omwille van haar zonden en afvalligheid. De koning stuurde zijn ambtenaren naar Chulda en zij verifieert het boek en geeft een grimmige prognose.

boekrol (100) LR
Zoals het noodzakelijk is voor profeten is Chulda niet onder de indruk van door grote titels of wordt zij niet geïntimideerd door de kracht van mensen. (Zie bijvoorbeeld ook 2 Koningen 5:10-12 voor het verhaal van Elisa en zijn relatie tot de rijke en machtige generaal Naäman). Deze houding wordt bevestigd door de manier waarop ze reageert, vol vertrouwen en met bevoegdheid, tegen de hooggeplaatste regeringsfunctionarissen: “De mannen raadpleegden haar en Chulda antwoordde hun: ‘Zo spreekt de Heer, de God van Israël: Tegen de man die u naar mij gestuurd heeft moet u zeggen: “Zo spreekt de Heer: Ik ga onheil brengen over deze plaats en haar bewoners, al het onheil uit het boek dat de koning van Juda gelezen heeft”.

Chulda blijft profeteren dat het goddelijk oordeel inderdaad zal komen over het land van Juda. God echter reageert met genade voor de koning omwille van zijn boete.

chulda tempel (100) LR
Reconstructie van de tombe van Chulda nabij de tempel van Jeruzalem.

De Vrouw van Jesaja.

De echtgenote van de grote profeet is beschouwd als een profetes in Jesaja 8:3 “Daarna had ik gemeenschap met de profetes. Zij werd zwanger en bracht een zoon ter wereld. En de Heer zei: ‘Noem hem Spoedig-Roof-Buit-Nabij”.

Hanna.

We vinden haar in de tempel bij de Opdracht van de Heer. Lucas 2,36 getuigt: “Ook was daar de profetes Hanna, een dochter van Penuël, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; na haar meisjesjaren was ze zeven jaar getrouwd geweest en daarna weduwe gebleven; nu was ze vierentachtig”.

Hanna is een profetes die getuigt van de Verlosser. Ze was erg oud en besteedde al haar tijd aan God de aanbidding van God door te vasten en te bidden in de tempel. Bij het zien van het kindje Jezus loofde ze God, en ze vertelde vol vreugde van het kind aan allen die in de gemeenschap van de Israëlieten op zoek waren naar de verlossing voor Jeruzalem.

hanna (100) LR rembrandt

De kerkleraressen: moderne profetessen?

Op 10 mei 2012 erkende Paus Benedictus XVI de liturgische cultus van de heilige Hildegard von Bingen voor de universele Kerk, in een proces van “gelijkwaardige heiligverklaring”.

Op 27 mei 2012, heeft de paus bekend gemaakt dat hij haar op 7 oktober 2012 tot de 35ste Doctor Ecclesiae zal verklaren. Ze staat algemeen bekend als de “Teutoonse profetes”.

Benedictus XVI gaf een catechese over deze profetes:

“De H. Hildegard von Bingen is een belangrijke vrouwenfiguur uit de middeleeuwen die zich onderscheidde door haar spirituele wijsheid en de heiligheid van haar leven.

hildegard_bingen (100) LR
De mystieke visioenen van Hildegard gelijken op die van de profeten uit het Oude Testament: zij drukt zich uit met de culturele en religieuze uitingsvormen van haar tijd, zij interpreteert de Heilige Schriften in Gods licht en past ze toe op de verschillende omstandigheden van het leven.

Zo voelde ieder die haar hoorde, zich opgeroepen om een coherente en geëngageerde christelijke levensstijl te beoefenen. […]

Zij maakte hun harde verwijten de natuur van de Kerk te willen omvergooien, door hen eraan te herinneren dat een ware vernieuwing van de kerkgemeenschap niet zozeer verkregen wordt door verandering van structuren dan door een geest van oprechte boete en een actieve weg van bekering.
Het gaat hier om een boodschap die wij nooit zouden mogen vergeten. Roepen wij steeds de Heilige Geest aan opdat Hij in de Kerk heilige en moedige vrouwen zou opwekken zoals de heilige Hildegard van Bingen die de gaven valoriseerde die zij van God gekregen had, om zo hun kostbare en eigen bijdrage te leveren tot de geestelijke groei van onze gemeenschappen!”
(Klik hier voor de volledige tekst van de paus)

hildegard_bingen (101) LR

De vrouwen in dienst van het Evangelie.

Wij sluiten af met de woorden van onze heilige Vader de Paus, die altijd hulde heeft gebracht aan de fundamentele rol van vrouwen in de christelijke kerken. Onlangs hoorden wij in ons land van groeperingen die oproepen tot ongehoorzaamheid omdat vrouwen niet tot priester kunnen worden gewijd. Dit gaat in tegen de definitieve beslissingen van het Magisterium, het Leergezag van de Kerk, zoals de zalige Paus Johannes Paulus II verklaarde. Het is een onherroepelijke verklaring dat de Kerk geen machtiging van de Heer heeft ontvangen aangaande de wijding van vrouwen. Maar we moeten dit niet beschouwen in een negatieve licht, laat ons liever na denken over de rijke plaats die vrouwen bekleden in dienst van het Evangelie:

“Zeker, Jezus koos, wij weten het, uit zijn leerlingen twaalf mannen uit als Vaders van het nieuwe Israël. Hij koos hen “om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken” (Mc. 3, 14-15).

Dit is een evident feit. Maar naast de Twaalf, – steunpilaren van de Kerk, vaders van het nieuwe Volk van God -, zijn er onder de leerlingen ook veel vrouwen gekozen. Ik kan alleen maar heel kort verwijzen naar degenen die Jezus op zijn weg is tegengekomen, om te beginnen naar de profetes Hanna; naar de Samaritaanse vrouw, de Syrofenicische vrouw, de vrouw die aan bloedvloeiing leed en de zondares die vergeving kreeg. […]

vrouwen (100) LR
Kortom, de geschiedenis van het christendom zou heel anders gelopen zijn als er niet de edelmoedige bijdrage van veel vrouwen geweest was. Het is om deze reden dat, zoals mijn vereerde en dierbare voorganger Johannes Paulus II in zijn Apostolische Brief “Mulieris Dignitatem” (Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, 15 augustus 1988) heeft gezegd, dat “de Kerk dank brengt voor alle vrouwen en voor iedere vrouw …
De Kerk brengt dank voor alle uitingen van het vrouwelijke ‘genie’ welke zich in de loop van de geschiedenis onder alle volken en naties hebben voorgedaan; zij dankt voor alle charisma’s die de Heilige Geest in de geschiedenis van het Volk van God aan de vrouwen schenkt, voor alle overwinningen die zij aan hun geloof hoop en liefde te danken heeft: zij dankt voor al de vruchten van de vrouwelijke heiligheid”.
Zoals men ziet: de lof geldt de vrouwen in de loop van de geschiedenis van de Kerk en wordt uitgedrukt in naam van heel de kerkelijke gemeenschap.

Ook wij verenigen ons met deze waardering en danken de Heer, dat Hij zijn Kerk leidt, van generatie op generatie, en zich daarbij zonder onderscheid laat helpen door mannen zowel als vrouwen die hun geloof en hun doopsel vruchtbaar weten te maken voor het welzijn van het hele Lichaam dat de Kerk is, tot groter glorie van God.”
(Klik hier voor de volledige tekst van de paus)

vrouwen (101) LR

De evangelies

What’s in a name? Het Evangelie en de evangelies.

Overeenkomstig het oorspronkelijke Griekse woord betekent het woord “Evangelie” allereerst het “Goede Nieuws van heil” en de verkondiging ervan.

Het verwijst dan zowel naar de prediking van Jezus‘ zelf, die de nabijheid van het Koninkrijk van God verkondigde, als naar de naar de latere prediking van zijn volgelingen die verkondigden hoe Gods heil in de persoon van Jezus Christus gerealiseerd werd.
Dit “Goede Nieuws” werd aanvankelijk enkel op mondelinge wijze verkondigd en doorgegeven. We merken dat reeds bij de apostel Paulus die in zijn brieven zijn verkondiging vaak aanduidt als ‘mijn evangelie’. En ook het evangelie van Marcus, bijvoorbeeld, opent met de woorden: ‘Begin van de Goede Boodschap (Evangelie) van Jezus Christus, Zoon van God.’

evangelies_01
Het is pas met de martelaar Justinus, in het midden van de tweede eeuw, dat met het woord evangelie ook verwezen wordt naar een geschreven tekst. Zo werd ‘evangelie’ de naam voor elk van de vier boeken van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Deze vier boeken stemmen met elkaar overeen in hun bedoeling: een schets geven van de heilsbetekenis van Jezus’ levensloop, zijn woorden en daden, waarbij de nadruk ligt op zijn lijden, dood en verrijzenis.
Omdat er in deze tijd meerdere geschriften in omloop waren die aan deze doelstelling beantwoordden, werd het woord ‘evangelie’ voortaan ook in het meervoud gebruikt.

De wordingsgeschiedenis van de evangelies.

De vier evangelies zijn niet in één keer op schrift gesteld, maar kennen een lange wordingsgeschiedenis. Ze zijn samengesteld uit tal van verschillende tradities die teruggaan op Jezus zelf of op de eerste christelijke gemeenschappen. Maar elk evangelie verraadt ook de hand van de evangelist-redacteur die verantwoordelijk is voor de huidige compositie ervan.

Over de precieze wordingsgeschiedenis van de evangelies bestaat geen eensgezindheid. In de loop der geschiedenis zijn meerdere theorieën opgesteld die elk op zich een verklaring proberen te geven voor zowel de verschillen als de overeenkomsten tussen de evangelies.

Momenteel huldigen de meeste bijbelgeleerden echter de ‘tweebronnentheorie‘. Daarin gaat men er van uit dat Marcus het oudste evangelie is (waarschijnlijk rond 70 in Rome tot stand gekomen).

evangelies_05
Bij het schrijven van Jezus hebben de evangelisten Matteüs en Lucas het evangelie van Marcus als bron benut. Maar naast Marcus hebben zij ook – ieder op zijn eigen wijze – een tweede bron gebruikt: een apart bestaande verzameling van uitspraken van Jezus. Als vierde evangelie staat Johannes geheel buiten deze tweebronnentheorie. De overeenkomsten tussen Johannes en de synoptici zijn ook heel beperkt. Maar dat sluit niet uit dat ook Johannes op oude bronnen teruggaat.
evangelies_02

Aan categorie apart: de synoptische evangelies.

Uit de wordingsgeschiedenis van de evangelies blijkt al gauw hoe de eerste drie evangelies (Matteüs, Marcus en Lucas), in vergelijking met het vierde evangelie ( Johannes), een categorie apart vormen. Dat komt omdat zij een sterke overeenkomst vertonen in de verhaalstof en de ordening ervan.

Deze overeenkomst is zo sterk dat men ze in drie kolommen naast elkaar kan plaatsen zodat een overzicht bekomen wordt. Voor zo’n overzicht in drie kolommen hanteert men het Griekse woord synopsis’ (samen-zien). Zo komt het dat men de drie evangelies de synoptische evangelies noemt.

evangelies_03

Van vele evangelies naar vier evangelies.

In de loop van de tweede eeuw ontstonden er heel wat nieuwe geschriften die qua naar, inhoud en stijl veel overeenkomsten vertoonden met de reeds bestaande (en oudere) brieven, evangelies en handelingen zoals we die kennen vanuit het huidige Nieuwe Testament.
Stilaan voelde men de noodzaak aan om tot een vaste verzameling te komen van erkende geschriften: een canon van het Nieuwe Testament. Die ontwikkeling gebeurde op een spontane wijze, maar niet willekeurig. Om de canoniciteit van een geschrift vast te stellen hanteerde men toch enkle criteria: de apostolische oorsprong (gaat het geschrift terug op een apostel of iemand uit zijn omgeving?), het gebruik in de liturgie (wordt het geschrift reeds lange tijd aangewend in de liturgische samenkomsten?) en de rechtgelovigheid (vertolkt het geschrift inzichten die in overeenstemming zijn met de bredere apostolische traditie en verkondiging?).

Historisch gezien weten we dat de huidige vier evangelies reeds in het midden van de tweede eeuw beschouwd werden als één onderdeel van het Nieuwe Testament. Het zijn dan ook enkel deze evangelies van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes die opgenomen werden in de canon. We noemen ze daarom de vier canonieke evangelies.

evangelies_04
Naast deze vier evangelies werden dus nog andere, jongere, evangelies geschreven. Zo bestond er een evangelie van de Nazareeërs, van de Hebreeën en van de Egyptenaren. Deze evangelies kennen we enkel vanuit enkel citaten in andere werken uit de christelijke oudheid.
Van het evangelie van Petrus bezitten we ook niet meer dan een fragment. Beter bekend zijn het evangelie van de Waarheid, van Filippus, van Judas en van Thomas. Deze evangelies bevatten haast geen verhaalstof over het leven van Jezus en omvatten enkel uitspraken. Het proto-evangelie van Jakobus beperkt zich dan weer tot Maria en de omstandigheden van de geboorte van Jezus.

Deze evangelies noemen we apocriefe evangelies omdat ze niet werden opgenomen in de canon met de boeken van het Nieuwe Testament.

De evangelisten en hun afbeeldingen.

In de loop van de geschiedenis zien we ook hoe elk van de vier evangelies een eigen symbool krijgt toegewezen. In glasramen, bas-reliëfs, mozaïeken, boekversieringen enz. zien we deze symbolen telkens weer terugkeren. Zo wordt Matteüs afgebeeld als een mesn (of een engel), Marcus als een leeuw, Lucas als een stier en Johannes als een adelaar.

evangelies_06
evangelies_07

De oorsprong hiervan ligt bij een passage uit de Openbaring van Johannes. In een visioen beschrijft Johannes de troon van God en zijn hemelse hofhouding:

En zie: er stond een troon in de hemel en op de troon was iemand gezeten. En die erop gezeten was, was van aanzien gelijk jaspissteen en karneool. En rond de troon was een regenboog, helder als smaragd. … Van de troon gingen bliksemstralen uit en dreunende donderslagen. … En rondom de troon waren vier dieren, bezaaid met ogen voor en achter. En het eerste dier geleek op een leeuw en het tweede op een jonge stier, en het derde dier had een gelaat als van een mens en het vierde dier geleek op een adelaar in zijn vlucht. En de vier dieren hadden elk zes vleugels; rondom en van binnen zijn zij met ogen bezet. En zij roepen zonder rusten dag en nacht: “Heilig, heilig, heilig, Heer, God, Albeheerser, die was en die is en die komt (=Openbaring van Johannes, 4,2-8).

Oud-christelijke schrijvers zoals Ireneüs van Lyon (tweede eeuw) hebben deze vieren verbonden aan vier evangelisten.

Over de eigenheid van elke evangelist wordt dieper ingegaan in aparte bijdragen.

Klik hier voor: Matteüs – Marcus – Lucas – Johannes

De evangelist Matteüs

Wie was Matteus?

Matteüs was niet enkel evangelist maar ook één van de apostelen van Jezus. Hij heeft dus Jezus van zeer nabij kunnen volgen. Vóór zijn roeping was hij tollenaar, een belastingontvanger die werkte voor de Romeinse bezetter in die tijd (Mt 10,3). Bij de andere evangelisten wordt hij ook wel Levi genoemd (Lc 5,27; Mc 2,14).

De roeping van Matteüs door Caravaggio.
De roeping van Matteüs door Caravaggio.

Matteus staat dicht bij de apostel Petrus. We stellen immers vast hoe de eerste onder de apostelen een hoog aanzienlijke plaats inneemt in dit evangelie. Petrus wordt zalig geprezen als ontvanger van de Openbaring, hij wordt rots genoemd en ontvangt de sleutels van het Rijk der Hemelen. Petrus krijgt zo de volmacht om te binden en te ontbinden.

Vermoedelijk schreef Matteus z’n evangelie niet lang na het jaar 70. In het Jodendom vormt deze datum een breuklijn omdat in dit jaar de stad Jeruzalem werd veroverd door de Romeinen en de joodse tempel volledig verwoest werd. De vele discussies in het evangelie met de farizeeën lijken daarop te wijzen; maar vooral de aankondiging van de verwoesting van de tempel door Jezus (Mt 22,7).

Voor wie schreef Matteüs zijn evangelie? Bijbelgeleerden menen uit de inhoud van het evangelie te kunnen afleiden dat Matteüs een kerkgemeenschap voor ogen had die reeds tot ontwikkeling was gekomen en te kampen had met haar groeipijnen.

jeruzalem_tempel (01)
Een van die moeilijkheden was bijvoorbeeld de verhouding tussen joden en christenen. De spanningen tussen beide geloofsgroepen weerspiegelt zich in de spanning tussen Jezus en de farizeeën. Die spanning neemt systematisch toe naarmate Jezus de stad Jeruzalem nadert. Want in het Matteüsevangelie schuilt ook een duidelijke geografische structuur.

matteus_structuur

Eerste kenmerk van het Matteüsevangelie.

Wanneer we de belangrijkste karakteristieken van het Matteüsevangelie in kaart willen brengen, dan valt allereerst op hoe Matteüs in zijn evangelie Jezus voorstelt als de vervulling van het Oude Testament.
Matteus citeert heel vaal verzen uit het Oude Testament om ze in verband te brengen met Jezus. Hij is degene die de Oudtestamentische profetieën vervult. Jezus is de aangekondigde Messias, de Zoon van David, zoon van Abraham (Mt 1,1), Hij is de Christus, de zoon van de levende God (Mt 16,16).

Matteus neemt ook geen blad voor de mond. Meermaals wijst Hij op de ontrouw van het Joodse volk en zelfs dat ze ter kwader trouw zijn (vgl Mt 8,11; 23,1-39; 28,11-15). Maar Matteüs wijst het jodendom in zijn geheel niet af. Ook al wijzen de joden Jezus als de Messias af, toch benadrukt hij de blijvende geldigheid van de joodse Wet (de Tora). De Tora blijft gelden zoals Jezus het bedoelde: nl. haar terugvoeren tot haar oorspronkelijke en innerlijke bedoeling.

Vanaf het begin van z’n evangelie toont Matteüs aan dat Jezus de Messias is: In de hoofdstukken 5 – 7 wordt Jezus er de Messias door het verkondigde woord en in de hoofdstukken 8-9 komt de Messias van de daden aan bod.

De profetieën uit het O.T. wijzen niet alleen naar de Messias als de Verlosser van Israël, maar ook naar de Verlosser van heel de wereld. Zoals Israël eertijds geroepen werd door God, maar hardnekkig bleef weigeren, zo is nu na de verrijzenis de Kerk gekomen om Gods’ heilswil te volbrengen.

icoon_gouden_haar

Tweede kenmerk van het Matteüsevangelie.

Een tweede kenmerk is het catechetisch karakter van dit Evangelie.
Het Matteusevangelie kent veel toespraken van Jezus, vaak met een opvoedende en aansporende bedoeling.

De nadruk ligt steeds op Jezus, op het geloof én de navolging. Matteus aanvaardt geen tegenstelling tussen leer en leven. Beide horen samen. Hij laat Jezus altijd eerst spreken en pas daarna handelen. Hij eist steeds een “grotere gerechtigheid” dan die van de farizeeën.

leraar_LR (01)
Hij verlangt naar een terugkeer naar de oorspronkelijke wil van God. Waar de apostel Johannes veel schrijft over ongeloof en onbegrip, daar spreekt Matteus eerder over kleingelovigheid. Hij spoort aan tot een groter geloof dat bergen kan verzetten (Mt 17,20).

bergrede_LR (01) rembrandt

Mede daarom laat Matteüs Jezus optreden als een nieuwe Mozes. Net als de Mozes, de grote leraar van de joodse Wet (denk aan de tien geboden die hij ontving), is Jezus de leraar van een nieuwe evangelische wet. Het meest opvallend gebeurt dit in de bergrede waar Jezus als nieuwe leraar en nieuwe wetgever – kortom: als nieuwe Mozes – het volk onderricht.

Zo bergijpen we beter waarom Matteüs de uitspraken van Jezus samenbrengt in grote redevoeringen. Dit zijn de 6 grote redevoeringen van Jezus:

1. De BergredeMt 5-7
2. De ZendingsredeMt 10
3. De ParabelredeMt 13
4. De kerkelijke redeMt 18
5. De rede tegen de farizeeënMt 23
5. De Eschatologische redeMt 24-25

Derde kenmerk van het Matteüsevangelie.

Een derde eigenschap van Matteüs is dat hij zich duidelijk richt tot een christelijke kerkgemeenschap. Dat leidt men af uit de vele algemene aansporingen waarmee Matteüs inspeelt op de kerkelijke behoeften en dat hij kerkelijke situaties voor ogen heeft.

Ook de term Kerk komt alleen in dit evangelie voor (Mt 16,18; 18,17). Matteüs begreep dat het niet voldoende was om je tot Christus te bekeren.

Na je bekering loop je immers nog steeds het gevaar om in de vuuroven geworpen te worden (Mt 13,50). De bekoring om zoals Petrus na de bekering weer kleingelovig te worden is hiervan een illuster voorbeeld. (Mt 14,31).

Maar ook andere uitspraken wijzen op dit gevaar na de bekering: onder andere over de nauwe poort die ten leven voert, en de brede die naar de ondergang leidt (Mt 7,13) of wie ongerechtigheid doet zal door Christus niet worden gekend, herkend en erkend (Mt 7,23; 25,12).

Matteus wijst zijn gelovigen meermaals op het gevaar van het Oordeel na dit leven: “Daar zal geween zijn en tandengeknars” (Mt 8,12; 13,50).

laatste_oordeel_LR (01)

Tot slot.

Dit evangelie zoals Matteüs dat in het Hebreeuws of het Aramees geschreven heeft, hebben we niet meer, maar in het Griekse Evangelie dat we wel hebben, horen we in zekere zin nog steeds de overtuigende stem van de tollenaar Matteüs die, Apostel geworden, doorgaat ons de heilzame barmhartigheid van God te verkondigen.

De evangelist Lucas

In dit liturgisch jaar (cyclus-C) dat met de advent is begonnen worden de evangelielezingen meestal gekozen uit het evangelie van Lucas. Een goede gelegenheid om even stil te staan bij deze evangelist en de geschriften die hij ons heeft nagelaten.

Wie was Lucas?

Lucas is (naast Marcus) een van de twee evangelisten die niet behoorde tot de kring van de twaalf apostelen. Hij was wel de vriend en metgezel van de heilige Paulus.
De traditie zegt dat Lucas afkomstig zou zijn uit Antiochië in Syrië en van heidense afkomst is. Aan zijn taal en spreekstijl kunnen we afleiden dat Lucas een geleerd man was: zijn moedertaal was Grieks en waarschijnlijk was hij arts van beroep.

Lucas vergezelde Paulus op zijn tweede en derde zendingsreis om de ‘Blijde Boodschap’ te verkondigen aan de heidenen. De plaats van vertrek en aankomst van de tweede zendingsreis was Antiochië te Syrië, de thuishaven van Lucas:

“Na enige dagen zei Paulus: Laten we nog eens de broeders gaan bezoeken in alle steden waar we het woord des Heren verkondigd hebben, om te zien hoe het hun gaat.” (Hand. 15,36)

lucas 01
aanwijzer_1

Dat Lucas arts was, en de reisgezel is geweest van Paulus blijkt uit deze teksten: Kol. 4, 14; Filemon 24; 2 Tim. 4,11.
Hierdoor wordt het begrijpelijk hoe de H. Lucas (feestdag 18 oktober) de patroonheilige is geworden van de artsen en hoe het komt dat vele ziekenhuizen naar hem genoemd worden.

reizen_paulus

Het werd een lange reis: van Antiochië door Syrië en Cilicië (Hand. 15,41), naar Derbe en Lystra, Macedonië, Filippi, Tessalonica, Berea, Athene, Korinthe, over Caesarea terug naar Antiochië. Deze eerste christenen waren meestal bekeerde heidenen. Paulus wordt gezien als de Apostel die de heidense cultuur gekerstend heeft.

De derde reis begon in Antiochië en eindigde in Jeruzalem. Onderweg naar Jeruzalem verbleven Lucas en Paulus te Caesarea, in het huis van de apostel Filippus (Hand. 21,8). Aangekomen te Jeruzalem ging Paulus met zijn gezellen naar de apostel Jakobus. Jakobus begroette hen en verhaalde wat God door zijn dienstwerk onder de heidenen had tot stand gebracht (Hand. 21,18).

De reizen met Paulus en de contacten met de overige apostelen maken van Lucas een belangrijk en waardevol getuige over het leven en de persoon van Jezus. Wat hij van hen gehoord heeft over Jezus wil hij nu ook bekend maken aan een breder publiek. Lucas gaat daarbij eerlijk te werk. In het begin van zijn evangelie geeft hij toe dat hij geen ooggetuige is geweest vn alles wat hij zal schrijven. Maar zijn informatie is wel betrouwbaar omdat ze afkomstig is van echte ooggetuigen (o.a. de apostelen Filippus en Jakobus).

aanwijzer_1
“Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben plaatsgevonden aan de hand van gegevens, welke ons werden overgeleverd door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in dienst van het woord zijn getreden. Vandaar, edele Teofilus, dat ook ik besloot … voor u een ordelijk verslag te schrijven, met de bedoeling u te doen zien, hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen zijt” (Lc 1,1-3).

Lucas als evangelist

.
Het bekendste geschrift van Lucas in Nieuwe Testament is zijn evangelie. Zoals elke evangelist heeft ook Lucas zijn eigen stijl en legt hij eigen accenten in zijn relaas over Jezus.

  • Typisch voor Lucas is dat hij het leven van Jezus verhaalt als een pelgrimstocht, een opgaan naar de stad Jeruzalem. Zo spreekt Lucas vaak van Jezus’ ‘opgang naar Jeeruzalem’ (Jezus’ leven begint in Betlehem, de stad waar hij geboren is. Jezus komt ter wereld als een dakloze en ook doorheen zijn verdere leven zal Lucas Jezus voorstellen als een thuisloze. Ook in Nazareth, waar hij opgroeide, zal er geen plaats zijn voor Hem. En wanneer hij rondtrekt om te prediken is Hij niet welkom in Kafarnaüm en willen ook de Samaritanen Hem niet ontvangen. Dan begint de tocht naar Jeruzalem. Deze heilige stad is het grote doel in Jezus’ leven, het (letterlijke) hoogtepunt waar hij aan een kruis omhoog gegeven zal worden om er een misdadiger te sterven. Maar Jeruzalem is tevens de stad waar Hij uit de doden zal verrijzen.
lucas_4
  • Het publiek waar Lucas voor schreef om Jezus’ Blijde Boodschap te brengen waren vooral de christenen die uit het heidendom waren bekeerd, om hen te sterken. Zijn schrijven is opgedragen aan een zekere Teofilus, een voor ons onbekende heiden-christen van voorname afkomst.
  • Lucas legt er sterk de nadruk op dat Jezus is gekomen voor alle mensen: zowel Joden als heidenen. Het heil dat God had aangeboden aan Israël, het volk van het Verbond, vindt in Jezus zijn definitieve en volmaakte belichaming en is voortaan gericht op de hele mensheid. Deze universele gerichtheid wordt al uitgedrukt op de eerste bladzijden van zijn evangelie:

“Mijn ogen hebben uw heil aanschouwd, dat Gij hebt hebt bereid voor alle volken; een licht dat voor de heidenen straalt, de glorie voor uw volk Israël” (Lc.2,30-32).

De universele gerichtheid van Jezus kan je goed merken aan zijn aandacht voor niet- Joden: de Romeinen (Bv 7,1-10), de Samaritanen (Bv 9,51-56), de Gerasenen (Bv 8, 26-39)

  • Verder is Lucas degene die het meest over de kinderjaren van Jezus vertelt. Opvallend daarbij is de aandacht die hij schenkt aan Maria, de moeder van Jezus. Doorheen de geschiedenis is er door dit evangelie een ware spiritualiteit gegroeid rond de Moeder Gods. In de loop der tijden ontstonden er mariale devoties, de meeste bekende hierbij is wellicht de rozenkrans. Een minder bekende spiritualiteit is de tien Evangelische deugden van Maria. Van de tien deugden worden er negen uit het Evangelie volgens Lucas gehaald: zuiverheid, wijsheid, deemoed, geloof, toewijding, gehoorzaamheid, armoede, geduld, barmhartigheid, medelijden. De drie grote lofzangen die de hele wereldkerk elke morgen en avond bid komen alle drie uit het Lucas’evangelie. Het zijn de lofzang van Zacharias (het Benedictus) (Lc. 1,67-80), de lofzang van Maria (het Magnificat) (Lc. 1,46-55) en de lofzang van Simeon (het Nunc dimittis) (Lc. 2,29-32).
lucas_2

Lucas was niet alleen arts. De traditie zegt dat hij ook een schilder was en dat hij de eerste was die van Maria en Christus een afbeelding maakte.

Uit de wijze waarop Lucas de voorspelling van de ondergang van Jezuzalem preciseert (Lc. 21, 20), leidt men af dat hij bekend is geweest met het verloop van deze historische gebeurtenissen en dus na het jaar 70 heeft geschreven.

De Handelingen van de Apostelen?

Naast zijn evangelie schreef Lucas ook nog een ander werk dat in het Nieuwe Testament bewaard is gebleven: de Handelingen van de Apostelen.
Dat de Handelingen één geheel vormen met het Evangelie van Lucas blijkt uit de aanhef:

“Het eerste boek, dat ik geschreven heb, Teofilus, ging over alles wat Jezus gedaan en geleerd heeft tot aan de dag waarop Hij zijn opdracht gaf aan d eapostelen die Hij door de heilige Geest had uitgekozen zen ten hemel was opgenomen.”

De titel ‘Handelingen van de apostelen’ (die reeds vroeg aan dit werk is gegeven) is niet geheel correct. We vinden daarin namelijk geen verslag van de werkzaamheden van de twaalf apostelen, maar slechts van Petrus en Paulus.

Naar inhoud vertonen de Handelingen structurele overeenkomsten met het Evangelie. Zoals Jezus in één grote reis van Nazarth naar Jeruzalem de Blijde Boodschap verkondigt, zo verspreiden de apostelen Petrus, en vooral Paulus, doorheen veel reizen het evangelie tot aan de uiteinden der aarde. Op deze wijze draagt de Kerk het heilaanbod vanwege God (dat in Jezus belichaamd wordt) verder uit over de hele wereld.

Met zijn Handelingen geeft Lucas ons ook een beeld van de vroegste Kerk en haar verdere verspreiding onder Joden en heidenen. Opvallend is de rol en de betekenis die aan de H. Geest wordt toegekend. Hij is de ‘hangmaker’ van de eerste christengemeenschap. Hij leidt, vuurt aan, begeestert ..

lucas_3

De evangelist Marcus

Met zijn 16 hoofdstukken is het evangelie volgens Marcus het kortste evangelie in de rij van de vier evangelies. Wetenschappelijk onderzoek wees uit dat dit evangelie wel eens het oudste evangelie kan zijn. Vermoedelijk is het geschreven rond het jaar 70 na Christus. Het kende bovendien een vrij snelle verspreiding in de vroege Kerk want toen Matteüs en Lucas hun evangelie schreven kenden ze dit geschrift reeds.

Wie was Marcus?

Het Nieuwe Testament vermeldt hem meerdere keren: Johannes Marcus, de zoon van Maria. Zij woonden in Jeruzalem waar de christenen samenkwamen om de eucharistie te vieren (Handelingen 12,12). Vermoedelijk vond ooit in hetzelfde huis ook het Laatste Avondmaal plaats van de Heer Jezus met zijn apostelen.
Na Pinksteren vergezelde Marcus de apostel Paulus voor een korte tijd op diens eerste missiereis, samen met Barnabas (Handelingen 13,5 en 13). Barnabas was een neef van Marcus (Kolossenzen 4,10).

H. Marcus
H. Marcus

HH. Petrus & Paulus
HH. Petrus & Paulus

H. Barnabas
H. Barnabas

Tijdens de tweede missiereis gingen de wegen van Paulus en Barnabas uit elkaar. Ook Marcus zou niet met Paulus meegaan. Terwijl Paulus doorreisde tot in Griekenland zouden Barnabas en Marcus naar Cyprus gaan om daar het evangelie te verkondigen (Handelingen 15,37-39).
Niet alleen Paulus kon rekenen op het gezelschap van Marcus, maar ook de apostel Petrus. Marcus moet Petrus goed gekend hebben of alleszins veel over hem hebben gehoord want in zijn evangelie bekleedt Petrus een prominente plaats, als de geloofsleerling bij uitstek.

Waarom een evangelie schrijven?

Marcus zal zowel Paulus als Petrus terugzien in Rome (Kolossenzen 4,10 1 Petrus 5,13).
Het is ook voor de christenen van Rome, en ter ondersteuning van hun geloof, dat Marcus zijn evangelie heeft geschreven. Deze christenen waren zowel afkomstig uit het jodendom als het heidendom. Gemakkelijk hadden deze eerste christenen het niet: ze hadden te lijden onder de grote vervolging van keizer Nero (+/- 64). De christenen werden gemarteld en ter dood veroordeeld, waaronder ook de apostelen Petrus en Paulus.
Door deze droeve gebeurtenissen waren de christenen zwaar beproefd in hun geloof. Niet enkel in Rome, door het verlies van Petrus en Paulus, maar ook in Jeruzalem waar de val van de stad nakend was. Door de dood zouden van de eerste generatie leerlingen dreigden ook de berichten over Jezus’ leven, kruisdood en verrijzenis verloren te gaan.Marcus wilde daarom aan zijn medechristenen de kern van Jezus’ optreden meegeven. Dit is: Jezus Christus is de lijdende Messias

marcus_LR (01)

Niet populair.

Marcus wilde de christenen waarschuwen tegen een te goedkoop triomfalisme. Christus is verrezen, Hij is opgestaan uit de dood. Dat klopt helemaal, maar de christenen dreigden te vergeten dat Jezus ook geleden had, dat Hij gekruisigd werd tot de dood.
Er is immers geen Pasen zonder Goede Vrijdag, geen leeg graf zonder het kruishout. En is dat niet het probleem van alle tijden? Het lijden van Christus stuit op onbegrip en onwil. Al wie Jezus echt wil navolgen die zal het kruis moeten omhelzen:


“Als iemand achter Mij aan wil komen,
laat hij dan met zichzelf breken,
zijn kruis opnemen en Mij volgen.
Want wie zijn leven wil redden,
zal het verliezen.
Wij zijn leven verliest vanwege Mij
en de goede boodschap,
zal het redden” (Mc 8,34-35).

kruis_dragen_LR (01)

Marcus heeft begrip voor het onbegrip van de jonge christenen die worstelen met de realiteit van het kruis en het lijden. Tegelijk roept hij op om het eigen Jezusbeeld te laten corrigeren. De verleiding is zeer groot om in onze dagen Jezus Christus eenzijdig te reduceren tot een wonderdoener die over het water heeft gelopen. Onze reactie is dan: dat kan toch niet, hoe kon Hij dat doen? Wie gelooft dat nog?

Maar ontvluchten we dan niet de essentie van het christelijk geloof? Namelijk dat Jezus Christus de gekruisigde is. Jezus die ten diepste toe vernederd werd. De kruisdood was een aanstoot, een skandalon, een regelrecht schandaal. Het was immers de doodstraf voor slaven en rechtelozen.

Wie is Jezus?

In de eerste hoofdstukken (Mc. 1,1 – 8,26) is er de hoofdvraag: “Wie is Jezus?”

Aanvankelijk lijkt Jezus’ optreden succes te hebben. Mensen volgden hem, ze zijn verwonderd over zijn woorden en daden. Velen bekeerden zich, maar bij anderen stuitte Jezus’ optreden op onbegrip: de farizeeën (Mc 3,1-6), stadsgenoten (Mc 6,1-6) en zelfs bij de eigen leerlingen (Mc 8,14-21).
Elk van deze groepen had een welbepaald kijk op Jezus, elk had zijn antwoord op de vraag “Wie is Jezus”. Voor de een was hij een Godslasteraar, iemand die zich boven de wet stelde, voor de ander een koning die het land zou bevrijden van het juk van de Romeinen. En ook zijn eigen leerlingen zagen in Hem wel de Messias, maar uit reacties blijkt hoe ook zij moeite hadden om het lijden van de Heer te aanvaarden.
Het onbegrip van de eigen leerlingen was pijnlijk voor Jezus. Daarom vraagt Hij aan zijn leerlingen: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Petrus geeft het goede antwoord: “Jezus is de Christus, Hij is de Messias, de gezalfde des Heren” (Mc 8,27-30)

kruis_LR (01)

In de school van Petrus.

Zou jij ook niet fier zijn mocht je tot de intieme kring van Jezus behoren?

Petrus was dat alleszins! Onmiddellijk nadat Petrus zijn vreugde uitriep, en Jezus als Messias beleed, wees Jezus erop dat Hij veel zal moeten lijden, verworpen moet worden door de hogepriesters en schriftgeleerden uit het jodendom, dat Hij ter dood gebracht worden (Mc 8,31).
Voor Petrus was dit aanstootgevend, hij kon het niet aanhoren. Hierop berispte Jezus hem: “Weg daar, achter Mij, satan, want jouw gedachten zijn niet Gods gedachten, maar die van de mensen” (Mc 8,33).
Petrus en de andere leerlingen wilden wel de roem van een triomferende Messias, maar niet het lijden. Wel de vruchten, maar niet het werk!
Als Jezus in Jeruzalem gearresteerd wordt, dan laten zijn leerlingen hem in de steek! (Mc 14,50-52) Knappe navolgers zijn het…wél de glorie niet de pijn! Petrus zal Hem zelfs tot drie maal toe verloochenen (Mc 14, 66-72). En rond het kruis is er niemand die enig medelijden betoont, Jezus is door iedereen verlaten.

Na de kruisdood heeft Petrus ingezien dat het lijden onafwendbaar is in het leven. Van koppige leerling voor Goede Vrijdag, werd Hij één van de beste na Pasen! Ook Petrus heeft het lijden aanvaard en stierf uiteindelijk de kruisdood in Rome.

'De verloochening door Petrus' (Gerard van Honthorst; 17de eeuw)

‘De verloochening door Petrus’
(Gerard van Honthorst; 17de eeuw)

Kunnen wij de Heer navolgen?

Iemand navolgen is niet zo moeilijk in onze tijd!

Wij volgen graag mensen na die ons een mooi uiterlijk geven, die ons een carrière kunnen bezorgen, die ons leven meer aanzien kunnen geven.
Hoeveel mensen zijn er niet beginnen te sporten na de oproep van “start to run”? Daar is niets verkeerd aan, integendeel. Maar wil er ook nog iemand Jezus navolgen die op Goede Vrijdag zijn kruis moest dragen terwijl men Hem geselde, bespotte en bespuwde? “Start to suffer”?

Er zijn heel wat mensen die elke dag te lijden hebben én hun kruis opnemen. We moeten meestal niet op zoek gaan naar het lijden, integendeel. Het overkomt ons.

Velen slagen erin om hun lijden te verenigen met het kruis van Christus. Er is het stille geloof en gebed van vele zieken en oudere mensen als een troost en een houvast in moeilijke tijden. Misschien kennen jullie in je eigen kring ook wel mensen die te lijden hebben en die toch trouw blijven aan het geloof in Christus?! Zulke mensen verdienen ons gebed en onze steun!

Als we jong zijn dan staan we minder stil bij het lijden. Toch is het zinvol om te bidden dat wanneer het lijden ons overkomt wij Christus mogen hebben als onze steun en toeverlaat.

voetstappen_LR (01b)

Besluit.

Voor Marcus staat het kruis in het midden van het leven. Het is de realiteit van elk mensenleven.
Wij hebben de keuze: We kunnen het kruis weigeren en koppig blijven zoals de farizeeën uit Jezus’ tijd of de leerlingen voor Pasen?
Of we willen het kruis aanvaarden in ons leven zoals Petrus het uiteindelijk heeft gedaan na Pasen?

Heel duidelijk wijst Marcus de christenen op het gezamenlijke pakket: Jezus is inderdaad de Christus, maar dan wel omdat Hij eerst heeft geleden en dan pas verrezen is.

Het koppige onbegrip van de leerlingen toont aan hoe moeilijk dit Jezusbeeld te begrijpen is. Christus aanvaarden is geen verstandelijke aangelegenheid, maar een kwestie van navolging.

marcus_LR (04)

De leeuw als symbool voor Marcus

De evangelist Johannes

De H. Schrift en zijn schrijvers.

In de laatste honderd jaar is er veel belangstelling geweest voor de studie van de Bijbel, in het bijzonder de vorming van de evangelies, hun oorsprong en chronologische volgorde. Vandaag is wetenschappelijke studie van de Bijbel nog steeds belangrijk, maar op zich is dit niet voldoende. De Heilige Schrift is het geïnspireerde Woord van God en noodzakelijk voedsel voor ons geestelijk leven als een bron van de geloofsleer. De menselijke auteurs van deze geschriften hebben onder de invloed en ‘inspiratie’ van de Heilige Geest geschreven

Het Nieuwe Testament bevat betrouwbare ooggetuigenverslagen van wat Onze Heer en redder Jezus Christus deed en leerde. Volgens paus Benedictus XVI moeten wij deze opvatting van het Nieuwe Testament herontdekken, vooral in het licht van de christelijke traditie en de dogmatische constitutie over the Openbaring van Vaticanum II, Dei Verbum (1965; cf. n. 19).

Misschien lijkt de vraag naar het auteurschap van de evangelies – waarin de namen van de auteurs niet expliciet vernoemd worden – ons niet zo belangrijk als de goddelijke inspiratie van deze geschriften. Maar deze vraag was wel belangrijk voor de vroegere christenen die in de periode na het aardse leven van Christus geleefd hebben. Feitelijk hebben de Kerk en haar liturgie de apostolische oorsprong van de evangelies erkend (cf. Vaticanum II, Dei Verbum, nr. 18-19). Dus de vraag van het auteurschap van de evangelies blijft ook belangrijk voor ons.

johannes (101) LR

Johannes: apostel en evangelist.

Sinds de vroegere eeuwen van het christendom heeft de Kerk en haar traditie het auteurschap van het vierde evangelie aan de apostel Johannes toegeschreven, en ook vier andere werken in het Nieuwe Testament die zijn naam dragen. Dus mogen wij ook deze toeschrijving aanvaarden. Wie was de evangelist, de H. Johannes? Een Bijbelse commentaar vermeldt: ‘Van alle evangeliën, weerspiegelt het vierde het duidelijkst de persoonlijkheid van de menselijke auteur’. Maar meer informatie over Johannes is ook terug te vinden in de andere evangelies en geschriften van het Nieuwe Testament en vanuit de vroegste christelijke traditie.

Johannes was inwoner van Betsaïda, een stad in Galilea aan de noordelijke oever van het Meer van Tiberias. Zijn ouders waren Zebedeus en Salome, en Jacobus de Meerdere was zijn broer. Ze waren vissers, maar niet ‘arme vissers’. Het is ook mogelijk dat Zebedeus uit een priesterlijk geslacht afkomstig was. Op een zekere dag waren Johannes en Jacobus ‘in de boot met hun vader Zebedeus hun netten aan het klaren.’ Jezus riep hen, en meteen ‘lieten ze de boot en hun vader achter en volgden Hem.’ (Mt 4, 21-22). Waarschijnlijk was Johannes ook leerling van Johannes de Doper, totdat hij ‘het Lam van God’ heeft gezien (Jn 1, 35-39).

Dikwijls hebben Johannes en zijn broer Jacobus Jezus verdedigd met grote ijver. Zij hebben Jezus gevraagd dat hij vuur zendt over de Samaritanen, die hem verworpen hadden. (Lc 9, 54) Geen wonder dat ze ‘Donderzonen’ werden genoemd (Mk 3, 17).

apostelen (100) LR vissers

Een bijzondere apostel.

Geleidelijk aan kwam Johannes tot het inzicht dat het in de missie van Jezus ging om de liefde van de Vader voor de mensen (1 Joh 4 : 8, 16). God als ‘de liefde’ is een centraal thema in het evangelie van Johannes. Onze Heer voor Johannes en enkele andere leerlingen een bijzondere voorkeur, en in zijn evangelie verwijst Johannes naar zichzelf als ‘de beminde leerling’. Onze Heer heeft zo veel liefde voor Johannes gehad dat hij op het kruis de zorg voor zijn heilige moeder aan zijn beminde leerling had toevertrouwd.

Johannes stond ook dichtbij Petrus. Beiden waren vissers uit Betsaïda. Zo werd aan hen beiden de voorbereiding van het Laatste Avondmaal van Jezus toevertrouwd (Lc 22, 8). In zijn evangelie herinnerde Johannes dat zij op paaszondag samen naar het graf van de Heer hebben gelopen. Johannes bereikte het graf vóór Petrus, maar hij ging niet binnen totdat Petrus was aangekomen (Joh. 20, 3-10).
De Handelingen van de Apostelen vermelden dat Johannes en Petrus na de Hemelvaart van Jezus naar de tempel gingen om te bidden (3, 11 en 2, 46-47). Zij zijn ook naar de gedoopte mensen van Samaria gegaan om hen het vormsel toe te dienen. (Hand 8, 14-17).
In het eerste concilie van Jeruzalem (ca. 50) wordt Johannes daarom één van de ‘pijlers van de kerk’ genoemd samen met Petrus en Jacobus.

johannes (102) LR

HEt levenseinde van Johannes.

Volgens de H. Polycarpus van Smyrna (+ ca. 155) – die een leerling van de apostel Johannes was – ging Johannes naar Efeze waar hij toezicht had over een aantal kerkgemeenschappen in Klein-Azië.

De H. Ireneus van Lyon, Eusebius van Caesarea en andere kerkelijke schrijvers vermelden dat Johannes in ballingschap ging naar het eiland Patmos en daar de Apocalyps schreef (c.95). Daarna keerde hij terug naar Efeze en schreef zijn drie brieven en het evangelie.

Over het einde van het leven van Johannes weten wij niet veel. Maar het wordt verondersteld dat hij de enige apostel is die niet de marteldood stierf was.

Een mooie anekdote over zijn latere jaren verschijnt in het commentaar op de Galatenbrief door H. Hiëronymus. De leerlingen van de oude man Johannes droegen hem naar hun samenkomsten omdat hij niet meer goed kon lopen. Dikwijls herhaalde Johannes dan: ‘mijn kleine kinderen, heb elkander lief’

Zijn leerlingen vroegen hem waarom hij dat altijd bij zichzelf herhaalde . Hij antwoordde: ‘Dit is het gebod van de Heer, en dat alleen is voldoende als jullie het onderhouden’.

johannes (105) LR

De theologie van het Johannesevangelie.

Met betrekking tot het evangelie van Johannes, kunnen we zeggen, zonder twijfel, dat het een theologisch en christologisch meesterwerk is, vooral in de prachtige proloog, die de pre-existentie en de goddelijkheid van Christus beklemtoont. Christus is voorgesteld als ‘het licht’, ‘de waarheid’, ‘het leven’, de openbaring en Woord van de Vader dat vlees geworden is.

Johannes schreef zijn evangelie zodat iedereen zou ‘geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven zult bezitten in zijn naam’ (Joh. 20, 31). De christelijke traditie ziet Johannes graag als de geliefde leerling die zich tegen het hart van de Heer aa,legde om de mystieke en goddelijke waarheid en liefde te leren. De H. Clemens van Alexandrië noemde het Johannesevangelie het ‘spiritueel evangelie’ van de woorden en daden van Jezus. Daarom wordt Johannes ook vaak ‘de theoloog’ genoemd.
De proloog van het evangelie van Johannes kan dienen als een goede voorbereiding op het grote feest van Kerstmis, de geboorte van onze goddelijke redder in Bethlehem. Mogen wij als leerlingen uit het Heilig Hart van Jezus de geheimen van het goddelijke leven en de liefde ook leren kennen wanneer wij kijken naar het voorbeeld van de H. Johannes, de beminde leerling.

johannes (106) LR

De apostel Petrus

Petrus de visser.

petrus (107) LR Bethsaida

Na Jezus is Petrus de bekendste en, in het Nieuwe Testament, de meest geciteerde persoon: hij wordt 154 keer vermeld met de bijnaam Pétros, “steen”, “rots”, wat de Griekse vertaling is van de Aramese naam Kefas, die hem rechtstreeks door Jezus is gegeven, waarover 9 getuigenissen bestaan, vooral in de brieven van Paulus. Daar moet nog aan toegevoegd worden het frequente gebruik van de naam Simon (75 keer), die de vergriekste vorm is van zijn oorspronkelijke Hebreeuwse naam Simeon (Hand 15,14)

Petrus was de zoon van Johannes (Mt 16,17), uit Betsaïda, een stadje ten oosten van het meer van Galilea, waar ook Filippus vandaan kwam en uiteraard ook zijn broer Andreas. Zijn spraak verraadde zijn Galilese accent. Samen met het gezin van Zebedeüs, de vader van Jakobus en Johannes, hadden zij een vishandel aan het meer van Galilea (Lc.5,10).

Petrus moet dus een zeker gemak in zaken hebben gehad en was bovendien bezield met een oprechte godsdienstige belangstelling, een verlangen naar God.

Hij verlangde dat God in de wereld tussenbeide zou komen – een verlangen dat hem ertoe aanzette om zich samen met zijn broer tot in Judea te begeven om de prediking te volgen van Johannes de Doper (Joh. 1, 35-42): “De volgende dag stond Johannes daar weer, nu met twee van zijn leerlingen”

Petrus was een gelovige en praktiserende Jood. Hij was getrouwd, zijn schoonmoeder leefde in de stad Kafarnaum. In de evangelies komt hij naar met een vastberaden en impulsief karakter. Tegelijkertijd is hij soms ook argeloos en vreesachtig, en toch eerlijk, tot het meest oprechte berouw toe na zijn verloochening van Jezus (Mt. 26,75):

“Petrus herinnerde zich het woord van Jezus die gezegd had: ‘Voor het kraaien van de haan, zult ge Mij driemaal verloochenen.’ Hij ging naar buiten en begon bitter te wenen.”

Roeping.

Het vertrekpunt van Petrus ligt bij zijn roeping door Jezus. De Meester ziet twee boten voor anker liggen aan de oever. De vissers zijn er uitgegaan en spoelen de netten. Hij vraagt aan boord te mogen stappen, in die van Simon, en vraagt hem een eindje van wal te steken. Gezeten op deze geïmproviseerde cathedra of leerstoel, begint Hij de menigte vanuit de boot te onderrichten. Zo wordt het bootje van Petrus de leerstoel van Jezus (Lc. 5,1-3).

Een belangrijk moment van betekenis op zijn geestelijke weg zal Petrus beleven in de omgeving van Caesarea van Filippus, wanneer Jezus zijn leerlingen een duidelijke vraag stelt (Mc. 8,27-29): “Wie zeggen de mensen dat Ik ben.” Voor Jezus is een antwoord van horen zeggen niet voldoende.
Van degene die aanvaard heeft persoonlijk bij Hem betrokken te raken, wil Hij een persoonlijke stellingname. Daarom vervolgt Hij: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben” Waarop Petrus, ook namens de anderen, antwoordt: “Gij zijt de Christus”, dat wil zeggen de Messias. Dit antwoord van Petrus, dat niet van “vlees en bloed” van hem kwam, maar dat hem door de Vader werd gegeven die in de hemel is, bevat in zich, als in kiem, de toekomstige geloofsbelijdenis van de Kerk.

Petrus leert gaandeweg wat het betekent om Jezus echt te volgen. Dat is zijn tweede roeping, analoog aan die van Abraham in Genesis 22. “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden” (Mc. 8, 34-35) Al kost het hem ook moeite, Petrus neemt de uitnodiging aan en volgt zijn weg in het voetspoor van de Meester.
petrus (106) LR

Petrus wordt Kefas.

Wanneer de evangelist Johannes over de eerste ontmoeting vertelt van Jezus met Simon, de broer van Andreas, legt hij een bijzonder feit vast: “Jezus zag hem aan en zei: ‘Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas – dat betekent: Rots – genoemd worden’” (Joh. 1, 42)
Jezus was niet gewoon zijn leerlingen een andere naam te geven. Met uitzondering van de zonen van Zebedeüs (Mc. 3, 17) heeft Hij aan geen enkele leerling ooit een nieuwe naam gegeven.

Dat heeft Hij daarentegen wel gedaan met Simon, toen Hij hem Kefas noemde, een naam die vervolgens in het Grieks werd vertaald als Pétros, in het Latijn Petrus. En hij werd juist daarom vertaald, omdat het niet alleen om een naam ging: het ging om een “mandaat”, een opdracht die Petrus op die manier van de Heer ontving.

petrus (106) LR kefas

Een leider met sleutels.

In Caesarea belijdt Simon dat Jezus de Messias is, de Zoon van de levende God. Daarop antwoordt Jezus: “Gelukkig ben jij, Simon Barjona; niet vlees en bloed hebben jou dat onthuld, maar mijn Vader in de hemel. Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.” (Mt.16,16-19) Op deze tekst berust het primaatschap van Petrus en het pausambt.

Na de Hemelvaart van Jezus nam Petrus direct de leiding van de eerste geloofsgemeenschap in handen en regelde hij onder meer dat Judas Iskariot een opvolger (Matthias) krijgt. In tegenstelling tot Paulus predikte Petrus voornamelijk onder de Joden.

In Caesarea doopte Petrus de heidense centurio Cornelius zonder eerst diens besnijdenis als voorwaarde te stellen. Daarvoor moest hij zich in Jeruzalem verantwoorden. Hij verdedigde zijn optreden en getuigde ervan dat de heidenen het Woord van God hadden aangenomen.

Ook beschreef hij zijn visioen waarin God hem openbaarde dat er geen onreine dieren meer zijn.

Rond het jaar 44 werd Petrus op last van koning Herodes gevangengenomen. In de Handelingen der Apostelen (12,3-10) wordt vertelt hoe dat hij door een engel op wonderbaarlijke wijze wordt bevrijd.

Apostelconcilie.

In het jaar 49 of 50 was Petrus in Jeruzalem om het Apostelconcilie voor te zitten. Deze kerkvergadering ging over de kwestie of gedoopte heidenen besneden moeten worden en of zij gehouden zijn aan de Tora. Petrus was ervan overtuigd dat het niet nodig was om dit “juk” op te leggen, omdat de verlossing niet afhing van het onderhouden van de Wet, maar van de genade van Christus (Hand. 15,11).

Na het concilie vertrok Petrus naar Antiochië. Hoewel hij vond dat de Joodse Wet (=Tora) niet meer onderhouden hoefde te worden, ging hij er toch weer toe over nadat Joodse christenen in Antiochië waren komen wonen. Dit tot ergernis van Paulus

“Toen Kefas in Antiochië gekomen was, heb ik hem openlijk de waarheid gezegd, want hij bleek schuldig. Immers, voordat sommige mensen van Jakobus gekomen waren, at hij altijd samen met de heidenen, maar toen zij gekomen waren, begon hij zich terug te trekken en afzijdig te houden, bang voor de mannen van de besnijdenis. En ook de andere Joden waren net zo huichelachtig als hij, zodat zelfs Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen.
Maar toen ik zag dat zij niet recht op de waarheid van het evangelie afgingen, zei ik tegen Kefas waar ze allemaal bij waren: ‘Als jij, een geboren Jood, leeft als een heiden en niet als een Jood, hoe kun je dan de heidenen dwingen om te leven als Joden?”
(Gal.2,11-14)

petrus (105) LR apostelconcilie

Martelaarschap.

Na een aantal jaren ondernam Petrus vermoedelijk een aantal missiereizen. Uiteindelijk vestigde hij zich in Rome. Daar stierf hij in het jaar 64 bij de christenvervolging onder keizer Nero de marteldood in het Circus van Caligula op de Vaticaanse heuvel. Hij zou daar met zijn hoofd naar beneden gekruisigd zijn. Zijn lichaam werd door christenen in een graf naast het circus gelegd. Keizer Constantijn de Grote liet bovenop het graf van Petrus een basiliek bouwen.

In het Nieuwe Testament vinden we twee brieven die zijn toegeschreven aan Petrus. De evangelist Marcus wordt beschouwd als de gezel van Petrus. In de eerste brief van Petrus wordt Marcus er “mijn zoon’ genoemd (1 Petr. 5,13)

De marteldood van Petrus wordt herdacht op het hoogfeest van Petrus en Paulus op 29 juni. Op 22 februari viert de Kerk het Feest van Petrus’ Stoel – de Cathedra van Petrus.

Petrus wordt vaak afgebeeld met een omgekeerd kruis, een haan en een sleutel.

petrus (104) LR kruisiging

De apostel Paulus: inleiding

Van 28 juni 2008 tot en met 29 juni 2009 heeft de Kerk een speciaal jaar toegewijd aan het tweede millenniumfeest van de geboorte van de Heilige Apostel Paulus. Dat was voor Jongerlo alvast een reden om een eerste bijdrage te leveren over deze fascinerende apostel. Hierin staan we stil bij z’n leven, z’n reizen en z’n dood.

Van vervolger tot verkondiger.

Paulus van Tarsus (gestorven rond het jaar 67 na Chr.) was aanvankelijk enkel bekend Saul. Pas later, na zijn bekering, zou hij als Paulus verder door het leven gaan. Als Apostel springt hij een beetje uit het rijtje. In tegenstelling tot ‘de Twaalf’ heeft hij de Jezus niet gekend tijdens diens openbaar leven. Hij is de eerste die Hem uitsluitend heeft leren kennen als de Verrezen Christus.

Hij werd in Tarsus geboren (rond het jaar 8 of 9 na Christus) en als een jonge man naar Jeruzalem gestuurd. Hier ontving hij op de school van Rabbijn Gamaliël de Oudere als farizeeër een streng onderricht in de Joodse Wet.

Na meerdere jaren keerde hij terug naar Tarsus. Daarom was hij niet aanwezig in Jeruzalem tijdens de openbare jaren van Jezus’ onderricht. Hij keerde echter enkele jaren na de Passie van Christus terug in die stad.

Tijdens deze fase in zijn leven was Saul een ijverige farizeeër. Hij was getuige – misschien wel de opdrachtgever – bij de steniging van Stefanus en de mantels van moordenaars heeft hij toen vastgehouden (vergelijk de Handelingen van de Apostelen 8,1-3).

paulus _icoon_LR (01)
Kort daarop kreeg hij de taak om naar Damascus te gaan en de christenen daar gevangen te nemen (Hand 9,2). Hij kreeg die opdracht , omdat hij zeer ijverig was en omdat hij ten zeerste gekant was tegen “de godsdienst van Jezus”, die zich langzaam begon uit te breiden en steeds meer gevestigd raakte.

Zijn bekering vond plaats op de weg naar Damascus (Hand. 9,1-19). Hij werd plotseling door een licht omgeven uit de hemel en terwijl hij van zijn paard viel, hoorde hij een stem zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij?”.
Saul was helemaal ondersteboven van wat er met hem gebeurd was. Volledig verblind begon hij toen rond zich heen te tasten. Door zijn reisgezellen werd hij naar Damascus gebracht waar hij gedurende drie dagen niet kon zien, niet at en niet dronk.

paulus_damascus (01)
aanwijzer_1

Toen Saulus op zijn tocht Damascus naderde, omstraalde hem plotseling een licht uit de hemel. Hij viel ter aarde en hoorde een stem die hem zei: ‘Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?’ Hij sprak: ‘Wie zijt gij, Heer?’ Hij antwoordde: ‘Ik ben Jezus, die gij vervolgt. Maar sta op en ga de stad in; daar zal iemand u zeggen wat ge doen moet.’ Zijn reisgezellen stonden sprakeloos, want zij hoorden wel de stem, maar zagen niemand. Saulus stond van de grond op, maar hoewel zijn ogen open waren, zag hij niets. Zij namen hem dus bij de hand en brachten hem Damascus binnen.
Het is in het huis van Annanías, een christen, dat hij zoud worden opgevangen, verzorgd en uiteindelijk ook genezen. Het is tijdens dit verblijf dat Paulus zich ten volle zou bekeren en dat hij als ” Apostel van de heidenen” werd herboren. Van fanatiek vervolger der christenen was hij nu een vurig verkondiger van Jezus geworden.

paulus_bekering (01)

Apostel van de heidenen.

Gedurende drie jaar zou Paulus in Damascus en in de streek ten oosten van deze stad verblijven en er ook prediken (Gal. 1,17-18). De joden in Damascus waren met de nieuwe verkondiging niet opgezet. Ze werden boos en beraamden een plan om hem uit de weg te ruimen. Hij kon de stad ontvluchten en nam de wijk naar Jeruzalem.

In Jeruzalem ontmoette hij Barnabas, een invloedrijke leviet, die hem in contact bracht met de apostelen. De christelijke gemeenschap in Jeruzalem vertrouwde hem echter nog niet, omdat ze de felle vervolgingen die hij hen had aangedaan, nog niet vergeten waren. Barnabas kon hen echter overhalen door te getuigen hoe Paulus zich in Damascus had bekeerd en hoe hij daaropvolgend een vrijmoedig verkondiger van Jezus was geweest.

Tijdens de periode die Paulus in Jeruzalem doorbracht probeerde hij zowel joden els heidenen te bekeren tot Christus. Maar ook hier ontlokten Paulus’ missionaire activiteiten tegenstand te weeg. Daarom brachten de christenen hem eerst naar Caesarea en vertrok hij vervolgens naar Tarsus in Cilicië. Hier hervatte hij zijn oude beroep als tentenmaker. Tussen 39 en 43 na Christus horen we niets meer over Paulus.

Pas als Barnabas de apostelen uitnodigt om de groeiende christelijke gemeenschap te helpen organiseren in Antiochië, wordt ook Paulus uitgenodigd om te komen. Nu laat Paulus voor altijd zijn oude naam Saulus achter zich.

Hij is ervan overtuigd dat het niet zijn zending is om naar de joden te gaan, maar om naar de andere volkeren te gaan, die door de joden “de heidenen” worden genoemd. Het is ook in Antiochië dat de leerlingen van Christus voor het eerst de naam “christenen” krijgen.

paulus_schrijft (01)

De missiereizen van Paulus.

Vanuit Antiochië werden Paulus en Barnabas op missie uitgestuurd. De eerste missiereis voert hen naar Cyprus en van daaruit naar Anatolië (of het centrale gedeelte van het huidige Turkije). Ze verkondigen hier met zeer veel ijver het Evangelie of het Goede Nieuws dat Jezus Christus ons door zijn kruisdood verlost heeft en dat Hij verrezen is uit de doden. Onderweg stichten ze nieuwe christengemeenschappen en genezen ze ook vele zieken.

paulus_reizen (01)

De tweede missiereis vangt aan in ongeveer 50 na Christus, wanneer Paulus weer op stap gaat, maar nu vanuit Antiochië richting Klein Azië (of de huidige westkust van Turkije). Zijn apostolische reis duurt tot 53 na Christus. In die tijd steekt hij over naar Griekenland en Macedonië in Europa, waar Filippus zich bekeert. Paulus en Filippus worden uiteindelijk afgeranseld en in de gevangenis gegooid. ’s Nachts was er echter een aardbeving en de gevangenisbewaarder liet zich door hun getuigenis bekeren. Hierdoor komen ze de volgende morgen vrij. Ze trokken ze naar Tessalonica, Berea en Athene, om vervolgens via Jeruzalem terug te keren naar Antiochië.

De derde missiereis begint in 53 of 54 na Christus, wanneer Paulus voor drie jaar naar Efeze gaat in Klein Azië. De verkondiging van Paulus brengt met zich mee dat de Griekse godin Artemis steeds minder aanbeden wordt door de heidenen van de streek. Daardoor gaan ook de winstgevende handelspraktijken die verbonden zijn aan haar verering achteruit. De benadeelde handelaren en ambachtslieden hebben toen een opstand tegen Paulus op gang gezet, maar gelukkig bleef Paulus ongedeerd. Vervolgens bezoekt Paulus de christengemeenschappen die hij eerder in Klein Azië heeft gesticht. Het is voor hem een ontroerend afscheid, want hij voelt nu al aan dat hij niet meer zal kunnen terugkeren. Uiteindelijk vaart hij terug naar Caesarea in Judea, waar de profeet Agabus zijn arrestatie en gevangenschap voorspelt. Eind mei komt hij aan in Jeruzalem, waar hij de gaven meebrengt die hij tijdens zijn reis heeft ontvangen.
paulus_prekend

Gevangenneming te Jeruzalem.

Bij aankomst in Jeruzalem stond er al meteen veel druk op de ketel: er was de vrees dat de inmiddels roemruchte Paulus weer in de synagogen zou gaan verkondigen en dat de groei van het christendom steeds meer zou toenemen. Paulus werd een levensgrote bedreiging en de hele situatie kwam tot een ontploffing op de laatste dag van de tempelreiniging van Paulus. Hij werd ervan verdacht dat hij een Griekse man van niet-joodse afkomst meegenomen zou hebben naar de Tempel. Vanuit het standpunt van de joden gezien had hij hiermee het heiligdom geschonden.

Zijn leven werd gered omdat een commandant met een Romeinse legereenheid arriveerde om orde te handhaven. “Paulus, die boven aan de trappen stond, maande de mensen met een handgebaar tot stilte. Daarna sprak hij hen in het Hebreeuws toe ” (Hand. 21,40). In zijn toespraak legde hij uit wie hij was en wat hij deed: over hoe hij als jood onder Rabbijn Gamaliël had gestudeerd en over zijn verblindende en levensbepalende ontmoeting met de Verrezen Christus op de weg naar Damascus. Tegen de Joodse toehoorders in Jeruzalem voegde hij er ook nog aan toe: (jaren geleden)… “na mijn terugkeer in Jeruzalem, was ik eens in de tempel aan het bidden, toen ik in extase raakte en Hem (de Verrezen Christus) daar zag. Hij zei tegen mij: ‘Haast je, verlaat onmiddellijk Jeruzalem, want ze zullen van jou geen getuigenis over Mij aannemen.’ “ … (later) “Zei hij tegen mij: ‘Ga, want Ik stuur je ver weg, naar de heidenen’ “.

jeruzalem_tempel (01)
Na deze laatste woorden werden de Joden woeden, want Paulus had impliciet gezegd dat het heil niet alleen voor de Joden is, maar dat alle volkeren tot Gods heil worden geroepen.

Paulus werd daarom naar de kazerne naast de Tempel gebracht en moest voor het Sanhedrin verschijnen, maar ontkomt aan de zweepslagen, omdat hij een Romeinse burger is. Na een aanslag op zijn leven door joodse Zeloten, wordt Paulus overgebracht naar Caesarea. Nu moet hij voor Gouverneur Felix verschijnen (die tussen 57 en 59 na Christus gouverneur is geweest).

Twee jaar later moet hij voor Festus verschijnen, de opvolger van Felix. Uiteindelijk moet hij voor koning Agrippa II verschijnen. Na Paulus aanhoord te hebben, zegt deze tegen Festus: “Deze man doet niets waarop dood of gevangenis staat”… “deze man had vrij kunnen zijn als hij zich niet op de keizer beroepen had” (Hand. 26,32).

paulus_gevangenschap (01

Het martelaarschap van Paulus.

Koning Agrippa en gouverneur Felix sturen Paulus uiteindelijk naar Rome om voor de keizer berecht te worden. Onderweg leiden ze schipbreuk, maar ze worden opgevist en via de Italiaanse kust bereiken ze de Romeinse hoofdstad.
Ook in Rome zal Paulus over Christus blijven getuigen. Paulus doet een laatste oproep tot de bekering van zijn volk en “sommigen gaven gehoor aan wat hij zei, anderen wilden het niet geloven”. Ten slotte haalt hij Jesaja aan: “U moet weten dat deze redding door God gezonden is aan de heidenen; en die zullen luisteren” (Hand 28,17-31). Hiermee bevestigd Paulus dat Gods heil en redding voor alle volkeren en mensen is gekomen.

Uiteindelijk werd Paulus veroordeeld en als Romeinse burger met een zwaard onthoofd en buiten de stads muren van Rome begraven, op een kerkhof langsheen de Via Ostiense. Tot op de dag van vandaag wordt zijn graf door duizenden bezocht in de Basiliek van Sint- Paulus- buiten- de- Muren.

paulus_buiten_de_muren (01)
paulus_tombe_LR (01)

De graftombe van de H. Paulus

De apostel Paulus: herder en leraar

Zoals beloofd zouden we in dit Paulusjaar (van 28 juni 2008 tot en met 29 juni 2009) nog een tweede catechese verzorgen rond de figuur van de apostel Paulus. Na een bijdrage over het leven van Paulus staan we in deze catechese stil bij zijn betekenis voor de jonge Kerk.

Verkondiging en kerkopbouw.

In het leven en werken van de apostel Paulus hebben steeds twee zaken een centrale plaats ingenomen: de verkondiging en de kerkopbouw.

Allereerst was Paulus een echte verkondiger. Een missionaris zelfs, want voor de verkondiging heeft hij zelfs drie grote reizen doorheen het Romeinse Rijk ondernomen. Die verkondigingsijver toonde hij vooral jegens de niet-Joden, de heidenen, waardoor hij de ‘apostel van de heidenen’ wordt genoemd. Hij trok naar hen toe met een duidelijke boodschap. Hij verkondigde aan hen de Goede Boodschap van het Evangelie. Deze boodschap, waarin Christus centraal stond, presenteerde hij aan de wereld als een boodschap van heil, redding en verlossing.

paulus_prekend (02)
Daarnaast laat Paulus zich vooral ook kennen als een kerkopbouwer. Tijdens zijn reizen stichtte hij op vele plaatsen immers ook kleine kerkgemeenschappen. Dat gebeurde vaak in Griekse steden, zoals bijvoorbeeld Fillipi, Korinte en Efeze. Met deze kerken zal Paulus steeds een nauwe band bewaren. Hij komt er op bezoek, hij zal ze steeds blijven steunen en helpen, en hij stuur ze ook brieven, waarvan er meerdere in het Nieuwe Testament bewaard zijn gebleven.

Kortom: voor zijn kerkgemeenschappen blijft Paulus steeds een herderlijke zorg dragen. Zo schrijft hij in een van zijn brieven: “Dag in dag uit drukt mij de zorg voor al de gemeenten” (2 Korintiërs 11,28).

Laten we nu verder eens bekijken op welke vlakken deze zorg tot uitdrukking wordt gebracht.

Herderlijke zorg voor de gemeente.

Wie Paulus’ brieven leest zal meteen opmerken hoe Paulus veel zorg heeft voor de eenheid onder de christenen. Zowel binnen de kerkgemeenschap als tussen de kerkgemeenschappen moeten de christenen de eenheidsband bewaren en eensgezind als broeders met elkaar omgaan. Die eenheid is voor Paulus een eenheid in denken en in liefde. Zo schrijft hij: “Maak mijn vreugde volkomen door uw eenheid van denken, uw eenheid in de liefde, uw saamhorigheid en eensgezindheid” (Filippenzen 2,2; lees ook: 1 Korintiërs 1,10). De eenheid moet ook tot uiting komen in concrete daden van onderlinge solidariteit. Zo roept Paulus op om de armen in Jeruzalem (die het slachtoffer waren van vervolging en verdrukking) met een ruim hart financieel te ondersteunen (2 Kortintiërs 8).
Niet voor niets eindigt de jaarlijkse bidweek voor de eenheid onder de christenen steeds op het feest van de Bekering van de Apostel Paulus (25 januari).

Efeze
Efeze

Korinte
Korinte

Filippi
Filippi

Paulus heeft ook veel zorg voor de morele heiligheid van zijn christenen. In Jezus Christus geloven is niet voldoende. Het geloof moet ook merkbaar zijn in het handelen. Een recht geloof vraagt ook om een rechte levenswandel. Zo zijn er dingen die christenen beter niet doen en waarvan ze zich best distantiëren. Zij moeten streven naar heiligheid. Sterker nog: ze zijn reeds heilig op grond van hun doopsel waardoor de heilige Geest in hen woont. Die heiligheid moeten ze bewaren en behoeden door een heilige levenswandel. “Weet gij dan niet dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest van God in u woont? … De tempel van God is heilig en die tempel zijt gij” (1 Korintiërs 3,16-17).

De apostel Paulus spoort de christenen er ook toe aan dat zij trouw zouden blijven aan hun geloof. Trouw aan de overlevering omtrent Christus die zij hebben ontvangen. Er is slechts één Evangelie, en dat is het Evangelie dat Paulus hen verkondigd heeft (lees bv. Galaten 1,6-9; 1 Korintiërs 15,1).

Als een echte herder zal Paulus ook zorg dragen voor de orde en de structuur binnen de kerkelijke gemeenschappen. Het is voor hem een moeilijke evenwichtsoefening. Enerzijds wil hij ruimte en vrijheid laten aan de werking van de H. Geest. Er is respect nodig voor de geestesgaven, de charisma’s, die aan bepaalde mensen is geschonken. Maar anderzijds moet er ook orde zijn. Daarom stelt hij bepaalde mensen in een ambt opdat het leven in de kerkgemeenschap door hen geregeld en gesuperviseerd kan worden.

Leraar.

Een bijzonder aspect van Paulus’ zorg voor de kerkgemeenschappen is zijn leraarschap. Als herder heeft hij steeds oog gehad voor de geloofsopbouw van de lokale kerkgemeenschap.

Kennis van het geloof en inzicht in het geloof zijn voor hem belangrijk, want herderlijke zorg zonder inzicht is iets wat voor hem niet kan. Geloven is voor Paulus niet alleen een levenswijze, het is bovenal ook een leer, een geloofsinhoud. Voor een geloofsgemeenschap is het belangrijk te weten wat men gelooft en daarin de eenheid te bewaren

Het juiste geloof is gefundeerd op waarheid. Beide horen wezenlijk samen. Want we kunnen niet geloven wat niet waar is. En we geloven iets, juist omdat het waar is.

Als leraar verkondigt Paulus de Christus. Hij houd voor wat we omtrent Jezus moeten geloven. en hij legt ook uit waarom. Een mooi voorbeeld daarvan is de leer omtrent de verrijzenis. Eerst verkondigt hij dat Jezus is verrezen. En dan, als leraar en catecheet, legt hij uit hoe ook onze verrijzenis gestoeld is op de verrijzenis van Christus (lees: Efeziërs 1 en2).

paulus_schrijft (01)
Hoe leven in de wereld?
Paulus leerde zijn christenen ook hoe zij dienden te leven in een niet-christelijke wereld. Ook om die reden is Paulus een zeer actuele figuur.
Twee houdingen moeten volgens Paulus de christen typeren: afstand van de wereld en openheid van de wereld.

Enerzijds moet de christen afstand bewaren t.o.v. deze wereld. Zo nodig moet hij de wereld zelfs verlaten. Want in de wereld heerst vaak het kwade. In de wereld gebeuren vaak dingen waar de christen geen voorbeeld aan kan nemen. Aan de Romeinen schrijft hij: “Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen, met een nieuw visie” (Romeinen 12,2). Neen, de wereld kan niet de norm zijn voor het christelijk leven.
Maar anderzijds moet de christen ook openheid bewaren t.o.v. de wereld. Hij moet de wereld als een feit aanvaarden. Niet alles in de wereld is slecht en daarom moet de christen uit de wereld aannemen wat goed is en verenigbaar met het christelijk geloof. “Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op wat deugd heet en lof verdient” (Filippenzen 4,8).

paulus_prekend

Paulus de bidder.

Paulus herderlijke zorg vindt ook uitdrukking in zijn gebed. Een goede herder bidt voor zijn kudde. En dat is zeker ook zo bij Paulus. Voortdurend lezen we in zijn brieven hoe hij veel bid voor zijn christenen. Al diegenen die aan zijn herderlijke zorg zijn toevertrouwd brengt hij voor God, hij gedenkt hen voor zijn Aanschijn. Hij brengt hen aanwezig voor God. Zo schrijft hij aan de Tessalonicenzen: “Wij zeggen God dank voor u allen, telkens wanneer zij uw naam noemen in onze gebeden” (1 Tessalonicenzen 1,2).

Het gedenken van zijn kerkgemeenschappen bij God kleurt in het gebed van Paulus ook vaak naar danken. Hij dankt voor alle goddelijke gaven. In dit danken wordt aan God teruggeschonken wat Hij ons als gave gegeven heeft. Dat is vooreerst de gave van het geloof en alles wat daarmee te maken heeft

paulus_christus (02)

Slotsom.

Paulus is een echte verkondiger en kerkopbouwer geweest. Dat zien we in zijn zorg voor zijn kerkgemeenschappen. Die zorg kan vele aspecten hebben en vele vormen aannemen. De aansporingen tot eenheid, geloofstrouw en morele heiligheid zijn wellicht de belangrijkste.
Maar ook in zijn leraarschap en zijn bidden vinden we een uitdrukking van Paulus’ herderlijke zorg.

De apostel Thomas

Inleiding.

In juli viert de Kerk het feest van de Heilige Thomas, apostel. N.a.v. deze feestdag maken we van de gelegenheid gebruik om deze bijzondere heilige eens in het licht te zetten, die (onterecht) de geschiedenis is ingegaan als de ongelovige Thomas.

Thomas is onder de andere apostelen bekend, omdat hij aanvankelijk niet geloofde in de verrijzenis van Jezus. Dit ongeloof vervloog echter toen Christus hem en de overige apostelen verscheen een week na Pasen (Joh 20,24-29). Zijn gebrek aan geloof geeft de Heer de gelegenheid ons uit te nodigen ons geloof te versterken, dat zijn vaste punt heeft in het historische feit van de verrijzenis van Christus.
Naast deze passage spreekt de evangelist Johannes nog tweemaal over Thomas, steeds in een korte dialoog (Joh. 11,16 en Joh 14,5).

thomas (103) LR rubbens_1611
Behalve de summiere verwijzingen in de evangelies weten wij niets met zekerheid omtrent het leven van Tomas. Volgens de traditie heeft hij India gekerstend. Zijn feest wordt gevierd op 3 juli, de dag waarop zijn lichaam naar Edessa werd overgebracht.
De heilige Thomas was een visser uit Galilea en de evangelisten noemen hem slechts bij hun opsomming van de apostelen. Uit zijn naam moegen we afleiden dat hij tot een tweeling behoorde. Thomas is immers afgeleid van eht Aramese ‘toma’, wat tweeling betekent. In het Johannesevangelie wordt hij ook wel Didymus genoemd werd, wat de Griekse vertaling is van ‘tweeling’.

Ook bestaan er diverse apocriefe geschriften die aan Thomas zijn toegeschreven. De Apocalyps van Thomas, het Thomas-evangelie en de Handelingen van Thomas. Deze geschriften worden door de kerk echter niet als authentiek erkend.

thomas (102) LR

De ‘ongelovige’ Thomas.

We kunnen de naam Thomas bijna niet uitspreken zonder er de titel ‘ongelovige’ voor te zetten. Dit heeft hij te danken aan de ‘beroemde’ passage uit het Johannes-evangelie, waar thomas dan ook het eerste credo, ‘Mijn Heer en mijn God!’, uitsprak:

”Thomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: ‘We hebben de Heer gezien.’ Maar hij zei: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.’
Acht dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Thomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’ Vervolgens richtte Hij zich tot Tomas: ‘Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.’ Hierop zei Tomas: ‘Mijn Heer! Mijn God!’ Jezus zei: ‘Omdat je Me gezien hebt geloof je. Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.”

thomas (101) LR
Het is geen compliment om als ‘ongelovige’ door de geschiedenis te moeten gaan. En toch wekt dit bij ons ook enige sympathie op. Zou dat niet komen omdat ook wij onze momenten van geloofstwijfel hebben? Dat ook wij vaak redeneren in de trant van ‘eerst zien en dan geloven’?

Uiteindelijk springt Thomas met zijn uitgesteld geloof de andere apostelen nog over het hoofd.
Want is het je niet opgevallen dat nergens in het Evangelie vermeld staat dat Thomas ook echt zijn vinger in de wonden van Jezus stak? (Hoewel kunstenaars het wél zo afbeelden.) Het is ook niet meer belangrijk: van de bijzaak (de vinger in de wonden kunnen leggen) stoot hij meteen door naar de hoofdzaak: Christus erkennen, niet alleen als mens, maar ook als God. ‘Mijn Heer en mij en God’. Thomas ziet de mens Jezus en hij belijdt wat hij niet ziet: de godheid van Jezus

thomas (100) LR caravggio_1601

Thomaschristenen.

De heilige Thomas wordt ook wel eens ‘de apostel van India’ genoemd. Volgens de overlevering trok Thomas na Pinksteren de wijde wereld in. Hij zou het evangelie hebben gepredikt onder de Parthen, de Meden en de Perzen. Thomas zou als martelaar in Edessa gestorven zijn. In India zou hij koning Gundaphar hebben bekeerd. Syrische tradities zeggen dat hij in India gestorven is. Vandaar dat oudchristelijke Indiërs (Indiërs die reeds lang christen waren voor de missionering vanaf de 16de eeuw) uit ook wel ‘Thomaschristenen’ worden genoemd. Deze gelovigen zijn verdeeld in twee groepen, katholieken en orthodoxen. Beide stammen af van de Assyrische, nestoriaanse Kerk. Ten gevolge van de Portugese kolonisatie zochten zij vanaf 1653 aansluiting bij de Katholieke Kerk van de Syrische ritus en bij de Syrisch-Jacobieten.

Thomaskathedraal Chennai
Thomaskathedraal Chennai

Thomaskruis
Thomaskruis

Graftombe
Graftombe

De heilige Thomas stierf in 72 n.Chr de marteldood. Vandaar dat hij wordt meestal afgebeeld met een boek (als apostel) en een speer waarmee hij volgens de overlevering werd gedood. Hij ligt begraven in de Indiase stad Chennai, waar de rooms-katholieke basiliek van het nationaal heiligdom van Sint-Thomas staat. Deze is gebouwd op het vermeende graf van de apostel.

De apostel Petrus

Petrus de visser.

petrus (107) LR Bethsaida

Na Jezus is Petrus de bekendste en, in het Nieuwe Testament, de meest geciteerde persoon: hij wordt 154 keer vermeld met de bijnaam Pétros, “steen”, “rots”, wat de Griekse vertaling is van de Aramese naam Kefas, die hem rechtstreeks door Jezus is gegeven, waarover 9 getuigenissen bestaan, vooral in de brieven van Paulus. Daar moet nog aan toegevoegd worden het frequente gebruik van de naam Simon (75 keer), die de vergriekste vorm is van zijn oorspronkelijke Hebreeuwse naam Simeon (Hand 15,14)

Petrus was de zoon van Johannes (Mt 16,17), uit Betsaïda, een stadje ten oosten van het meer van Galilea, waar ook Filippus vandaan kwam en uiteraard ook zijn broer Andreas. Zijn spraak verraadde zijn Galilese accent. Samen met het gezin van Zebedeüs, de vader van Jakobus en Johannes, hadden zij een vishandel aan het meer van Galilea (Lc.5,10).

Petrus moet dus een zeker gemak in zaken hebben gehad en was bovendien bezield met een oprechte godsdienstige belangstelling, een verlangen naar God.

Hij verlangde dat God in de wereld tussenbeide zou komen – een verlangen dat hem ertoe aanzette om zich samen met zijn broer tot in Judea te begeven om de prediking te volgen van Johannes de Doper (Joh. 1, 35-42): “De volgende dag stond Johannes daar weer, nu met twee van zijn leerlingen”

Petrus was een gelovige en praktiserende Jood. Hij was getrouwd, zijn schoonmoeder leefde in de stad Kafarnaum. In de evangelies komt hij naar met een vastberaden en impulsief karakter. Tegelijkertijd is hij soms ook argeloos en vreesachtig, en toch eerlijk, tot het meest oprechte berouw toe na zijn verloochening van Jezus (Mt. 26,75):

“Petrus herinnerde zich het woord van Jezus die gezegd had: ‘Voor het kraaien van de haan, zult ge Mij driemaal verloochenen.’ Hij ging naar buiten en begon bitter te wenen.”

Roeping.

Het vertrekpunt van Petrus ligt bij zijn roeping door Jezus. De Meester ziet twee boten voor anker liggen aan de oever. De vissers zijn er uitgegaan en spoelen de netten. Hij vraagt aan boord te mogen stappen, in die van Simon, en vraagt hem een eindje van wal te steken. Gezeten op deze geïmproviseerde cathedra of leerstoel, begint Hij de menigte vanuit de boot te onderrichten. Zo wordt het bootje van Petrus de leerstoel van Jezus (Lc. 5,1-3).

Een belangrijk moment van betekenis op zijn geestelijke weg zal Petrus beleven in de omgeving van Caesarea van Filippus, wanneer Jezus zijn leerlingen een duidelijke vraag stelt (Mc. 8,27-29): “Wie zeggen de mensen dat Ik ben.” Voor Jezus is een antwoord van horen zeggen niet voldoende.
Van degene die aanvaard heeft persoonlijk bij Hem betrokken te raken, wil Hij een persoonlijke stellingname. Daarom vervolgt Hij: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben” Waarop Petrus, ook namens de anderen, antwoordt: “Gij zijt de Christus”, dat wil zeggen de Messias. Dit antwoord van Petrus, dat niet van “vlees en bloed” van hem kwam, maar dat hem door de Vader werd gegeven die in de hemel is, bevat in zich, als in kiem, de toekomstige geloofsbelijdenis van de Kerk.

Petrus leert gaandeweg wat het betekent om Jezus echt te volgen. Dat is zijn tweede roeping, analoog aan die van Abraham in Genesis 22. “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden” (Mc. 8, 34-35) Al kost het hem ook moeite, Petrus neemt de uitnodiging aan en volgt zijn weg in het voetspoor van de Meester.
petrus (106) LR

Petrus wordt Kefas.

Wanneer de evangelist Johannes over de eerste ontmoeting vertelt van Jezus met Simon, de broer van Andreas, legt hij een bijzonder feit vast: “Jezus zag hem aan en zei: ‘Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas – dat betekent: Rots – genoemd worden’” (Joh. 1, 42)
Jezus was niet gewoon zijn leerlingen een andere naam te geven. Met uitzondering van de zonen van Zebedeüs (Mc. 3, 17) heeft Hij aan geen enkele leerling ooit een nieuwe naam gegeven.

Dat heeft Hij daarentegen wel gedaan met Simon, toen Hij hem Kefas noemde, een naam die vervolgens in het Grieks werd vertaald als Pétros, in het Latijn Petrus. En hij werd juist daarom vertaald, omdat het niet alleen om een naam ging: het ging om een “mandaat”, een opdracht die Petrus op die manier van de Heer ontving.

petrus (106) LR kefas

Een leider met sleutels.

In Caesarea belijdt Simon dat Jezus de Messias is, de Zoon van de levende God. Daarop antwoordt Jezus: “Gelukkig ben jij, Simon Barjona; niet vlees en bloed hebben jou dat onthuld, maar mijn Vader in de hemel. Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.” (Mt.16,16-19) Op deze tekst berust het primaatschap van Petrus en het pausambt.

Na de Hemelvaart van Jezus nam Petrus direct de leiding van de eerste geloofsgemeenschap in handen en regelde hij onder meer dat Judas Iskariot een opvolger (Matthias) krijgt. In tegenstelling tot Paulus predikte Petrus voornamelijk onder de Joden.

In Caesarea doopte Petrus de heidense centurio Cornelius zonder eerst diens besnijdenis als voorwaarde te stellen. Daarvoor moest hij zich in Jeruzalem verantwoorden. Hij verdedigde zijn optreden en getuigde ervan dat de heidenen het Woord van God hadden aangenomen.

Ook beschreef hij zijn visioen waarin God hem openbaarde dat er geen onreine dieren meer zijn.

Rond het jaar 44 werd Petrus op last van koning Herodes gevangengenomen. In de Handelingen der Apostelen (12,3-10) wordt vertelt hoe dat hij door een engel op wonderbaarlijke wijze wordt bevrijd.

Apostelconcilie.

In het jaar 49 of 50 was Petrus in Jeruzalem om het Apostelconcilie voor te zitten. Deze kerkvergadering ging over de kwestie of gedoopte heidenen besneden moeten worden en of zij gehouden zijn aan de Tora. Petrus was ervan overtuigd dat het niet nodig was om dit “juk” op te leggen, omdat de verlossing niet afhing van het onderhouden van de Wet, maar van de genade van Christus (Hand. 15,11).

Na het concilie vertrok Petrus naar Antiochië. Hoewel hij vond dat de Joodse Wet (=Tora) niet meer onderhouden hoefde te worden, ging hij er toch weer toe over nadat Joodse christenen in Antiochië waren komen wonen. Dit tot ergernis van Paulus

“Toen Kefas in Antiochië gekomen was, heb ik hem openlijk de waarheid gezegd, want hij bleek schuldig. Immers, voordat sommige mensen van Jakobus gekomen waren, at hij altijd samen met de heidenen, maar toen zij gekomen waren, begon hij zich terug te trekken en afzijdig te houden, bang voor de mannen van de besnijdenis. En ook de andere Joden waren net zo huichelachtig als hij, zodat zelfs Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen.
Maar toen ik zag dat zij niet recht op de waarheid van het evangelie afgingen, zei ik tegen Kefas waar ze allemaal bij waren: ‘Als jij, een geboren Jood, leeft als een heiden en niet als een Jood, hoe kun je dan de heidenen dwingen om te leven als Joden?”
(Gal.2,11-14)

petrus (105) LR apostelconcilie

Martelaarschap.

Na een aantal jaren ondernam Petrus vermoedelijk een aantal missiereizen. Uiteindelijk vestigde hij zich in Rome. Daar stierf hij in het jaar 64 bij de christenvervolging onder keizer Nero de marteldood in het Circus van Caligula op de Vaticaanse heuvel. Hij zou daar met zijn hoofd naar beneden gekruisigd zijn. Zijn lichaam werd door christenen in een graf naast het circus gelegd. Keizer Constantijn de Grote liet bovenop het graf van Petrus een basiliek bouwen.

In het Nieuwe Testament vinden we twee brieven die zijn toegeschreven aan Petrus. De evangelist Marcus wordt beschouwd als de gezel van Petrus. In de eerste brief van Petrus wordt Marcus er “mijn zoon’ genoemd (1 Petr. 5,13)

De marteldood van Petrus wordt herdacht op het hoogfeest van Petrus en Paulus op 29 juni. Op 22 februari viert de Kerk het Feest van Petrus’ Stoel – de Cathedra van Petrus.

Petrus wordt vaak afgebeeld met een omgekeerd kruis, een haan en een sleutel.

petrus (104) LR kruisiging

Het graf van Petrus (en Paulus)

Het hoogfeest van de apostelen Petrus en Paulus.

Op 29 juni eert de Kerk in de liturgie gezamenlijk de apostelen Petrus en Paulus. Daarmee beklemtoont de Kerk de uitzonderlijke betekenis die beide apostel hebben gehad voor de verspreiding van het christelijk geloof en de opbouw van de katholieke Kerk.

Zij hebben zich daarvoor ingezet met de prijs van hun bloed, want ze stierven te Rome als martelaren onder het bewind van keizer Nero (54-68). Petrus werd gekruisigd en Paulus werd onthoofd.

Het feest ter ere van de apostelen Petrus en Paulus ontstond in de derde eeuw uit de volksverering. Want reeds vanaf het begin trokken vele christenen naar hun martelaarsgraven om er te bidden en om hun voorspraak af te smeken.

Daarom besloot kezier Constantijn 307-337) om in Rome twee grote basilieken te bouwen boven hun graf: voor Petrus werd dat de Sint-Pietersbasiliek in hetVaticaan en voor Paulus de Sint-Paulus-buiten-de-muren op de weg naar Ostia

petrus_paulus_LR (02)
Sint-Paulus-buiten-de-muren

Sint-Pietersbasiliek

basiliek_petrus

Sint-Paulus-buiten-de-muren

Een verrassende ontdekking.

Zowel de Sint-Pieters als de Sint-Paulus zijn dus basilieken die gebouwd werden boven op het graf van beide apostelen. Dat is steeds de overlevering van de traditie geweest. Maar wat de Kerk al eeuwenlang beleed werd in de recente geschiedenis ook door archeologisch onderzoek bevestigd. Want wat velen niet weten is dat er zich onder de Sint-Pieterskerk een hele archeologische site bevindt die in het midden van vorige eeuw werd uitgegraven.
Het verhaal begint toen men in 1939, in de crypte met de pauselijke graven, aan de werkzaamheden begon voor het graf van de pas gestorven paus Pius XI. Als bij wonder stootte men toen op een stenen constructie die later de kroonlijst bleek te zijn van een mausoleum uit de Romeinse oudheid. Het wekte de nieuwsgierigheid van de onderzoekers, want ze zeiden tot zichzelf: “Hier zit veel meer onder de grond!”. Met toelating van de nieuwe paus begon met toen aan de opgravingen. Dat was niet zonder risico’s; want stel je voor: boven het hoofd van de archeologen bevond zich de grootste kerk ter wereld!

Na vele jaren moeizame arbeid (1940-1949) kon men een groot deel van een heuse dodenstad (begraafplaats) uit de Oudheid blootleggen. Een geheel van graftombes, mausolea en ‘straatjes’ er doorheen.

Maar wat nog belangrijker was: men ontdekte niet alleen heidense graven, maar ook christelijke graven, en uiteindelijk ook de plaats waar Petrus werd begraven net onder het hoofdaltaar van de basiliek!

basiliek_petrus_scavi

Van graf tot basiliek.

Hoe is de geschiedenis dan verlopen?
De apostel Petrus, die in Rome verbleef, werd onder keizer Nero gevangen genomen en terechtgesteld op de plaats die we nu het Vaticaan noemen. Daar bevond zich in die tijd een groot langwerpig circus waar onder keizer Nero vele christenen een gruwelijke marteldood stierven.

Na zijn dood werd Petrus begraven op de dichtstbij gelegen begraafplaats. Hier bevonden zich rijkelijk versierde mausolea maar Petrus werd in de grond begraven, in een armengraf.

Het duurde echter niet lang of de verering van de christenen voor hun apostel Petrus leidde tot een eerste gedenkmonument, het tropaion (zie afbeelding).

necropolis_trophaeum (01)

Dit gedenkteken bleef lange tijd het enige eerbewijs aan Petrus totdat keizer Constantijn in 322 besloot het graf in te capselen in een marmeren sarcofaag en daarboven een basiliek te bouwen ter ere van Petrus en ten dienste van de pelgrims.

petrus_LR (04b)
Hiervoor moest de keizer hemel en aarde verzetten (in zekere zin ook letterlijk!): het circus van Nero moest verdwijnen, de dodenstad moest deels afgebroken worden en hergebruikt als fundamenten, de Vaticaanse heuvel moest grotendeels afgegraven worden en het lager gelegen gedeelte moest opgehoogd worden. Waarom al deze moeite als er even verderop vlak terrein was waar het veel eenvoudiger was om een basiliek te bouwen? Het antwoord is heel eenvoudig: het altaar en de basiliek moesten en zouden recht boven het graf van Petrus komen. Al de hindernissen die keizer Constantijn heeft overwonnen zijn dus onrechtreekse bewijzen dat Petrus op deze plaats begraven ligt.
basiliek_constantijn (02)
De basiliek van Constantijn onderging in twaalfde eeuw enkele grote veranderingen. Paus Calixtus liet het grondniveau ophogen zodat de marmeren sarcofaag van Constantijn ondergronds ‘verdween’ en liet vervolgens een nieuw altaar bouwen bovenop het graf.

In de renaissancetijd werd Constanijns basiliek dan afgebroken en vervangen door de huidge Sint-Pietersbasiliek die we allen kennen. Zeven architecten (Bramante, Michelangelo, Maderno, Bernini …) hebben er 120 jaar aan gewerkt. Een nieuwe en prachtige basiliek herrees, waar wat deze kunstenaars steeds hebben gerespcteerd is het feit dat het altaar (en de basiliek) boven het graf van Petrus moest blijven. Je zou het dus niet verwachten, maar het altaar met het beroemde bronzen baldakijn en de zuilen van Bernini staat nog steeds boven het graf van Petrus!

basiliek_petrus_altaar

Het graf van Petrus.

Toen in 1940 de opgravingen begonnen had men slechts één doel voor ogen: het graf van Petrus proberen terug te vinden. De archeologen deden belangrijke vondsten. Zo ontdekte men dat de verschillende altaren uit het verleden nooit werden afgebroken, maar bovenop elkaar gebouwd waren (zie afbeelding). Onder de altaren vond men de marmeren sarcofaag terug die keizer Constantijn had laten bouwen. En binnenin ontdekte men het tropaion, het oudste gedenkteken op het graf van Petrus dat reeds beschreven staat in een document uit het begin van de IIde eeuw.

Verklaring bij de afbeelding:

  • 1. het graf van Petrus in de grond
  • 2. het grondniveau van de dodenstad
  • 3. het tropaion of het eerste herdenkingsmonument
  • 4. het marmeren mausoleum van Constantijn
  • 5. het altaar van paus Calixtus
  • 6. het huidige altaar onder het baldakijn van Bernini

In een nis vond men ook enkele gebeenten, met resten van gouddraad en kostbare paarse stof, een de Griekse inscriptie Petros eni (Petrus is hier). Onderzoek wees uit dat de beentjes afkomstig waren van een oudere man.

Hadden de archeologen het graf van Petrus gevonden? Alles lijkt er op te wijzen. Van het graf mag men zeker zijn. Een sluitend bewijs voor het gebeente is er niet, want daarvoor zou men over DNA van Petrus moeten kunnen beschikken.

necropolis_evolutie (09)
Toen de resultaten van het archeologisch onderzoek werden bekend gemaakt schreef paus Pius XII het volgende: “Op de wezenlijke vraag of men werkelijk het graf van de H. Petrus teruggevonden heeft, geeft het eindresultaat van werken en studies een heel duidelijk antwoord met ‘Ja’. Het graf van de vorst der apostelen is teruggevonden. (…) De reusachtige koepel (van de basiliek) welft zich precies boven het graf van de eerste bisschop van Rome, de eerste paus. Aanvankelijk een uiterst bescheiden graf, waarover de verering in latere eeuwen, in een wonderbaarlijke opeenvolging van bouwwerken, het grootste heiligdom van het christendom liet ontstaan.”

In zekere zin is zo waarheid geworden wat Christus tot Petrus had gezegd: “Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen’ (Mt 16,18).

Klik hier voor een virtuele rondleiding doorheen de necropolis onder de Sint-Pietersbasiliek.

Het graf van Paulus.

De geschiedenis van het graf en de basiliek van Paulus is zeer gelijklopend. Na Petrus onderging ook Paulus de marteldood door onthoofding. De terechtstelling vond plaats buiten de muren van Rome.

Hij werd begraven in een eenvoudig graf langs de weg naar Ostia, vlakbij de Tiber. Ook boven zijn graf werd al snel een herdenkingsmonument opgericht (een tropaion) en later in 324, eveneens door keizer Constantijn, een basiliek gebouwd.

In tegenstelling tot het graf van Petrus werd er betreffende het graf van Paulus nooit echt archeologische opgravingen verricht. Het Paulusjaar 2009 was echter een gelegenheid tot nader onderzoek. Zo heeft men een marmeren tombe blootgelegd, een marmeren inscriptie en de verschillende altaren die in de loop der eeuwen boven de tombe werden gebouwd. Via een minuscuul gaatje heeft men ook een camera ingebracht in de tombe. Zij bevat nog steeds sporen van goud en van purperen stof zowel als fragmenten van beenderen die dateren uit de tijd van Paulus.
Toen bij de afsluiting van het Paulusjaar deze resultaten werden bekend gemaakt door paus Benedictus XVI, verklaarde deze: “Dit alles lijkt een bevestiging te zijn van de unanieme en ontegensprekelijke traditie dat het hier het stoffelijk overschot betreft van de apostel Paulus. Dit alles vervult mijn ziel met diepe emotie.”

De oudste afbeelding van de apostel paulus. De oudste afbeelding van de apostel paulus.

Gebed:

Heer, onze God,
help ons op voorspraak
van de apostelen Petrus en Paulus.
Met hen zijt Gij de verheven zending
van uw Kerk begonnen.
Wij vragen U
dat zij on sbijstaan
op de weg naar het eeuwig geluk.

Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon,
die met U leeft en heerst
in de eenheid van de heilige Geest,
God, door de eeuwen der eeuwen.
Amen.

Rome, ITALY:  Pope Benedict XVI looks at the tomb of St. Paul the Apostle in the Basilica of St. Paul Outside the Walls (San Paolo fuori le Mura) in Rome, 25 January 2007, as he closed the annual Week of Prayer for Christian Unity. AFP PHOTO / OSSERVATORE ROMANO / POOL  (Photo credit should read OSSERVATORE ROMANO ARTURO MARI/AFP/Getty Images)

Paus Benedictus XVI bezoekt het graf
van de apostel Paulus.

Een zevenvoudig portret van Maria

Zeven Bijbelse portretten van Maria

Je hoort wel eens zeggen dat de plaats die Maria bekleedt in de katholieke Kerk niet strookt met de Bijbelse gegevens. Niets is minder waar! Er staat zelfs zo veel over Maria in de Bijbel dat we hier niet alles aan bod kunnen brengen. Daarom zullen we ons beperken tot zeven Bijbelse portretten die kunnen helpen om zowel Maria als haar plaats in de Traditie beter te begrijpen.

De nieuwe Eva.

Een eerste portret dat je in de Bijbel kan vinden is het “verlossende portret” van Maria. Het gaat hier om Maria in haar rol als nieuwe Eva. Het is een beeld van Maria die al voorzegd is in Genesis (het eerste boek van de Bijbel): “God, de Heer, zei tegen de slang: vijandschap sticht ik tussen u en de vrouw, tussen uw nageslacht en het hare en zij zal uw kop verbrijzelen” (vgl. Gen 3,13 en 15).
Het is door haar eenvoudige “fiat” of “jawoord” dat Maria een verlossende rol krijgt (vgl. Luc 1, 38). Zo helpt ze om de kop van het kwade te verpletteren (hier verbeeld als een slang).
In de tuin van Eden hebben de mensen veel leed en verdriet gekregen door de ongehoorzaamheid van de oude Eva. Door Maria, de nieuwe Eva, is er dus weer hoop gekomen, want zij heeft wel naar God willen luisteren.

adam_eva (02)

Voorafgebeeld in het Oude Testament.

Een tweede portret dat je in de Bijbel kan vinden is het “profetische portret” van Maria. Om dit en het voorgaande portret te kunnen begrijpen, is het belangrijk om te weten dat katholieken de Bijbel niet alleen maar letterlijk lezen. De Bijbel is dus niet een geschiedenisboek met uitsluitend feitjes en weetjes. Voor ons is het op de eerste plaats Gods Woord. Anders gezegd is het een liefdesbrief van God aan zijn kinderen, waarin alle woorden en zinnen een veel diepere betekenis kunnen hebben. De eerste plaats waar je Maria letterlijk zal vinden is natuurlijk in het Nieuwe Testament, maar ook in het Oude Testament staan er al vele teksten die naar Maria verwijzen! Deze profetische teksten helpen ons om haar beter te begrijpen.

Bij de profeet Jesaja lezen we bijvoorbeeld: “Daarom geeft de Heer zelf een teken aan u. Zie, de jonge vrouw is zwanger, en zal een zoon ter wereld brengen. U zult hem de naam Emmanuël (God-met-ons) geven” (Jes 7,14 / vgl. ook Micha 5,2). Deze profetie horen we dan ook vaak voorlezen in de kersttijd.

maria_met_kind_LR (01)

Moeder Maria.

Een derde portret dat je in de Bijbel kan vinden is het “moederlijke portret” van Maria. Hier zien we dat haar profetische moederschap ook tot vervulling is gekomen. Deze vervulling vinden we in de Evangelies (bijv. Matt 1,18 en Luc 1,28-35).

Ten slotte wordt het moederschap van Maria ook nog eens bevestigd tijdens het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth. Elisabeth was zo overdonderd dat de Moeder van de Heer haar zou willen bezoeken, dat ze uitriep: “Wie ben ik dat de MOEDER van mijn Heer naar mij toe komt?” (Luc 1:43).

Maria is niet te groot om zelfs de kleinsten te willen helpen. Wij mogen haar dus altijd aanroepen als onze lieve Moeder, en ze zal ons ook zeker te hulp komen in al onze noden

bezoek_van_maria

Maria de barmhartige.

Een vierde portret dat je in de Bijbel kan vinden is het “barmhartige portret” van Maria.
Nu zien we Maria als iemand die actief deelneemt aan het openbare leven van Jezus. Een moeder houdt immers niet op om na de geboorte van haar kind moeder te zijn! Voor de meeste mensen blijft hun moeder een belangrijke en positieve rol spelen, ook als ze volwassen zijn!
We mogen Maria dus niet te snel afschrijven (zoals sommige protestanten dat bijvoorbeeld doen). Maria is met Jezus meegegaan op zijn vele tochten en zij heeft compassie gehad met iedereen die op haar pad is gekomen. Het is door de bezorgdheid van de barmhartige Moeder op de bruiloft van Kana dat Jezus zijn eerste wonder heeft gedaan voor de gasten zonder wijn (vgl. Joh 2,1-12). Bij de andere Evangelisten zien we ook weer de bezorgde en barmhartige Moeder die met haar Zoon wil spreken (Matt 12,46-47; Mark 3,31-32 en Luk 8,19).

statie_04 (01)

De wenende Madonna.

Een vijfde portret dat je in de Bijbel kan vinden is het “droevige portret” van Maria. De zorgzame en liefdevolle Moeder Maria heeft ook veel verdriet geleden.
Een van de eerste voorbeelden is tijdens de opdracht van haar Zoon in de tempel. De priester Simeon heeft toen voorspeld dat een zwaard door haar ziel zal gaan (vgl. Luc 2,35).

Het mooiste beeld is echter die van de droevige Moeder onder het kruis van haar Zoon. Hier geeft Jezus zijn Moeder Maria aan de beminde leerling om ook zijn Moeder te zijn (vgl. Joh 19,25-27). De Moeder van smarten heeft haar Zoon nooit in de steek gelaten, zelfs toen Hij moest sterven. Ook ons zal zij nooit in de steek laten. We kunnen dus altijd op haar voorspraak rekenen, vooral als we het even wat moeilijker hebben.

maria_onder_kruis (01)

Maria en de H. Geest.

Een zesde portret dat je in de Bijbel kan vinden is het “heilige portret” van Maria. Maria heeft onder alle gewone mensen de meest innige band gehad met de HEILIGE Geest. Van de zes keer dat de Heilige Geest direct ingrijpt in iemands leven, zal dat vier keer met of bij Maria zijn: eerst tijdens haar maagdelijke conceptie van Jezus (vgl. Matt 1,18-21), daarna tijdens haar bezoek aan Elisabeth (en de hymne die door de Heilige Geest wordt ingegeven, vgl. Luk 1,41-45), vervolgens tijdens haar ontmoeting met Simeon (terwijl de Geest op hem rust, vgl. Luk 2,25-32) en ten slotte tijdens Pinksteren (en de uitstorting van de Heilige Geest, vgl. Hand 1,13-14 en 2,1-4).

Laat ons dus de heiligheid van Maria proberen na te volgen, zodat wij ook de rijke vruchten van de Heilige Geest mogen ontvangen (o.a. liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid en zelfbeheersing, vgl. Gal 5,22-23).

pinksteren_LR (02)

Ten Hemel Opgenomen.

Een zevende portret dat je in de Bijbel kan vinden is het “hemelse portret” van Maria. Vanuit Genesis in het begin van de Bijbel, zijn we nu in de Apokalyps of Openbaring van Johannes beland. Hier zien we een beeld van de Kerk (en tegelijk ook van Maria) in haar hemelse luister. Ze is gekroond met een kroon van twaalf sterren (vgl. Apok 12,1).

Het staat niet met zoveel woorden in de Bijbel, maar als Katholieken geloven we zonder twijfel dat Maria met ziel en lichaam in de hemel is opgenomen. Daar heeft haar Lieve Zoon haar gekroond, omdat ze zoveel voor Hem en voor ons heeft gedaan (we herdenken dit trouwens in het 5de glorievolle mysterie van de Rozenkrans). Dat betekent echter niet dat Maria ver van ons af staat, want nu spreekt ze voor ons ten beste bij Jezus.

tenhemelopneming_LR (02)

Bid dus voor ons Maria,
opdat wij ook de beloften van Christus
waardig mogen worden. Amen.