);

Gewetensonderzoek bij de biecht

Volgende vragen kunnen je helpen bij het gewetensonderzoek:

Mijn relatie tot God

Heb ik geloof en vertrouwen in God en liefde tot Hem?

  • Geloof ik in God, ben ik bereid moedig voor m’n geloof uit te komen en er zelfs spot en minachting voor te doorstaan?
  • Of ben ik eerder beschaamd voor m’n geloof en zwijg ik er maar liefst over?
  • Ben ik bereid te geloven in de door God geopenbaarde waarheden, die de Kerk me voor houdt te geloven?
  • Heb ik vertrouwen in Gods voorzienigheid of laat ik bij de minste tegenslag de moed zakken en maak ik Hem verwijten?
  • Heb ik me overgegeven aan wanhoop door niet meer te geloven in Gods liefde en barmhartigheid.
  • Ben ik bereid naar God toe te groeien en Hem te beminnen of leef ik onverschillig en oppervlakkig alsof God er niet was?
  • Zijn er perioden in m’n leven geweest dat ik zonder geloof in God leefde?
  • Wanneer lijden me treft, ben ik dan opstandig? Ben ik bereid m’n lijden te dragen, te offeren, in vereniging met het lijden van Christus?
  • Neem ik met Jezus het kruis op om Hem te volgen?
  • Heb ik ooit God gehaat?
  • Ben ik dankbaar jegens God voor verkregen gunsten en heb ik oog voor Gods dagelijkse weldaden in mijn leven, voor de kleine dingen van elke dag die Hij mij geeft? Of ben ik ondankbaar en zie ik enkel dat wat niet goed gaat?
  • Heb ik ooit het katholiek-christelijk geloof verloochend door naar een andere christelijke belijdenis, een andere godsdienst, of een sekte over te gaan?

Heb ik andere “goden” in mijn leven?

  • de afgod geld
  • de afgod bezit
  • de afgod macht
  • de afgod genot
  • de afgod prestige
  • de afgod “lekker eten”, mooie kleding, enz.?
  • Hecht ik overdreven belang aan bepaalde “krachten” in de kosmos, hierbij vergetend dat God aan de oorsprong staat van het gehele universum en er niets buiten Hem om gebeurt?

Gebruik ik Gods naam lichtvaardig?

  • in vloeken?
  • in bedenkelijke moppen over God en de heilige zaken?
  • in ijdele discussies over God waarin ik gelijk wil halen?
  • door het zweren bij God of de heilige zaken?
  • heb ik me schuldig gemaakt aan het publiceren of verspreiden van heiligschennende literatuur?

Maak ik Satan en de andere duivels ( = de gevallen engelen) tot meesters over mijn leven?

  • door deel te nemen aan occulte praktijken, zoals het oproepen van geesten ( = seances/spiritisme)
  • zwarte missen en Satanskultussen
  • door meesters van het occulte te raadplegen, zoals waarzeggers, handlezers, pendelaars, sterrenwichelaars, witte of zwarte magiërs, mediums
  • door horoscopen te raadplegen of amuletten te dragen?
  • door naar genezers te lopen die hun gave van genezing van Satan verkregen hebben en niet van de heilige Geest?
  • door mij met hekserij bezig te houden?

Volbreng ik m’n religieuze plichten?

  • Bid ik dagelijks tot mijn Schepper en Vader of wend ik mij slechts tot Hem als het mij niet goed gaat?
  • Heb ik steeds de dag des Heren geheiligd?
    * door ‘s zondags trouw naar de H. Mis te gaan?
    * door van de zondag een gewijde dag te maken waarop ik elke zonde en elke zware arbeid probeer te vermijden?
  • Heb ik ooit in staat van doodzonde gecommuniceerd en zo het lichaam van Christus heiligschennend ontvangen?
  • Heb ik de vereiste eerbied voor de Eucharistie: het geconsacreerde brood en de geconsacreerde wijn waarin Christus met zijn godheid aanwezig is?
  • Heb ik eerbied in de kerk, waar Christus aanwezig is in de H. Hosties in het tabernakel?
  • Ga ik regelmatig (minstens 1 maal per jaar) te biechten of ben ik ook gedurende lange tijd niet te biechten geweest? Is mijn zondenbelijdenis steeds oprecht geweest in de biecht? Heb ik alles gezegd, ook als het me veel moeite kostte of draaide ik dan rond de pot?
  • Heb ik ooit heiligschennis gepleegd (door bv. te spotten met de sacramenten) en daardoor afbreuk gedaan aan de verschuldigde eerbied tegenover God?

Mijn relatie tot de naaste

Gij zult niet doden!

  • Heb ik een moord op mijn geweten? Of was ik medeplichtig?
  • Heb ik mijn schuldig gemaakt of ben ik medeplichtig geweest aan abortus (o.a. door gebruik van abortieve anticonceptiva) of euthanasie?
  • Is door mijn schuldige nalatigheid een mens gestorven?
  • Jezus zegt: “Wie zijn broeder of zuster haat is een moordenaar…”
    Heb ik ooit een mens gehaat, vervloekt, verwenst?
    Heb ik ooit een mens “gedood” door hem te negeren, dood te zwijgen, hem in de put te duwen of hem gewoon aan zijn lot over te laten wanneer hij in nood verkeerde?

Gij zult geen echtbreuk plegen

  • Heb ik mijn echtgeno(o)t(e) verlaten om met een andere partner te gaan leven?
  • Heb ik ooit overspel gepleegd, ook al is m’n huwelijk niet spaak gelopen?
  • Heb ik een echtgescheiden man of vrouw gehuwd?

Gij zult uw naaste of het goed van uw naaste niet begeren

  • Begeer ik seksueel mijn naaste? Indachtig het woord van Jezus:”Wie naar een vrouw/man kijkt om haar of hem te begeren, heeft reeds echtbreuk gepleegd”.
  • Begeer ik de bezittingen en de talenten van anderen?
  • Ben ik jaloers om mijn medemens?
    … omdat hij / zij rijker is?
    omdat hij / zij knapper is?
    omdat hij / zij intelligenter is?
    omdat hij / zij meer succes of geluk in het leven heeft?
    omdat het hem / haar goed gaat?

Gij zult niet stelen!

  • Heb ik gestolen, ook al gaat het om onbenullige zaken?
  • Heb ik de Staat bedrogen en mij schuldig gemaakt aan belastingontduiking?
  • Ben ik oneerlijk in financiële aangelegenheden?
  • Maak ik me schuldig aan winstbejag?
  • Heb ik mensen in “‘t zak “ gezet?
  • Maak ik mij schuldig aan uitbuiting van anderen?
    * door mijn ondergeschikte het loon te onthouden waarop hij recht heeft.
    * door mijn werknemers minder te betalen dan billijk is
    * door te profiteren van de zwakke positie van m’n werknemer, huurder, enz…

Gij zult uw naaste niet bedriegen

  • Belieg ik mijn naaste?
  • Bedrieg ik mijn naaste? (o.a. in geldzaken)

Gij zult uw naaste niet belasteren

  • Heb ik kwaad gesproken over mijn naaste?
  • Zit ik voortdurend over anderen te spreken, ook al is het niet dadelijk geroddel.
  • Belaster ik mijn naaste, dit wil zeggen, heb ik achter zijn rug dingen gezegd die niet waar zijn of waarvan ik niet zeker ben of ze wel waar zijn?
  • Zit ik voortdurend met anderen achter hun rug te lachen of zelfs te spotten?
  • Geef ik vaak kritiek op de anderen:
    • op de overheden van Kerk en maatschappij
    • op mijn medemensen
    • op situaties waarmee ik geconfronteerd word?
    • of zeg ik ook eens iets goeds over iemand wanneer hij er niet bij is?
    • Heb ik vals getuigd tegen mijn naaste?

Gij zult uw naaste niet veroordelen!

  • Heb ik m’n medemens veroordeeld, in gedachten of woorden?
  • Vel ik eerlijk en onpartijdig rechtspraak?
  • Ben ik barmhartig en vol begrip voor mijn naaste die van de goede weg is afgeraakt en aan lager wal is geraakt?

Vergeef elkaar!

  • Ben ik vergevingsgezind, “tot 70 maal 7 maal toe”, dit is altijd? Of koester ik wrok, rancune jegens mijn naaste wanneer hij mij onrecht aangedaan heeft?
  • Ben ik belust of wraak wanneer een medemens me nadeel berokkend heeft?
  • Blijf ik jarenlang koppig zwijgen jegens iemand waarmee ik ruzie gemaakt heb?
  • Blijf ik bereid de eerste stap te zetten wanneer ik ruzie heb met iemand, of is het altijd de andere die naar mij moet toekomen?
  • Ben ik bereid vergeving te vragen wanneer ik een ander onrecht heb aangedaan?
  • Heb ik een medemens grof beledigd, uitgescholden zonder daarna vergeving te vragen?
  • Neem ik het anderen kwalijk wanneer ze me achterstellen en zo m’n eigenliefde kwetsen?

Bemin uw vijanden!

  • Bid ik voor m’n vijanden in plaats van ze te haten?
  • Beantwoord ik geweld met geweld of met geweldloosheid, zoals Jezus vraagt?
  • Ben ik vriendelijk voor allen, ook voor hen die mij niet mogen, of alleen voor hen die mij goed gezind zijn?

Wees goed voor de vreemdeling in uw midden!

  • Ben ik gastvrij voor de immigranten en vluchtelingen in mijn omgeving?
  • Respecteer ik hun overtuiging?
  • Ben ik racistisch in mijn woorden en daden?
  • Beschouw ik de vreemdeling als mijn evenmens of als een tweederangsburger?
  • Maak ik mij schuldig aan religieus fanatisme en minacht ik andere godsdiensten?

Wees barmhartig zoals uw Vader in de hemel barmhartig is!

  • Hoe is m’n houding ten opzichte van “sukkelaars”, bedelaars, mensen die aan lager wal zijn geraakt, “miseriemensen? Acht ik mij hoog verheven boven hen?
  • Minacht ik hen en weiger ik elk contact? Veroordeel ik hen in m’n manier van spreken?

Doe nooit wat onkuisheid is!

  • Heb ik me schuldig gemaakt aan perverse praktijken:
    – homoseksuele betrekkingen?
    – incest?
    – pedofilie?
    – perverse praktijken binnen het huwelijk?
    – Heb ik m’n huwelijksleven anticonceptiva gebruikt, alhoewel de Kerk dit verbiedt?
    – Heb ik mijn toevlucht genomen tot sterilisatie?
    – Leef ik in concubinaat, dit wil zeggen, woon ik met een man/vrouw samen zonder kerkelijk gehuwd te zijn?
    – Heb ik vóór het huwelijk seksuele betrekkingen gehad?

Vader en moeder zult gij eren!

  • Heb ik m’n ouders steeds gehoorzaamd en geeerbiedigd?
  • Heb ik hen oprecht bemind?
  • Ben ik soms m’n eigen wegen gegaan, tegen hun wil in?
  • Bezoek ik hen regelmatig wanneer ik het ouderlijk huis reeds verlaten heb?
  • Heb ik hen bijgestaan in hun oude dag, materieel en moreel?
  • Bid ik voldoende voor hun zielerust, wanneer zij reeds overleden zijn?

Geef geen ergernis!

  • Heb ik mijn naaste ergernis gegeven door mijn slecht gedrag en voorbeeld?
  • Heb ik bijgedragen tot het verspreiden van dwaalleren op religieus en moreel gebied, door bv. in te gaan tegen de officiële leer van de katholieke Kerk inzake geloof en zeden?
  • Heb ik ooit een medemens ertoe aangezet kwaad te doen?

Heb ik mijn plichten van staat steeds vervuld?

  • Heb ik steeds m’n beroepsplicht vervuld en gedaan wat van mij verwacht werd?
  • Heb ik naar behoren zorg gedragen voor de mensen die aan mij waren toevertrouwd?
  • Heb ik mijn ouderlijke plichten steeds volbracht?
  • Heb ik mijn kinderen alles gegeven wat zij voor hun menselijke ontplooiing nodig hadden?
    Vooral: heb ik hen veel liefde geschonken?
    * Ben ik steeds vergevingsgezind en barmhartig geweest voor hen als zij misdeden?
    * Heb ik alles gedaan wat in m’n mogelijkheden lag om hen terug op de goede weg te brengen, wanneer zij daar van afgedwaald waren?
    * Heb ik al mijn kinderen gelijke kansen gegeven en geen één benadeeld ten opzichte van een ander?
    * Heb ik de zwakke kinderen altijd met bijzondere zorg omringd?
    * Heb ik mijn kinderen christelijk opgevoed?
    * Heb ik hen leren bidden?
    * Heb ik hen over God en de onzichtbare werkelijkheden gesproken?
    * Heb ik hen steeds aangemaand hun christelijke plichten te volbrengen, o.a. de zondagsplicht?
    * Heb ik hen gesproken over de christelijke waarden van liefde, trouw, vergevingsgezindheid, onderling hulpbetoon?
    * Durfde ik hen zeggen dat ik niet met hen akkoord ging wanneer zij afweken van de Goddelijke wet?
    * Heb ik m’n kinderen behoed voor verderfelijke invloeden: slechte kameraden, slechte TV-programma’s en lectuur?
    * Ben ik steeds bereid geweest mijn kinderen te ontvangen, in welke situatie zij ook verzeild geraakten?
    * Heb ik steeds de deur van m’n huis voor hen geopend gehouden?
    * Sta ik hen bij in hun morele en materiële noden wanneer zij mij om hulp vragen?
    * Bid ik, offer ik genoeg voor hen, om alzo zorg te dragen voor hun eeuwig leven na dit leven?
    * Help ik mijn kinderen moedig beproevingen te doorstaan, wetend dat lijden en kruis in elk leven onvermijdelijk zijn, ja, noodzakelijk om het eeuwig leven te verwerven?

Heb ik gezondigd door nalatigheid?

  • Heb ik door plichtsverzuim mijn medemens schade toegebracht?
  • Heb ik dingen verzwegen die ik had moeten zeggen om m’n naaste te helpen?
  • Durf ik wantoestanden aanklagen of zwijg ik?
  • Heb ik m’n naaste verdedigd als dat nodig was of heb ik laf gezwegen?
  • Heb ik kansen laten voorbijgaan om goed te doen?

Bemin uw naaste als uzelf! Wat je niet wilt dat je gebeurt, doe dat ook niet aan een ander!

  • Heb ik de werken van barmhartigheid beoefend wanneer de gelegenheid zich voordeed? Indachtig het woord van Jezus: “Wat gij aan de minste van de mijnen hebt gedaan, hebt gij aan Mij gedaan.”?
    – de hongerigen spijzen
    – de dorstigen laven
    – de naakten kleden
    – de zieken bezoeken
    – de gevangenen bezoeken
    – de doden begraven
    – de zwervers opnemen (of onderdak bezorgen)
  • Heb ik mijn medemens in nood geholpen door het geven van geld? Steun ik al eens financieel één of ander goed werk?
  • Ben ik voldoende behulpzaam?
  • Help ik steeds m’n bejaarde of gehandicapte medemens?
    – help ik een gehandicapte of bejaarde bv. de straat over te steken of loop ik het hoekje om?
    – heb ik oog en zorg voor bejaarden en gehandicapten in m’n onmiddellijke omgeving? …. door hen te bezoeken, hun boodschappen te doen, hen bij te staan in materiële en geestelijke noden… of doe ik alsof ze er niet zijn?
  • Heb ik respect voor mijn bejaarde of gehandicapte evenmens?
  • Wil ik gediend worden of ben ik bereid de anderen te dienen?
  • Ben ik vriendelijk voor iedereen?
  • Bekijk ik de ander slechts in functie van zijn lichamelijke schoonheid, zijn talenten, aanzien of rijkdom? Heb ik de neiging voor deze mensen vriendelijker te zijn?
  • Maak ik tijd om naar anderen te luisteren? Of heb ik nooit tijd?
  • Ben ik trouw in m’n afspraken en relaties met anderen?
  • Ben ik eerlijk in woord en daad?
  • Ben ik een vredebrenger waar conflicten heersen of een onruststoker die ruzies nog aanwakkert?
  • Bid ik voor de overledenen die zich nog in het vagevuur bevinden, in het bijzonder voor al de mensen die ik gekend heb en voor mijn voorouders? Het gebed voor de overledenen is een zuivere daad van naastenliefde, zij zijn immers op ons gebed aangewezen om vlugger over te gaan van het vagevuur naar de hemel.
  • Heb ik m’n medemens lichamelijk of geestelijk mishandeld?
  • Heb ik mijn medemens op één of andere manier gechanteerd?
  • Respecteer ik het bezit van mijn naaste of heb ik de goederen van mijn naaste vernield door:
    – brandstichting
    – bomaanslagen
    – vandalisme…
  • Wens ik mijn naaste heimelijk kwaad of ongeluk toe?
  • Heb ik leedvermaak met m’n naaste als hij in moeilijkheden zit, door eigen fout of die van anderen?
  • Maak ik mij schuldig aan machtsmisbruik?
  • Speel ik de baas over m’n medemens?
  • Maak ik me vlug kwaad?
  • Ben ik opvliegend of agressief geweest in woord en daad?
  • Ben ik onvriendelijk, humeurig en prikkelbaar jegens m’n naaste?
  • Ben ik ongeduldig?
  • Ben ik een zeurpiet, een lastpost voor m’n naaste?
  • Wil ik in discussies altijd gelijk halen en verafgood ik m’n eigen mening?
  • Dring ik m’n overtuiging op?
  • Leg ik m’n religieuze of andere overtuigingen met geweld aan anderen op?
  • Bemoei ik me voortdurend met de zaken van anderen?
  • Leg ik een ongezonde nieuwsgierigheid aan de dag met betrekking tot het persoonlijke leven van mijn naaste?
  • Heb ik een gegeven woord gebroken door dingen te zeggen die ik had moeten zwijgen?
  • Heb ik meineed gepleegd?
  • Ben ik onbeleefd jegens anderen?

 

Mijn relatie tot mezelf

Doe nooit wat onkuisheid is!

  • Heb ik me bezondigd aan zelfbevrediging?

Wees steeds kuis in uw gemoed!

  • Laat ik m’n sexuele fantasieën de vrije loop of ga ik er energiek tegen in?
  • Kijk ik naar slecht films of TV-programma’s?
  • Lees ik pornografische literatuur?
  • Doe ik mee met dubbelzinnige en aangebrande gesprekken?

Wees niet hoogmoedig!

  • Acht ik mij beter dan anderen omwille van m’n sociale positie, beroepskennis, vaardigheden, talenten?
  • Ben ik erop uit geëerd, geprezen te worden?
  • Ben ik belust of ijdele glorie?
  • Ben ik verwaand en opschepperig?
  • Ben ik ijdel? Besteed ik overdreven veel zorg aan m’n lichaam en m’n uiterlijk?
  • Ben ik ongehoorzaam en opstandig jegens hen die gezag over mij dragen?
  • Wanneer ik goede werken verricht, doe ik het dan om op te vallen bij de mensen of handel ik in het verborgene?
  • Wanneer ik eerlijk Gods geboden probeer te onderhouden en mij tracht te onthouden van elke zonde, bekruipt mij dan soms onwillekeurig het gevoel dat ik “beter ben” dan anderen, dat ik niet ben zoals zij? Met andere woorden, ben ik op m’n hoede voor het gevaar van de geestelijke hoogmoed, waarbij ik mezelf verheven acht boven de anderen?

Lusteloosheid, droefgeestigheid, gulzigheid, verslaving

  • Ben ik lui en lusteloos?
  • Laat ik me gaan in m’n droefheid, koester ik m’n verdriet wanneer lijden me treft? Sluit ik me op in m’n verdriet?
  • Ben ik gulzig geweest?
  • Heb ik me schuldig gemaakt aan drankmisbruik of druggebruik?

 

Mijn relatie tot de schepping

  • Heb ik eerbied voor Gods schepping?
  • Heb ik me schuldig gemaakt aan dierenmishandeling?
  • Draag ik door mijn gedrag bij aan de vervuiling en de verwoesting van de natuur?
  • Maak ik me schuldig aan verspilling van voedsel, gebruiksgoederen?

Het Liturgisch Jaar

In deze catechese willen we het graag hebben over het liturgisch jaar. Je kan deze catechese beschouwen als een soort algemene toelichting bij de betekenis en de inhoud van het liturgische jaar. Afzonderlijke perioden en/of feesten worden dan in aparte bijdragen toegelicht.

Wat houdt de term liturgische jaar eigenlijk in? Wel, daarmee bedoelt de Kerk het vieren en gedenken in de liturgie van de grote heilsdaden die God in en door Jezus Christus heeft bewerkstelligd over de tijdsduur van één jaar.

Tijdens het liturgisch jaar wordt zo het Christusmysterie ontvouwd, vanaf de Menswording en de Geboorte tot de Hemelvaart en Pinksteren, ja zelfs tot de verwachting van de Wederkomst van de Heer.

Een jaar is een lange periode. Het is dan ook begrijpelijk dat het liturgische jaar verloopt volgens een bepaald plan of orde. Je kan het ook zien als een ritme. Deze structuur is deels ingegeven door de H. Schrift en deels het gevolg van historisch gegroeide afspraken.

christus_01b

PASEN: het hoogtepunt van het liturgisch jaar.

Het hart is het centrum van ieder leven, de kern van ieder organisme. Tot in de fijnste aders wordt het lichaam van zuurstofrijk bloed voorzien door het centrale orgaan, het hart. Ook het liturgisch jaar heeft als ieder orgaan een hart dat leven en wasdom geeft. Dit hart van het liturgisch jaar is het lijden en verrijzenis van Christus.

Het lijden, sterven en verrijzen van Christus wordt gevierd in een heilige driedaagse die we het Paastriduüm noemen. Het is het hoogtepunt van het liturgisch jaar: het begint met de avondmis op Witte Donderdag en eindigt met Pasen, de Verrijzeniszondag.

Dit Paastriduüm is als een lichtbron die het hele liturgisch jaar met zijn helderheid vervult. Vanuit de lichtbron van deze heilige driedaagse wordt het hele jaar vóór en na Pasen gaandeweg omgevormd door de liturgie.

christus_12b

DE ZONDAG: de wekelijkse viering viering van het paasmysterie.

Als het liturgisch jaar opgebouwd is volgens een welbepaalde structuur of ritme, dan is het allereerste ritme dat van de zondag.

De zondag is de dag bij uitstek waarop de verrijzenis van Christus herdacht wordt. De zondag is de eerste dag van de week omdat op die dag Christus uit de dood verrezen is. Daarom wordt hij ook ‘de Dag des Heren‘ genoemd.

Reeds evangelisten noemen hem de dag van de verrijzenis van de Heer. Het is ook de dag waarop de Heer bij voorbaat aan de leerlingen verschijnt, de dag ook waarop hij de beloofde gave van de Geest schenkt.

aanwijzer_1

Blader eens in je Bijbel

eerste dag van de week: Mt 28,1; Mc 16,1; Lc 24,1; Joh 20,1
dag van de verschijningen: Mt 28,9; Lc 24,13 en 36; Joh 20,19
dag van de gave van de Geest: Hand. 2,1: Joh 20,22

De eerste christenen kwamen gewoonlijk op de avond van die dag bijeen, ‘voor het breken van het brood’ (Hand 20,7).

Sindsdien komen elke zondag samen in de kerk om de verrijzenis te vieren. Het is de dag bij uitstek voor de liturgische samenkomst van de gelovigen, met de eucharistie als middelpunt. Op die dag komen zij samen om naar het Woord van God te luisteren en aan de eucharistie deel te nemen en zo het lijden, de verrijzenis en de heerlijkheid van de Heer Jezus te gedenken en God daarvoor te danken.

Christen zijn kan je niet alleen. Christen ben je in gemeenschap met de andere christenen. Daarom zien we het als een plicht van liefde voor God en voor onze medemensen om op zondag aanwezig te zijn in de kerk om de verrijzenis te vieren.

liturgisch_jaar_01b

Sterk en gewone tijden.

Naast het wekelijkse ritme van de zondag wordt het liturgische jaar verder gestructureerd door de sterke tijden.

Zij geven aan bepaalde perioden van het liturgische jaar letterlijk en figuurlijk een eigen kleur. Zo hebben we de sterke tijd van de advent (paars), voorafgaand aan Kerstmis, en de kersttijd (wit) die er op volgt. Pasen wordt voorbereid in de veertigdagentijd en de Goede Week (paars) en loopt nadien uit in de paastijd (wit).

Naast de sterke tijden wordt het liturgisch jaar verder opgevuld door de tijd door het jaar (groen).

We overlopen hieronder kort elk van deze sterke tijden.

ADVENTKERSTTIJDTIJD DOOR HET JAAR40-DAGENTIJDGOEDE WEEKPAASTIJDTIJD DOOR HET JAAR

Veertigdagentijd – Pasen – Paastijd.

Het liturgisch jaar begint met de advent. Het zou dan ook logisch zijn om onze kennismakingstocht doorheen de sterke tijden van het liturgische jaar met de advent te beginnen.

Maar zoals hierboven is gezegd is het Paasmysterie het fundamentele en oorspronkelijke gegeven van ons geloof en het centrale punt van elke liturgische viering. Zowel theologisch als historisch is heel het liturgische jaar gegroeid uit Christus’ Paasgebeuren en uit de liturgische viering ervan.

Daarom beginnen we ons overzicht toch best met Pasen en zijn feestkring.

Pasen wordt ingeleid door de veertigdagentijd. Christenen bezinnen zich dan over hun feitelijke levenspraktijk. Hierdoor wordt klemtoon gelegd op vasten, bekering, gebed en naastenliefde. Alhoewel er zesenveertig dagen verlopen tussen Aswoensdag en Pasen (einde van de vastentijd) wordt er traditioneel niet gevast op de zes zondagen tijdens deze periode waardoor je op veertig dagen uitkomt.

Palmzondag is de laatste zondag van de veertigdagentijd, maar tevens het begin van de Goede Week. Op Palmzondag wordt de blijde intocht van Jezus in Jeruzalem gevierd. Toch is de ondertoon eerder droevig want het volk dat “Hosanna” riep en de Heer met gejuich in Jeruzalem binnenhaalde, zal vijf dagen later, op Goede Vrijdag , door datzelfde volk verstoten worden. Dezelfden die “Hosanna” riepen, roepen nu “kruisig Hem”.

In de Goede Week of de Passietijd staan het lijden en de dood van het onschuldig Lam, Jezus Christus, centraal. Op Witte Donderdag gedenken we het Laatste Avondmaal van Christus met zijn leerlingen en de instelling van de Eucharistie. Op Goede Vrijdag gedenken we de kruisdood en het sterven van Jezus. Stille Zaterdag is de dag van de grafrust en de nederdaling ter helle van Jezus. Het is de enige dag in het liturgische jaar zonder eigen liturgie.

gebed_02
gebed_04
christus_17b
witte_donderdag_01b
christus_07b
christus_15b
christus_14

De voorbereidingstijd van de vastenperiode en de Goede Week monden uiteindelijk uit in het feest van Pasen. Rouw en vasten, droefheid en verdriet keren dan om in vreugde, blijdschap en dankbaarheid.

Centraal staat de Paaswake, in de nacht van zaterdag op zondag. In de viering van het licht en de ontsteking van de paaskaars zien we het symbool van Christus die verrijst uit het donker van zijn doodsnacht.

Traditioneel omvat de paaswake ook een doopviering. Van oudsher was de paasnacht het ogenblik waarop nieuwe christenen het doopsel ontvangen. Zij die reeds gedoopt zijn herdenken in de paasnacht hun eigen doopbeloften.

Na de wake in de nacht volgt op de paasmorgen dan de viering van Pasen zelf.

paaswake_01b

Vanaf Paasdag (de zondag na de eerste volle maan van de lente) bevinden we ons in de Paastijd. Vijftig dagen lang zingt de Kerk ‘Alleluja – Christus is verrezen’; Vijftig dagen lang viert de Kerk Pasen. De priester draagt een witte kazuivel omwille van de verrezen Christus.

In deze paastijd viert de Kerk in de liturgie ook de Hemelvaart van Jezus. Op de veertigste dag van Pasen (let op: niet de veertigste dag na Pasen) werden de leerlingen door Jezus’ Hemelvaart alleen achtergelaten. Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God (Hand 1,3).

christus_.17b

Jezus had zijn leerlingen beloofd dat hij de Geest van God, de Heilige Geest, zou sturen. Hij zou hen verder leiden en hen de kracht zou geven om getuigen van het evangelie te zijn.

Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. (Joh.14,16-17)

hemelvaart_01

Die komst van de Helper of de heilige Geest wordt gevierd met Pinksteren. Het is de 50ste Paasdag (Pentekostè in het Grieks). In het Handelingen lezen we dat er aan de apostelen vlammen verschenen die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zo werden ze vervuld van de heilige Geest (Hand.2, 3-4).

De liturgische kleur van Pinksteren is dan ook rood, als teken van de heilige Geest die met zijn liefdevuur de harten ontsteekt.

Met Pinksteren word de Paastijd afgesloten, keren we terug naar de tijd door het jaar en verandert de liturgische kleur opnieuw in groen.

pinksteren_05

Advent – Kerstmis – Kersttijd.

Zoals reeds gezegd begint het kerkelijk jaar eigenlijk met de eerste zondag van de advent (4 weken voor Kerstmis).

Deze sterke tijd is vooral een periode van geduldig wachten op de komst van de Verlosser. Enerzijds is het een tijd van voorbereiding op het hoogfeest van Kerstmis, waarop de geboorte van Jezus wordt herdacht, en anderzijds richten we onze aandacht op de verwachting van de tweede komst van Christus aan het einde der tijden.

Naarmate 25 december – of Kerstmis – dichterbij komt, stijgt ook de spanning in de liturgie. De profeet Jesaja die dan wordt voorgelezen verlangt reikhalzend naar de komst van de Messias. In de advent wachten we samen met Maria op de komst van Jezus.

advent_01b

Kerstmis is een mooi voorbeeld van het samenspel tussen liturgie en natuur. Tijdens de advent worden de nachten alsmaar korter. Maar in het diepste duister, (de winterzonnewende op 25 december) wordt de Verlosser van de wereld geboren. Er is weer hoop en toekomst. Vanaf Kerstmis worden de dagen weer langer en overwint het licht de duisternis. Het Eeuwig licht, Christus, zal als Verrezene uiteindelijk zegevieren.

Vanaf kerstdag tot en met het feest van de doop van Christus in de Jordaan bevinden we ons in de kersttijd. De liturgie verhaalt in deze dagen over de geboorte van Jezus, de herders, de wijzen uit het oosten, over het aandeel van de Maria in dit gebeuren.

Precies 8 dagen na Kerstmis vieren we het feest van de heilige Familie. Met dit feest herinneren we ons hoe Jezus opgegroeid is in Nazareth samen met Jozef en Maria.

Op 1 januari is er het Feest van de Moeder Gods. God achtte het niet beneden zijn waardigheid om mens te worden, uit liefde voor ons. In Christus (h)erkennen wij de mensgeworden God. Daarom vereren wij Maria als de heilige moeder van God; als Diegene die God gebaard heeft.

christus_11b

Op 6 januari viert de Kerk het feest van de Openbaring des Heren (bij ons is dat op de zondag na 6 januari). In dit feest gedenken we vooral de goddelijke grootheid die het Kind in de wereld uitstraalt. Deze grootheid wordt onderstreept door de komst van de drie Wijzen uit het Oosten, waardoor dit feest vroege wel eens het Driekoningenfeest genoemd werd.

De kersttijd wordt afgesloten met het feest van Christus’ Doop in de Jordaan
Er zijn echter nog twee feesten die buiten de kersttijd vallen, maar toch nog een beetje de sfeer van Kerstmis ademen.

Op 2 februari is er nog het feest van de Opdracht van Jezus in de tempel (Lichtmis). Het valt 40 dagen na Kerstmis en herinnert aan de oude Joodse reinheidsvoorschriften die bepaalden dat elke moeder na de geboorte van een zoon gedurende 40 dagen onrein was. Eens deze periode ten einde werd ze door een zoenoffer gereinigd (Lc.2,22-40).

epifanie_01b

De Tijd door het Jaar.

Al naargelang de paasdatum telt de Tijd door het Jaar 33 of 34 weken.

De tijd door het jaar mag zeker niet beschouwd worden als een tussendoortje, een overgangstijd. Het is evenzeer een belangrijk deel van het liturgische jaar waarin doorheen de lezingen in de liturgie het belangrijkste deel van de heilige Schrift wordt voorgelezen.

Een belangrijk onderdeel van de tijd door het jaar vormen de Feesten van de Heer of de Christusfeesten. De meeste zijn pas in de loop van het tweede millennium ontstaan.

Een eerste reeks Christusfeesten zijn afhankelijk van de paasdatum en hebben dus een variabele datum. Hun oorsprong hebben ze te danken aan een bepaalde vroomheid van een betreffende tijd. Hierdoor worden het ook devotiefeesten genoemd.

Op de zondag na Pinksteren wordt het Feest van de heilige Drie-eenheid gevierd. Het ontstond in de westerse landen Spanje en Gallië vanuit een sterke accentuering van het drievuldigheidsgeloof en de daaraan verbonden vroomheid. Het werd in 1334 voor de gehele kerk ingevoerd.

triniteit (01)

Op de donderdag het feest van de Drie-eenheid viert de Kerk Sacramentsdag. Het feest is de vrucht van de eucharistische vroomheid die in de middeleeuwen is ontstaan en die de werkelijkz aanwezigheid van de totale Christus in het geconsacreerde brood benadrukte. Het werd ingevoerd in 1264.

Op de derde vrijdag na Pinksteren vieren we het feest van het heilig Hart van Jezus. Het vereert Christus onder het aspect van zijn liefde, gesymboliseerd door zijn hart. De oorsprong gaat terug tot de middeleeuwen, maar het kende vooral een sterke opleving in de zestiende en de zeventiende eeuw. Het werd een verplicht feest in 1856.

Het meeste recente Christusfeest is het hoogfeest van Christus, Koning van het heelal. Het herdenkt Christus’ koninklijke heerschappij als heilsmiddel tegen de storende machten van deze tijd. We vieren dit feest op de laatste zondag van het liturgisch jaar. Zo wordt duidelijk dat de verheven Christus niet enkel het einddoel is van het liturgisch jaar, maar tevens ook van onze pelgrimstocht hier op aarde.

christus_16b

Een tweede reeks Chrisusfeesten worden gevierd op een vaste datum en vinden hun oorsprong in een historische aanleiding.Zo vieren we op 6 augustus het feest van de Gedaanteverandering. Met Petrus, jakobus en Johannes trekt Jezus naar een hoge berg. Hij verandert er van gedaante en spreekt er met Mozes en Elia. We kunnen dit verhaal lezen bij de drie eerste evangelisten (Mt 17 ,1-8: Mc 9,2-10: Lc 9,28b-36).

Op 14 september viert de Kerk Kruisverheffing. Volgens een oude kroniek zou keizerin Helena op 14 september 320 het kruis van de Heer hebben teruggevonden. Op Golgotha in Jeruzalem werd dan een kerk gebouwd die op 13 september 335 werd ingewijd. Daags nadien werd het teruggevonden kruis aan de gelovigen getoond. Een gebeurtenis die jaarlijks herhaald werd. Dit werd kruisverheffing, of exaltatio genoemd. Zo kreeg het feest zijn datum en naam.

aanwijzer_1

Getallen en cijfers

Op 25 maart gedenken we Maria Boodschap of de Aankondiging van de engel Gabriël aan Maria. Negen maanden later, op 25 december, vieren we de geboorte van Christus.

Op 8 december vieren we de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Negen maanden later, op 8 september, vieren we de geboorte van Maria.

Ook het getal 40 is een belangrijk getal in de liturgie. Veertig dagen na Kerstmis (25/12) vieren we de Opdracht in de tempel (2/2). Er is de veertigdagentijd en ook Hemelvaart valt 40 dagen na Pasen. Kruisverheffing (14/9) vieren we 40 dagen na de Gedaanteverandering (6/8).

Op de winterzonnewende, 25 december, wanneer de nachten korter worden en de dagen langer, vieren we Kerstmis, de geboorte van Christus, het Licht van de wereld. Een halfjaar later, op 24 juni, wanneer de nachten langer worden en de dagen weerkorter, vieren we de geboorte van de H. Johannes de Doper, hij die gezegd heeft: ik moet kleiner worden en Hij (Jezus) moet groter worden.

maria_boodschap
maria_bezoek
maria_tenhemelopneming

Ook de Maria-feesten nemen een belangrijke plaats in binnen het liturgisch jaar. Ze zijn talrijk en dat is een teken van de liefdevolle en dankbare hoogachting die de Kerk Maria als Moeder van de Verlosser toedraagt.

We vermelden hier enkel de belangrijkste Maria-feesten.

Op 8 december vieren we de Onbevlekte Ontvangenis van de Maagd Maria. We gedenken op dit feest hoe de vrouw, die bestemd was om de moeder te worden van Jezus, vanaf haar eerste levensbegin door Gods genade hierop was voorbereid.

Negen maanden later, op 8 september, vieren we het feest van de Geboorte van Maria. Het feest benadrukt Maria’s uitverkiezing uit alle mensen en haar zegening onder alle vrouwen.

Op 25 maart viert de Kerk een ander feest: De Aankondiging van de Heer. Het is het oudste Mariafeest, ontstaan in 431. Het gedenkt hoe de engel Gabriël aan de Maagd Maria verkondigt: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God (Lc 26-38).

Negen maanden nadien vieren we Kerstmis, de geboorte van Jezus, op 25 december.

Op 31 mei vieren we Maria Bezoek. Dit feest heeft het bijbels verhaal van het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth als achtergrond (Lc 1,39-56).

Op 15 augustus is er het feest van de Tenhemelopneming van Maria. Het is een feest met zeer oude wortels in zowel de oosterse als de westerse Kerk. Het is het feest van Maria’s afsterven, van haar geboorte voor de hemel. Met de dogmaverklaring van Maria’s lichamelijke tenhemelopneming op 1 november 1950 nam dit feest nog aan belang toe.

Maria heeft heel haar leven weggeschonken om Jezus een plaats te geven. Wie naar Maria kijkt, kijkt in feite al naar Jezus. Elk Mariafeest is dus in feite een Christusfeest.

Naast Maria neemt de gedachtenis van de heiligen ook een belangrijke plaats in binnen het liturgisch jaar. Het gaat om het feestelijk gedenken van de apostelen en evangelisten, van de martelaren en van die grote schare van heilige mannen en vrouwen die op hun eigen wijze de navolging van Christus ernstig hebben genomen in hun leven.

Evenmin als Maria moeten de heiligen niet als concurrenten van Christus beschouwd worden. Wanneer de Kerk heiligen vereert in haar liturgie, dan erkent en verkondigt zij hoe de genade van de ene Verlosser, Jezus Christus, werkzaam is geweest in en door deze heilige. Net als Maria verwijzen de heiligen naar Christus. Gods kracht wordt in hen openbaar. Zij getuigen van de weg van Christus. Gods genade die de heiligen hebben ontvangen worden een teken en geloofsgetuigenis voor de levenden. Zij zijn een beleefd evangelie.

Onder de heiligenfeesten denken we natuurlijk op de eerste plaats aan het feest van Allerheiligen, op 1 november. Dit feest gedenkt alle mannen en vrouwen die een heilig leven hebben geleid hier op aard; het is één groot feest voor alle hemelingen, waaronder de Aartsvaders (zoals Abraham, Mozes), de profeten (zoals Jesaja, Ezechiël), de apostelen, de martelaren, heilige priesters, kloosterlingen, maagden, monniken, ouders.

Al deze heiligen zijn de ontelbare menigte die Johannes zag rondom het Lam en voor de troon van God:
Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het lam” (Openbaring 7,9)

Heel het jaar door worden er heiligen gevierd in de liturgie. We denken op de eerste plaats dan aan de H. Jozef, bruidegom van Maria (19 maart), aan de Geboorte van de H. Johannes de Doper (24 juni), aan de belangrijkste apostelen Paulus (25 januari) en Petrus (22 februari), en hun gezamenlijk feest op 29 juni.

Maar niet enkel apostelen of heiligen worden herdacht. Zo is er ook het feest van de Heilige aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël op 29 september.

allerheiligen

De Advent

In een andere catechese kon je lezen hoe elk liturgisch jaar begint met de sterke tijd van de advent. In deze catechese willen we de ‘opener’ van het liturgische jaar wat van meer nabij bekijken.

Wanneer vieren we de advent?

De adventsperiode omvat de vier weken die voorafgaan aan Kerstmis. De advent begint met het avondgebed aan de vooravond van de zondag die valt tussen 30 november en 4 december, en eindigt aan de vooravond van Kerstmis.

advent_01b

Wat vieren we tijdens de advent?

Het woord advent is afgeleid van het Latijnse woord adventus, wat letterlijk “komst” betekent. Zo geeft het woord zelf al meteen weer waarop we ons in deze periode voorbereiden: de komst van onze Heer Jezus Christus.
De advent is dus vooral een tijd van voorbereiding op de viering van Kerstmis, het geboortefeest van Jezus Christus.

advent_05
Deze komst heeft echter een dubbel karakter.
Aan de ene kant gaat het om de geboorte van Christus: zijn komst 2000 jaar geleden waarmee Gods Zoon binnentreedt in onze mensengeschiedenis.
Aan de andere kant betreft het de tweede komst van Christus op het einde der tijden. In de advent richten we onze aandacht dus evenzeer op de definitieve wederkomst van Christus.
In elk opzicht is de advent dus een tijd van godsvruchtige en blijde verwachting.
In de advent herdenken we de tweevoudige komst van Christus:
zijn eerste komst – geboorte – in onze mensengeschiedenis en zijn tweede komst op het einde der tijden.
kerstmis_01

De dubbele gelaagdheid van dit ‘verwachten’ wordt mooi weerspiegeld in de liturgie van de advent.

De eerste zondag staat in het teken van de verwachting van de tweede komst van de Heer aan het einde der tijden. 

Op de tweede en derde zondag staat de verwachting van de Heer centraal, zoals die door de bekeringsoproep van Johannes de Doper wordt aangewakkerd. 

De vierde zondag van de advent doet ons dan samen met Maria vreugdevol uitzien naar de geboorte van de Verlosser.

johannes_de_doper_01
De tijd van de advent is een periode die bijzonder in aanmerking komt voor de verering van de H. Maagd Maria, -zoals paus Paulus VI in zijn apostolische adhortatie Marialis cultus (nr.4) schreef:
“De gelovigen die vanuit de liturgie ook de geest van de advent in hun leven brengen en de onuitsprekelijke liefde overwegen, waarmee de Moedermaagd haar Zoon heeft verwacht, worden aldus ook uitgenodigd om haar als leefmodel te nemen en om paraat te zijn om de komende Heiland tegemoet te gaan, wakend in gebed… en met jubel Hem prijzend.”
advent_04

De lezingenrooster van de advent.

De betekenis van de advent als een tijd van verwachting en uitkijken wordt uiteraard gevoed en belicht vanuit de lezingen uit de H. Schrift die we op zondag te horen krijgen. We geven hier het volledige overzicht.

1e zondag van de advent

Op de eerste zondag van de advent lezen we in het Evangelie over de wederkomst van de Heer aan het einde der tijden en worden we opgeroepen tot waakzaamheid.

A-cyclus: Mt. 24,37-44
B-cyclus: Mc. 13,33-37
C-cyclus: Lc. 21,25-28.34-36

In de lezingen van het oude testament lezen we over het Rijk van de Messias dat zal komen waarin Hij alle volkeren zal verzamelen. Ze roepen op tot Zijn komst en beloven de Messiaanse afstammeling van David.

A-cyclus: Jes. 2,1-5
B-cyclus: Jes. 63,16b-17, 19b; 64,3b-7
C-cyclus: Jer. 33,14-16

In de lezingen uit het nieuwe testament, alle uit de brieven van Paulus, lezen we dat we uit de slaap moeten opstaan en de werken van het duister moeten afleggen: “Thans is ons heil dichtbij… De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan.” De lezingen getuigen van een vast vertrouwen en ze bidden om groei in de liefde en om een zuiver hart bij de komst van onze Heer.

A-cyclus: Rom. 13,11-14
B-cyclus: 1 Kor. 1,3-9
C-cyclus: 1 Tes. 3,12-4,2

2e zondag van de advent

Het Evangelie van de tweede zondag van de advent bevat de boeteprediking van Johannes, de voorloper en wegbereider van de Heer.

A-cyclus: Mt. 3,1-12
B-cyclus: Mc. 1,1-8
C-cyclus: Lc. 3,1-6

De oud testamentische lezingen getuigen weer van de komst van het Messiaanse Rijk, de twijg aan de stronk van Isaï.

A-cyclus: Jes. 11,1-10
B-cyclus: Jes. 40,1-5.9-11
C-cyclus: Bar. 5,1-9

De lezingen uit het nieuwe testament verkondigen dat Christus de universele brenger van het heil is.

A-cyclus: Rom. 15,4-9
B-cyclus: 2 Petr. 3,8-14
C-cyclus: Fil. 1,4-6.8-11

3e zondag van de advent

De derde zondag van de advent is bekend onder de naam “Gaudete”, verheugt u… Zo luidt het eerste woord van het vers bij de intrede dat ons oproept tot adventsvreugde.

In het Evangelie lezen we deze zondag opnieuw over Johannes de Doper, de voorloper. Hij wordt door Jezus zelf zo genoemd. En Johannes de Doper zegt: “Er komt iemand die sterker is dan ik… Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.”

A-cyclus: Mt. 11,2-11
B-cyclus: Joh. 1,6-8.19-28
C-cyclus: Lc. 3,10-18

De lezingen uit het oude testament verhalen ons steeds weer over het Rijk dat komen gaat.

A-cyclus: Jes. 35,1-6a.10
B-cyclus: Jes. 61,1-2a.10-11
C-cyclus: Sef. 3,14-18a

En de teksten uit het nieuwe testament roepen ons op ons goed voor te bereiden op die komst. “Laat uw goddelijke gaven ons op het komende kerstfeest voorbereiden.” (gebed na de communie)

A-cyclus: Jak. 5,7-10
B-cyclus: 1 Tes. 5,16-24
C-cyclus: Fil. 4,4-7

4e zondag van de advent

Het Evangelie verhaalt de gebeurtenissen die de geboorte van de Heer voorafgaan. De boodschap van de engel Gabriël en het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth zijn hierbij de belangrijksten.

A-cyclus: Mt. 1,18-24
B-cyclus: Lc. 1,26-38
C-cyclus: Lc. 1,39-45

De lezingen uit het oude testament verhalen over de moeder van de Heer en over Zijn afkomst.

A-cyclus: Jes. 7,10-14
B-cyclus: 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16
C-cyclus: Micha 5,1-4a

De lezingen uit het nieuwe testament duiden de samenhang aan met het Paasmysterie.

A-cyclus: Rom. 1,1-7
B-cyclus: Rom. 16,25-27
C-cyclus: Hebr. 10,5-10

De O-antifonen van de laatste week.

De weekdagen van 17 tot en met 24 december zijn meer direct gericht op de voorbereiding van het kerstfeest. Het is een week van meer gespannen verwachting.

In de liturgie worden deze dagen op een bijzondere verrijk met de O-antifonen bij het Magnificat in het avondgebed. 

Het gebruik om met schriftwoorden en samenstellingen nieuwe zinsconstructies te maken, doordrongen van Gods Woord, geeft rijke resultaten. De O-antifonen zijn telkens samengesteld uit een prijzende aanroeping van de verwachte Messias en een bede om Zijn heilbrengend komen. De antifonen beginnen steeds met de uitroep “O”: O Wijsheid… O Heer van Israëls huis… O wortel van Jesse… O Sleutel van David… O Dageraad… O Koning van de volkeren… O Immanuel, koning en wetgever.

advent_06

De adventskrans.

De advent valt steeds in de donkerste dagen van het jaar. Tot Kerstmis worden de dagen korter en de nachten langer. In het diepst van deze duisternis vieren de komst van Christus als het Licht voor de wereld. Elke zondag komen we een stap dichter bij dit Licht. Elke zondag kan het Licht groeien en sterker worden.

Deze lichtsymboliek wordt uitgedrukt door de adventskrans. Elke zondag steken we een kaarsje meer aan en neemt het Licht toe. De vierde zondag branden alle kaarsen en schijnt het licht in volle gloed.

De adventskrans gaat terug op een oud Germaans gebruik. Voor de heidense Germanen was de tijd dat de zon een aantal dagen stilstond aan de hemel – de zogeheten ‘winterzonnewende’ – reden voor het heiligste feest van het jaar. Als de zon stilstond, zo dachten de Germanen, ‘werkte’ zij niet. Uit eerbied voor de zon lasten de Germanen ook een rustperiode in: gedurende de tijd dat de zon aan de hemel stilstond lieten de Germanen alle arbeid rusten. Geen wagen- of spinnewiel mocht draaien. Symbolisch werd dit uitgedrukt door een met bosgroen versierd wagenrad aan het plafond van de woning te hangen.

Het is dit wagenrad dat door missionarissen bij de kerstening van de Germanen als basis voor de adventskrans werd genomen. De periode van rust rond de zonnewende vormden de missionarissen verder om tot een periode van inkeer en boete, zoals past bij een tijd waarin de komst van Christus wordt verwacht.

God, onze Vader,
van U zijn de eeuwen en de tijden,
de dagen en de nachten.
Laat niet toe dat wij leven
alsof wij niets meer te verwachten hebben.
Wek in ons hart de heilzame onrust
omwille van het uur waarop uw Zoon zal wederkomen,
Jezus Christus, onze Heer.

(Altaarmissaal zon -en feestdagen)

advent_02

Kerstmis: Het Mysterie Van De Menswording

Het MYSTERIE van de MENSWORDING (Kerstmis).

Met Kerstmis viert de Kerk de Geboorte van Jezus Christus. In deze catechese willen we het geloofsmysterie van dit grote feest vanuit een bijzondere invalshoek wat verder toelichting: de Menswording of incarnatie.

Jezus, het mensgeworden Woord van God.

De vier evangelisten van het Nieuwe Testament verkondigen allemaal dat Jezus de Messias is. Hij is de Zoon van God. Maar naast deze gelijkluidende boodschap hebben de evangelisten ook ieder eigen accenten gelegd in hun evangelie. Elk op hun eigen manier vertellen zij hoe Jezus de Zoon van God is. In die zin vullen de evangelisten elkaar dus aan.

Zo vertellen alle vier de Evangelisten (Marcus, Matteüs, Lucas en Johannes), elk op hun manier, de openbaring van Jezus als Zoon van God op het moment van zijn doop in de Jordaan. De hemel bevestigt dat Jezus de Zoon van God is (Mc.1,1-13; Mt.3,13-17; Lc.3,21-22; Joh.1,29-34).

doop_jordaan_LR (02)

Daarnaast belijden Matteüs en Lucas, onafhankelijk van elkaar, dat de openbaring van Jezus als Zoon van God reeds vroeger begon, namelijk met zijn geboorte. De hele schepping herkent en erkent als het ware de Messias in het arme kindje in de kribbe te Bethlehem. Engelen komen de Messias begroeten en zingen Gloria in excelsis; herders uit de velden met hun schapen en wijzen uit het Oosten, zelfs de dieren komen aan het pasgeboren kind hun hulde brengen (lees: Mt.1-2; Lc.1-2).

De evangelist Johannes en apostel Paulus zijn echter de kampioenen. Zij gaan nóg verder terug in de tijd wanneer zij verkondigen dat Jezus al van vóór alle tijden bij God was. We kunnen ons dat moeilijk voorstellen. Nog vóór de schepping van de wereld, nog vóór er zoets was als tijd en ruimte, nog vóór er iets bestond buiten God, was Jezus al bij God. Voor Johannes en Paulus is Jezus niemand minder dan het Woord van God (de Logos) die van alle eeuwigheid Gods heerlijkheid deelde, en in Jezus op aarde komt als mens.

kerstmis_LR (04)

Zo schrijft de evangelist Johannes bij de aanvang van zijn evangelie: In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het beging bij God.

Het Woord komt voort uit God – je zou ook kunnen zeggen: “komt te voorschijn uit God” – en treedt binnen in het sterfelijk bestaan, begrensd en eindig, als een échte mens van vlees en bloed. Dit noemen wij Menswording of Incarnatie.

Incarnatie is afkomstig uit het Latijn en betekent letterlijk in het vlees komen. In de geloofsbelijdenis bidt de Kerk: “Hij is voor ons mensen en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald; Hij heeft het vlees aangenomen (Et incarnatus est) en is mens geworden.”

drie-eenheid_LR (01b)

Hoe kan God nu mens worden?

Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (Joh.1,14). Dit beroemde vers uit het Johannesevangelie vat meteen samen wat Kerstmis is: God heeft een menselijke gestalte aangenomen in de persoon van Jezus van Nazareth. Hij is de Christus of de Messias, d.w.z. de Gezalfde van God.

Heel vaak hebben mensen het hier moeilijk mee: Hoe kan God nu mens worden? Het hoe van deze vraag behoort tot het mysterie van het geloof; maar er is wel een antwoord op het waarom?

God wilde de mensen redden van de zonde en de dood, daarom heeft Hij zijn Zoon gezonden om de wereld met God te verzoenen.

Geloof in de menswording is dus een wezenlijk kenmerk van het christelijk geloof: “Hieraan onderkent gij de Geest van God: iedere geest die belijdt dat Jezus Christus werkelijk mens is geworden, is van God” (1 Joh.4,2). God heeft zich ten volle geopenbaard in het vlees door een menselijke gestalte aan te nemen. Dit is geen detail in het christelijk geloof.

Ook vandaag zijn er vele mensen die de incarnatie van Jezus Christus als problematisch ervaren. Religies zoals het jodendom en de islam aanvaarden niet dat Jezus de Messias is, de Zoon van God. Voor hen is het onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat God zich zou ‘verlagen’ om mens te worden. Maar voor het katholieke geloof is de historische persoon Jezus Christus Gods zoon zelf die een menselijk lichaam van vlees en bloed heeft aangenomen om de mensheid zo opnieuw met God te verzoenen.

Sint-Paulus schreef aan de Filippenzen zijn beroemde Christushymne rond het jaar 50. Wat in het vet gedrukt staat dat is de kern van het kerstgebeuren:

kerstmis_LR (09)
“Hij die bestond in de gestalte van God
heeft er zich niet aan willen vastklampen om gelijk aan God te zijn. Hij heeft zichzelf ontledigd
en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd;
Hij werd gehoorzaam tot de dood, de dood aan een kruis.

Daarom ook heeft God Hem hoog verheven, en Hem de naam verleend die boven alle namen staat,
opdat in de naam van Jezus
iedere knie zich zou buigen, in de hemel, op aarde en onder de aarde, en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader:
de Heer, dat is Jezus Christus.” (Fil.2,6-11)

Niemand kan ontkennen dat Jezus bestaan heeft, dat is een historisch feit. Maar hoe ga je om met de persoon van Jezus Christus in je eigen leven? Aanvaard je Hem als de Messias of ga je aan Hem voorbij en heeft Hij je niets te bieden?

kerstmis_LR (09)

Jezus: God én mens. Een lat die te hoog ligt?

Je hoort vandaag wel eens zeggen dat Jezus een bijzondere mens is geweest, een morele superster, die altijd goed handelde. Als zodanig is hij een voorbeeld om na te volgen, een figuur die ons kan inspireren. Dit is natuurlijk waar, maar als we Jezus enkele en alleen beperken tot een ethische figuur dan doen we Hem fundamenteel onrecht aan. Een ethische Jezus navolgen wordt uiteindelijk ondraaglijk (want wie kan dit voorbeeld volmaakt navolgen) en al te vaak keert men zich af van de Kerk omwille van zo’n moreel Jezusbeeld. Jezus herleiden tot een deugdzaam mens biedt weinig perspectief voor ons. Men zegt dan: de Kerk legt de lat veel te hoog.

Vandaar dat we Jezus Christus niet alleen in zijn volle menselijkheid maar ook in zijn volle goddelijkheid dienen te aanvaarden zoals de Kerk dat al 2000 jaar lang belijdt. Jezus was in de eerste plaats de Gezondene van bij de Vader die gekomen is om de mensen te verlossen van hun zondige situatie, die de weg naar de hemel weer heeft geopend en ons getoond heeft hoe wij die weg naar de hemel kunnen bewandelen.

Als je erover nadenkt dan zet dit geloofsmysterie van de incarnatie aan tot een grote nederigheid: God die mens wordt, dat is geen evidentie. Waarom zou God letterlijk van zijn troon moeten komen en een dienaar van de mensen worden? Wel, Hij doet het uit liefde! God is geen grote boeman waarvoor we angst moeten hebben. Jezus Christus is de wereld juist komen leren dat God een Liefhebbende Vader is. Iemand aan wie we ons volledig kunnen toevertrouwen. Jezus heeft ons geleerd hoe wij tot de Vader kunnen bidden, namelijk door het “Onze Vader” te bidden.

Aan God zijn wij dus de meeste eerbied verschuldigd omdat Hij zich zo klein gemaakt heeft voor ons, mensen.

kerstmis_LR (11b)

Een wonderbaarlijk ruil.

Het verschil tussen God en de wereld, de mens is groot. Dat zien we heel goed als we enkele eigenschappen van zowel God als het geschapene op een rijtje zetten:

God (hemel) is:Mens (wereld) is:
eeuwig
onveranderlijk
Schepper
glorie, heerlijkheid
vrede, liefde, leven, verlossing
sterfelijk, vergankelijk
veranderlijk
schepsel: vrije wil, begeerte, zonde
vreugde & verdriet; lijden & pijn
kent oorlog, honger, geweld

Als het verschil tussen God en mens, tussen hemel en wereld, zo groot is, ja als beide zelfs volledig aan elkaar tegengesteld zijn, is het dan niet des te verwonderlijk dat God mens is willen worden.
Zo rijst opnieuw de hamvraag: waarom is God mens geworden?

We hebben hierboven reeds een deel van het antwoord gegeven. Hij heeft zijn Zoon gezonden om de mens weer met God te verzoenen. En door zijn lijden, sterven en verrijzenis heeft de mensgeworden Zoon van God de weg naar de hemel getoond én opnieuw geopend.We kunnen daar nog enkele beschouwingen aan toevoegen. Gods Zoon is mens geworden om de mens weer naar God te brengen, om hem op een ‘hoger plan te tillen’. De Kerk formuleert dat zelfs in straffe bewoordingen: God is mens geworden, opdat de mens weer een beetje God zou worden. Daarmee wordt bedoeld dat de mens weer deel zou krijgen aan het goddelijk leven, aan het leven in en bij God.

hemel_hel_LR (01b)
Met Kerstmis word de Schepper een schepsel, de Eeuwige wordt sterfelijk, Hij die in heerlijkheid troont wordt mens. Hij doet dit niet zomaar. Hij doet dat met een bedoeling. Hij doet dat opdat de schepselen weer met hun Schepper zouden worden verzoend, op de sterfelijk mens weer toegang zou hebben tot het onsterfelijke leven bij God, opdat de mens deel zou krijgen aan Gods heerlijkheid.God hoefde dit niet te doen, maar Hij doet het toch uit liefde voor de mensen en voor de wereld. De Menswording is dus het mysterie van de wonderlijke eenwording van God met de mensheid door Jezus Christus.

Nederigheid.

Door de menswording heeft God zich heel klein gemaakt. Paulus (zie hierboven) noemde dat ‘ontlediging’. We kunnen het ook de ‘nederigheid‘ van God noemen. Kerstmis is daarom ook het feest van Gods nederigheid.

Wij kunnen daar alleen ontzettend dankbaar voor zijn. En onszelf ook spiegelen aan de nederigheid van God en zelf ook nederig worden. Het is niet gemakkelijk om hierbij stil te staan als we omgeven worden door de drukte van kerstmarkten, kerstmannen en festiviteiten. Toch kunnen wij er over nadenken en erover bidden.

kerstmis_LR (08)
kerstmis_LR (07)
kerstmis_LR (06)
kerstmis_LR (05)
Het gebeurt wel eens dat wij mensen uit onze kring uitsluiten: klasgenoten, collega’s, medemensen, buren, familieleden,… want we maken onszelf wijs dat we ons niet willen verwaardigen om medemens van hem of haar te worden. Nochtans is het dat wat God in Jezus Christus heeft gedaan. Kerstmis nodigt ons uit om de Menswording te bemediteren en er stil bij te staan dat God zich wel verwaardigd heeft om een medemens te worden van ons, om in dit sterfelijk bestaan te komen, om een menselijk lichaam aan te nemen, om lijden, pijn en kruisdood op zich te nemen. Hij was waarlijk mens: Hij heeft geleden, heeft afgezien, Hij is in ons midden gekomen. God heeft hier op deze aarde gewandeld en sloot niemand uitVooraf aan de bovenstaande Christushymne van Paulus schreef deze het volgende: “Laat niemand alleen zijn eigen belangen behartigen, maar ook die van de anderen. Die gezindheid moet onder u heersen die ook in Christus Jezus was” (Fil.2,4-5).

En wat is die gezindheid van Christus? Een God die arm is geworden, die zich verwaardigd heeft om het meest kwetsbare te worden in de wereld: een baby, een mens van vlees en bloed, een man die verkondigt dat God liefde is. Hij was een man die geen geweld gebruikte en toch aanvaardde de wereld Hem niet. Hij werd bespot, gegeseld, gekruisigd tot de dood toe.

Maar als antwoord op het lijden van zijn Zoon heeft God Hem uit de doden doen opstaan. Dat is Pasen. In het diepste lijden, als er geen menselijke oplossing mogelijk is staat God klaar voor zijn Zoon en voor alle mensen die in Christus geloven: “Daarom ook heeft God Hem hoog verheven” (Fil.2,9)

Samengevat.

God wordt mens om voor ons een voorbeeld van heiligheid te zijn (Mt.11,29), opdat wij zo Gods liefde leren kennen (1 Joh.4,9), zodat wij deel krijgen aan Gods eigen leven (2 Petr.1,4).

Beste lezer, de incarnatie of de menswording is een diep mysterie van het christelijk geloof. Door deze catechese is het onze vurige wens dat jullie dit mysterie in jullie leven durven integreren, dan wordt Kerstmis voor u de gelovige instemming, het ja-woord aan God die zijn Zoon heeft gezonden om Vrede te brengen op aarde aan alle mensen van goede wil! Gaan wij achteloos voorbij aan het kerstekind en laten wij ons meesleuren in deze maatschappij van overconsumptie, kerstmarkten en opgekopt plezier? Of willen wij zijn zoals de herders en de wijzen die de koning begroeten aan de kribbe en vreugdevol belijden dat Jezus de Zoon van God is? Zo kan er pas écht feest zijn met Kerstmis wanneer het Kerstekind weer centraal mag staan in ons leven.

Zalig Kerstmis!

kerstmis_LR (10)

De Veertigdagentijd

Voorbereidingstijd op het H. Doopsel.

Een eenvoudige sleutel om de betekenis van de vastentijd op het spoor te komen is: het Heilig Doopsel. Symbolisch is de vastentijd immers een gedachtenis van de 40 dagen die Onze Heer Jezus Christus in de woestijn heeft doorgebracht. Hij bracht deze tijd door in gebed, heeft gevast en werd er door de duivel op de proef gesteld. Praktisch is de vastentijd echter ook vanaf de eerste eeuwen een voorbereidingsperiode geweest voor de dopelingen, zodat ze zich met Pasen door het doopsel zouden kunnen laten opnemen in de volle gemeenschap met hun Verrezen Heer Jezus Christus en Zijn Kerk . De “catechumenen” – want zo noemde men de doopleerlingen – gingen 40 dagen samen op weg met de boetelingen (die hun gemeenschap weer met de Kerk wilden herstellen) en alle andere gelovigen, zodat ze met Pasen weer één Lichaam in Christus zouden kunnen zijn. De één werd dan door het Heilig Doopsel voor het eerst opgenomen als kind van God, terwijl de ander door het sacrament van Boete en Verzoening werd hersteld in zijn geboorterecht als kind van God.

doopsel

Aswoensdag.

askruis_03
askruis_01
askruis_02
askruis_04

De veertigdagentijd begint met Aswoensdag. As is een symbool uit de oudheid van boete, rouw en bekering. denk maar aan het Bijbelse spreekwoord “in zak en as gezeten”.
Het is een teken dat ons doet herinneren aan de sterfelijkheid van onszelf en iedere mens (er staat ook geschreven dat we “tot as en stof zullen vergaan”).

Nu is het Heilig Doopsel een sterven aan de oude mens, om herboren te worden als een nieuwe mens in Christus. In het doopwater dalen we als het ware af met Jezus in de Jordaan, om samen met hem te sterven en te verrijzen tot nieuw leven.
Dat we aan het begin van de Vastentijd met een askruisje worden getekend op onze voorhoofden, helpt om te erkennen dat we sterfelijke en beperkte mensen zijn die maar al te vaak de fout in gaan. We hebben dus bekering nodig (dat we ons dus weer tot God keren), zodat we opnieuw kunnen delen in Zijn overvloed aan vreugde, vrede, genade en levenskracht, want alleen Hij kan al het as en de ellendigheid uit onze levens zuiveren en weer proper maken.

Drie grote pijlers.

Nu heeft de Vastentijd zelf drie grote pijlers, namelijk gebed, vasten en liefdadigheid. Als we werkelijk nieuwe mensen willen worden die gereinigd en gezuiverd de vreugde van Pasen willen binnentreden zonder smet, blaam of as op onze voorhoofden, dan zullen we ons in deze drie moeten inoefenen. Ja, in zekere zin is de vastentijd een trainingsperiode in het doen van het goede.

Gebed. Meer gebed is meer “quality time” doorbrengen met God. Hoe kunnen we God anders leren kennen en een betere relatie met Hem ontwikkelen, als we nooit tijd voor Hem maken of nooit naar Hem luisteren of zelfs niet in de stilte van ons hart met Hem spreken ?
In de veertigdagentijd kunnen we ons “trainen” in meer gebed. We kunnen bijvoorbeeld “vasten” op TV kijken (of in ieder geval minder TV kijken) om zo meer tijd voor God te kunnen vrijmaken. We kunnen in het bijzonder bidden en vragen aan God dat we de genade mogen ontvangen om steeds meer en meer te gaan leven vanuit onze doopbeloften.
Zo hopen we, met vallen en opstaan, elke dag betere christenen te worden en meer en meer te gaan lijken op echte kinderen van God.
Voor alle kinderen en volwassen die met Pasen gedoopt zullen worden mogen we ook zeker bidden. Door hun adoptie als kinderen van God zullen ze immers onze broers en zussen worden en tot dezelfde katholieke familie gaan behoren van christenen.
Onze medebroeders en -zusters in Christus die zich samen met ons meer tot God willen keren en bekeren mogen we ook niet vergeten in onze gebeden, opdat ze door het ontvangen van het boetesacrament, de volheid van bekering en nieuw leven mogen bereiken in Christus Onze Verlosser.
gebed_01
Vasten. Onthouding en vasten behoren tot de oudste gebruiken van de veertigdagentijd. Vasten is meer dan alleen maar een wedstrijd in onthouding of zelfdiscipline. Het helpt vooral om beter te kunnen bidden (bijvoorbeeld door minder op te gaan in dingen die te veel afleiden van gebed of te veel ruis en lawaai maken voor gebed).

Ook minder luxeartikelen en snoepjes eten kunnen ons helpen om steeds meer naar God en zijn Woord te gaan hongeren. Het helpt ons namelijk om steeds meer van onszelf en onze egoïsme los te komen en meer aan God en anderen te gaan denken.

Vasten zonder liefde of bekering is echter niets en onvruchtbaar. De profeet Jesaja heeft dit met veel wijsheid zo gezegd: “is vasten niet dit: uw brood delen met wie honger heeft; arme zwervers opnemen in uw huis; een naakte kleden die gij ziet en u niet ontrekken aan de zorg voor uw broeder?” (Jes 57,7).

Als we zo gaan leven (minder voor onszelf en meer voor God en de behoeftigen), dan vervullen we ook onze doopbelofte om Gods Woord en Liefde te verkondigen in onze woorden, maar vooral ook in onze daden.

A pan loaf LEHTIKUVA / Marja Airio *** FINLAND OUT. NO THIRD PARTY SALES. ***
Liefdadigheid. Uit gebed en vasten volgt van nature ook liefdadigheid en het schenken van milde gaven. We kunnen niet anders dan Gods Liefde en goedheid voor onszelf met anderen delen.
Liefde is nooit alleen op zichzelf gericht, want dan zou ze egoïstisch worden.
Door te oefenen in bidden en vasten leren we steeds meer onze ik-gerichtheid los te laten en van onze overvloed aan middelen, tijd en talenten te delen met God en de armen.
Zo zal je ook dag aan dag groeien in het goddelijke kindschap waar je nu al door je Heilig Doopsel deel aan hebt.
caritas

Palmzondag.

Tegen het einde van de Vastentijd komt Palmzondag. We gedenken de intocht van Jezus in Jeruzalem, de plaats waar hij zal lijden, sterven en verrijzen.

De groene palmen herinneren ons eraan dat het kwade al bijna is overwonnen en dat de overwinning nabij zal zijn.

De palmtakjes die we ontvangen zijn een teken dat we al bijna mogen delen in de heerlijkheid en vreugde van de heiligen in hun “witte gewaden en met palmtakken in de hand” (Apocalyps 7,9). Ook wij zullen eens voor Gods troon en het Lam Gods mogen staan in onze witte doopgewaden, maar eerst mogen we ons nog een beetje meer inoefenen in bekering en zuiverheid.

palmzondag_02

Het paastriduüm.

’s Avonds voor Witte Donderdag komt de Vastentijd tot haar einde, maar niet haar voltooiing. Eerst komt nog het Heilig Triduüm (of “drieluik”) met Goede Vrijdag, Stille Zaterdag en Paaszondag.

Met de voetwassing op Witte Donderdag, dat evenals het doopsel een reiniging is, volgen we Jezus’ voorbeeld na en oefenen we ons in nederigheid. Zuiverheid en bekering (en dus leven vanuit ons Doopsel) volgt uit een betere navolging van Jezus.

voetwassing
Met de kruisverering op Goede Vrijdag komt weer een stukje boete, bekering en vasten terug. Zijn we bereid om onze kruisen te aanvaarden, om kleine en grote offers te maken en om zelfs Jezus te volgen tot in Zijn dood en verrijzenis? Om herboren te worden zullen we eerst, zoals in ons Heilig Doopsel, moeten sterven aan de oude en zondige mens om vernieuwde mensen te worden vol leven en goedheid.

Met Pasen worden dan eindelijk de dopelingen gedoopt. Wij mogen dan delen in hun vreugde. Ook mogen wij dan samen met iedereen die 40 dagen lang hebben gebeden en gevast onze doopbeloften hernieuwen om opnieuw in de vreugde van de Verrezen Heer te kunnen treden.

Nu is de paarse vastentijd of veertigdagentijd pas echt voorbij, want nu komt de witte vijftigdagentijd waarin we 50 dagen lang de Verrijzenis van Jezus, Zijn Hemelvaart en de nederdaling van de Heilige Geest op de vijftigste dag (= Pinksteren) mogen gaan vieren.

kruisverering
Gebed om je doopbeloften te hernieuwen.
Ik dank u Goede en Drie-ene God,
voor mijn Heilige Doopsel in Uw Naam:
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest,
en voor het water,
waardoor ik opnieuw geboren ben als kind van God.

Uit liefde voor U wil ik nu mijn doopbeloften vernieuwen:
Ik beloof te allen tijde dat ik mij zal verzetten,
tegen kwaad en onrecht,
om in vrijheid te leven als kind van God.

Ik beloof dat ik mij zal verzetten,
tegen de bekoring van zonde en onrecht,
zodat het kwaad zich geen meester zal maken over mijn leven.

Ik geloof in God de Vader, onze Vader, onze Heer,
die de hemel en de aarde, die ook mij geschapen heeft.
Ik geloof in God de Vader, Hem zij glorie, lof en eer.

Ik geloof in Jezus Christus, Zoon van God en Mensenzoon,
die verrezen uit de doden, ons bevrijdt uit alle dood.
Ik geloof in Jezus Christus, Levend Woord en levend Brood.

Ik geloof dat God door Jezus, ons zijn Geest gezonden heeft,
die ons vreugde, licht en warmte, die ons kracht en liefde geeft. Ik geloof in God de Helper: Geest die levend in mij leeft.

Amen. Amen. Amen.

Pasen: Wat betekent het?

Het paasfeest is een zeer oud feest.

Nog voor er sprake was van Jezus Christus vierden de Joden – de Israëlieten – reeds hun paasfeest. Het jaarlijkse paasfeest herinnerde hen aan drie grote gebeurtenissen in de geschiedenis van Israël:

  • God die de Israëlieten van de 10de plaag te Egypte gespaard heeft doordat ze het bloed van een eenjarig lam moesten uitstrijken over de deurposten. (lees in de Bijbel het Boek Exodus,12 Over de instelling van het pascha).

“Deze dag moet gij tot een gedenkdag maken,
ge moet hem vieren als een feest ter ere van Jahwe, uw God.
Van geslacht tot geslacht
moet ge hem als een eeuwige instelling vieren.” (Ex.12,14)

  • God liet de Israëlieten veilig vluchten uit de slavernij van Egypte onder leiding van Mozes en zijn broer Aäron.
  • De doortocht door de rietzee van het Volk van Israël.

LEESTIP:Het 12de hoofdstuk van het boek Exodus vertelt je alles over de instelling van het Joodse Paasmaal.

God redde zo zijn uitverkoren volk van het juk van Farao en voerde het doorheen de woestijn naar het Beloofde Land. God had hen bevrijd uit een onderdrukking maar al snel vergaten zij deze wondere gebeurtenis en hielden ze zich bezig met hun eigen leventje. God kreeg als het ware ‘stank voor dank’.

Eeuwenlang traden er Profeten op, zoals Jesaja, Ezechiël, Jeremia, Esther, Hanna… Deze mannen en vrouwen riepen steeds weer de mensen op om God de lof en eer te brengen die Hij verdient. Het Volk Gods werd bemoedigd en aangespoord om een beter leven te leiden dat God behaagt. De profeten vroegen een ‘bekering’ van de mensen. Maar steeds vielen de mensen terug in hun oude gewoonten en zonden.

Met de komst van Jezus Christus in deze wereld zien we dat de Zoon van God alle profetieën vervult.
Jezus, die van alle eeuwigheid in de hemel was, daalde neer op een bepaalde plaats, in een bepaalde tijd op deze wereld! Deze menswording is geen evidentie! God hoefde geen mens te worden, maar Hij doet het toch uit Liefde voor ons!  Hij komt van zijn hemelse troon en wordt mens zoals wij: een man van vlees en bloed. Deze grote gebeurtenis voor de geschiedenis vieren we met Kerstmis.

Zalig en gelukkig Pasen! “Bedankt voor de bloemen!”

Deze woorden van Paus Johannes Paulus II klinken ons bekend in oren! Ook Paus Benedictus XVI houdt eraan om alle mensen een ‘Zalig Pasen’ te wensen!

Met Pasen vieren we de verrijzenis van Jezus Christus. Drie dagen ervoor werd de onschuldige Jezus op Goede Vrijdag gegeseld, bespot, gekruisigd en stierf Hij.

Het lam dat op het Joodse paasfeest werd geslacht is een voorafbeelding van het lijden en de dood van Jezus. Jezus werd geofferd op het kruis omwille van onze zonden. Op het kruis vergeeft Jezus ons!

De doortocht door de Rietzee was een voorafbeelding van Jezus die doorheen het lijden en de dood verrijst. Zo ook is ons doopsel een onderdompeling in het water om tot het nieuwe, eeuwige leven te komen dat Jezus voor ons heeft ontsloten door zijn verrijzenis.

paus_1paus_2

FILMTIP:

The Passion of the Christ van Mel Gibson
Zoals een lam dat ter slachting wordt geleid,
zo werd Hij gefolterd en diep vernederd.
(Jes.53,7)

goede_vrijdag
Nadat Jezus dood was haalde men Hem van het kruis en legde men hem in een graf. Jezus werd in een lijkwade gewikkeld en begraven. Fijne reukstoffen zoals mirre, aloë werden tussen de doeken gestrooid.
De boze farizeeërs lieten wachters plaatsen aan het graf uit vrees dat Jezus’ leerlingen zijn lichaam zouden stelen, zodat ze achteraf zouden kunnen zeggen: zie Hij is verrezen!
Maar in de vroege morgen van de derde dag (voor ons de Zondag) verliet Jezus zijn graf, dwars door de verzegelde steen en hij vertoonde zich niet aan de wachters! De soldaten zijn pas gaan lopen nadat een aardschudding hen opschrikte en de steen wegrolde!

“Vroeg in de morgen gingen vrouwen naar het graf.
Zij vonden de steen weggerold van het graf, gingen binnen,
maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet.” (Lc.24,1-3)

Dat Jezus verrezen is bevestigen zijn apostelen en leerlingen en kunnen we nalezen in het Nieuwe Testament.

pasen_1
Wij verwachten soms zó weinig van onszelf, en soms zó veel van een ander en zelfs van God! De verrijzenis ligt in de mogelijkheid van God, en dus moeten we er niet aan twijfelen dat Jezus verrezen is!
Wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en ons geloof eveneens! (1 Kor.15,14)
Met Jezus’verrijzenis werd de hemel geopend en is de weg van het eeuwig leven al gebaand. Het is aan ons om Jezus achterna te gaan!
Christus is verrezen, Hij deed de dood teniet, alleluia!

De verrijzenis van Christus is het granietblok,

waarop ons geloof in Christus gevestigd is.

Daarom is Pasen de grootste feestdag van het kerkelijke jaar. Pasen herdenkt de triomf van de Godmens over de dood! De verrijzenis van Christus is tevens het voorbeeld voor onze opstanding uit de doden. Dankzij ons doopsel hebben wij deel aan het lijden en de dood van Christus en bezitten we het eeuwig leven! Alleluia!

pasen_2

Pinksteren: het begin van de Kerk

Binnenkort viert de Kerk het jaarlijks wederkerende feest van ‘Sinksen’ of beter bekend als ‘Pinksteren.’ Het valt steeds op de 50ste dag na de verrijzenis van Jezus.

Zoals bij de meeste kerkelijke feesten heeft ook Pinksteren joodse wortels. Bij het joodse Pasen (lees catechese over Pasen) vierde men het feest van de ongedesemde broden. Zeven weken later, de vijftigste dag, brachten boeren de eerste oogst als offergave mee naar Jeruzalem en vierden zij hun Pinksteren, een feest van vreugde en dank om de gave van de oogst die gerijpt was. Deze viering bracht telkens veel volk op de been en veel pelgrims in Jeruzalem.

Later werd het feest ook in verband gebracht met de gave van de tien geboden aan Mozes op de op de berg Sinaï.

pinksteren_09
Vijftig dagen na Pasen viert de Kerk dat de heilige Geest over de apostelen en leerlingen kwam en hen vervulde. Pinksteren en Pasen horen bij elkaar. Het pinksterfeest kan je beschouwen als het slotakkoord na vijftig dagen dank en vreugde om wat Jezus door zijn lijden, sterven en verrijzen voor ons gedaan heeft.
LEESTIP:

Het 2de hoofdstuk van de Handelingen van de APostelen vertelt het relaas van de komst van de H. Geest over de apostelen
Maar meer in het bijzonder gedenkt de Kerk op Pinksteren de gave van de heilige Geest. Die gave werd reeds door Jezus beloofd:

“Dit zeg ik u, terwijl ik nog bij u ben,
maar de Helper, de heilige Geest,
die de Vader in mijn Naam zal zenden,
Hij zal jullie alles duidelijk maken
en in herinnering brengen wat ik u gezegd heb.’(Joh.14,26)

Op de dag van Pinksteren werd de heilige Geest aan de gehele wereld geopenbaard. De evangelist Lucas verteld ons zeer gedetailleerd op welke wijze de apostelen vervuld werden van de Heilige Geest. Het relaas daarvan kunnen de lezen in de Handelingen van de Apostelen (hoofdstuk 2).

pinksteren_04

De apostelen hadden hun verblijf genomen in een grote bovenzaal te Jeruzalem.

Elk ruim gebouwd huis in Jeruzalem (en elders in het Oosten) had zo’n een grote bovenzaal, omdat elke eigenaar verplicht was aan grote groepen vreemde pelgrims de gelegenheid te geven het Paasmaal te vieren.

Ook op het Laatste Avondmaal bevond Jezus zich met zijn apostelen reeds in zo’n bovenzaal.

Of de leerlingen met Pinksteren samenkwamen in dezelfde zaal … het is mogelijk!

Tijdens hun verblijf in de bovenzaal ontstond er plotseling een gedruis en stak er een hevige wind op. Vurige tongen kwamen uit de hemel neer en zetten zich op eenieder neer. Allen werden vervuld van de H. Geest.

Pinksteren kan daarom het geboortefeest van de Kerk genoemd worden. Christus schenkt de H. Geest aan de apostelen. Sinds die dag is de Geets werkzaam in de Kerk. Zij sterkt en stuwt haar; zij maar haar heilig; zij zendt haar op weg. De Geest is het levensprincipe in de Kerk: zoals de ziel een lichaam levend maakt, zo maakt de Geest de Kerk levend!

pinksteren_02

Wat doet die Heilige Geest?

Als we met Pinksteren naar de kerk gaan dan zien we dat de priester een vuurrood gewaad draagt. De kleur verwijst naar de Heilige Geest die als vuur over de leerlingen neerdaalde.

LEESTIP:
Lees de eerste encycliek van paus Benedictus XVI over de liefde:
Deus Caritas Est – God Is Liefde

De Heilige Geest is de Geest der waarheid (Joh. 16,13), de Geest des Heren (2 Kor. 3,17), Gods Geest (Rom. 8,9.14).

De Geest leert te geloven in Jezus Christus, het is de Geest die ons levend maakt tot kinderen van één Vader.

De vurige Pinkstergeest bewerkt eenheid onder de mensen, smeed haarden van Liefde, dat is Gods geest.

De Liefde heeft God in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken. (Rom. 5,5). Als wij tot hem bidden dan zal ons hart niet versteend en koud worden.

De Heilige Geest is de Geest der waarheid (Joh. 16,13), de Geest des Heren (2 Kor. 3,17), Gods Geest (Rom. 8,9.14).

De Geest leert te geloven in Jezus Christus, het is de Geest die ons levend maakt tot kinderen van één Vader.
De vurige Pinkstergeest bewerkt eenheid onder de mensen, smeed haarden van Liefde, dat is Gods geest.
De Liefde heeft God in ons hart uitgestort door de heilige Geest die ons werd geschonken. (Rom. 5,5). Als wij tot hem bidden dan zal ons hart niet versteend en koud worden.

Als we in ons leven twijfelen omtrent het christelijke geloof, dan kunnen we tot de heilige Geest bidden opdat Hij ons de gave geeft om meer te geloven in de Verrezene. Een eenvoudige methode kan zijn om in je binnenste (aan de bushalte) of zachtjes fluisterend (als je alleen bent) meerd

ere malen traag de naam van de Heilige Geest te aanroepen op het ritme van je ademhaling: “Kom, Heilige Geest”


De Heilige Geest
schenkt en bevestigd
het geloof
in de Verrezen Christus

pinksteren_06

De H. Geest en ik?

Sint-Paulus schreef veel over de H. Geest in zijn brieven aan de Galaten en de Korintiërs:

‘de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid.’ (Gal.5,22)

pinksteren_07
Gods’ geest is niet ver weg, als jij wil kan Hij ook in jou zijn woning vinden:

Weet je dan niet dat je een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont? Indien iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen, want Gods tempel is heilig – en die tempel ben je zelf’. (1 Kor.3,16)

pinksteren_01
Bij het doopsel in de kerk ontvangt de dopeling de heilige Geest. De dopeling ontvangt de genade om het geloof in Jezus Christus te belijden.

Ook het Vormsel, dat vele jongeren jaarlijks ontvangen, staat in het teken van de Heilige Geest. De Kerk zegt hierover: “In het sacrament van het Vormsel ontvangen de gedoopten een bijzondere kracht van de heilige Geest en zijn zij daarom strenger gehouden om als waarachtige getuigen van Christus door hun werk en hun woord het geloof te verspreiden en te verdedigen.”

De vormeling wordt op het voorhoofd gezalfd waardoor hij/zij een merkteken meekrijgt. “Ontvang het zegel van de Heilige Geest, de gave Gods.” Het betekent dat de pas gevormde christen Christus nu volledig toebehoort en voor altijd in Zijn dienst wil staan.

“Kom, Schepper Geest, daal tot ons neer, houdt Gij bij ons uw intocht Heer!
Vervul het hart dat U verblijdt, met hemelse barmhartigheid.”

pinksteren_08

De viering van de zondag

Het derde gebod van de tien geboden luidt: Heilig steeds de dag des Heren.
Voor ons christenen houdt dit in dat we de zondag moeten vieren. In deze catechese willen we daar wat meer uitleg bij geven. We gaan kijken in het Oude Testament of er toen ook al zo een gebod bestond. En wie het dan heeft “uitgevonden”. Wat zei Jezus en wat zegt Zijn Kerk er over?

Dit is de dag
die de Heer heeft gemaakt,
laat ons hem vieren in blijdschap
(Ps. 118,24)

Hoe was het in het Oude Testament?

In het boek Exodus (20,8-10) lezen we: “Denk aan de sabbat; die moet heilig zijn voor u. Zes dagen zult gij werken en alle arbeid verrichten. Maar de zevende dag is de sabbat voor de Heer uw God. Dan moogt gij geen enkele arbeid verrichten.”

Het was uit eerbied voor God als hun Schepper dat dat de Joden de laatste dag in rust doorbrachten. Deze dag diende volledig aan God toegewijd te zijn.

geboden_01

Het woord sabbat komt van het Hebreeuwse woord ‘sjavat’, dat ‘ophouden’ en ook ‘opnieuw ademen’ betekent.Woordhistorisch kan sabbat ook in verband worden gebracht met het Babylonisch sab(b)atu. Het kan dan vergeleken worden met het Latijnse septem en het Sanskrietse sapta die beide ‘zeven’ betekenen.

De sabbat houdt echter ook een gedachtenis in aan God als Verlosser. Op de dag van de Heer diende men in herinnering te houden hoe God zijn volk Israël uit Egypte heeft weggeleid en gered heeft uit de hand van Farao en zijn legermacht (Deuteronomium 5,15).

De sabbat laat de joden er dus aan herinneren dat God rustte op de zevende dag van zijn schepping en dat Hij hun uit de slavernij van Egypte heeft bevrijd. Zo is een dag van protest tegen de slavernij van macht en geld.

Van sabbat naar zondag

Zo was het in het oude verbond: een rustdag zoals God ruste op de zevende dag. In eerste instantie is de christelijke zondag als rustdag de voortzetting van de sabbat. Maar voor ons, in de tijden van het nieuwe verbond, betekent de dag des Heren heel wat meer.

Voor ons christenen niet de laatste dag van de week maar de eerste. Het is de dag van Jezus’ verrijzenis. Want in de evangelies lezen we immers hoe Jezus verrezen is ‘op de eerste dag der week’, d.w.z. de dag nà de sabbat (Mt 28,1: Mc 16,1; Lc 24,1). Op zondag is het dus elke weer een beetje Pasen, dé dag waarop we belijden “tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt.”

De beide thema’s van Schepping en Verlossing die we onderkend hebben bij de sabbat, keren in ee christelijke betekenis ook terug bij de zondag. De zondag is de eerste dag, het begin van de nieuwe schepping die begonnen is met Christus’ dood en verrijzenis. Maar het is tevens de achtste dag, de dag van de volheid van Gods Verlossing die in Christus gerealiseerd werd.

pasen_1

De zondag is heilig, wat betekent dat hij anders is dan de andere dagen. Hij is een voorsmaak van het eeuwige: op zondag mogen we nu reeds een beetje proeven van de gelukzaligheid van de eeuwigheid. De eeuwigheid waarin we Christus zullen aanschouwen van aangezicht tot aangezicht.

De zondag is er opdat we meer christen zouden kunnen zijn. Het is een dag van gebed, van eucharistie vieren, van bezoeken afleggen, van jeugdbeweging, van goede werken… Kortom, het is een dag dat we ons kunnen richten naar God en Zijn volk. De zondag is er niet om onszelf maar om de ander.

eucharistie_07

De viering van de zondag

De viering van de zondag en de zondagsrust kunnen we mooi illustreren aan de hand van de drie goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde.

De zondag is eerst en vooral een dag van geloof. Het is de dag bij uitstek waarop we uiting kunnen geven aan geloof. Het is de dag waarop we openlijk belijden dat Jezus de Christus is, dat Hij gekruisigd is, gestorven en begraven, die nedergedaald is ter helle, de derde dag is verrezen en zit aan de rechterhand van God Zijn Almachtige Vader. Het is de dag waarop we God danken en eren als Heer en de Gever van alle leven.

De zondag is ook een dag van hoop. De gedachtenis van de verrijzenis van Jezus geeft ons perspectief en hoop. Het is de dag waarop we zeggen: ‘en toch’. Hij doet ons uitzien naar de voltooiing.

Tenslotte is de zondag ook een dag van liefde. Deze liefde beleven we concreet in de zondagse eucharistieviering. Hier komt Christus werkelijk onder ons in de tekenen van brood en wijn. Jezus is nergens dichter bij ons dan in de H. Communie. We mogen Hem ontvangen in onze eigen ziel. Sterker nog, Jezus wil dat Hij tot ons komt zodat we meer op Hem gaan gelijken. Is het geen groot teken van liefde als wij ingaan op Zijn oproep om elke zondag Hem te ontvangen? Als je geliefde je roept, ga ja dan niet aanstonds naar hem of haar toe? Wat is het dan om tijd vrij te maken om Hem die ons heeft verlost door Zijn offer aan het kruis te ontvangen? Laten wij iets terug doen voor Hem.

Maar tegelijk krijgen we wederom veel terug van Jezus. En het is gratis.
We laten ons niet enkel opnemen in Jezus’ offerende liefde. We bieden er God ook onze dank en onze liefde als offer aan. Die liefde laten we ook uitgaan naar onze broeders en zusters die in nood verkeren en rekenen op ons gebed, onze solidariteit en bijstand.

eucharistie_04

Op zondag naar de mis?

Hoogtepunt van de zondag is de feestelijke eucharistieviering. Vele christenen denken wel eens dat ‘de zondagsplicht’ niet belangrijk is en zien de noodzaak van de zondagse eucharistieviering niet in. Jonge christenen hebben het dan vaak ook wel eens moeilijk met de zondagse eucharistie omdat ze saai is. ‘We hebben er niet veel aan’, zeggen ze dan wel. We willen tot slot enkele gedachten formuleren die van het tegendeel willen overtuigen.

Christen-zijn is per definitie iets wat je niet alleen doet.

Christen-zijn beleef je steeds in kerkverband.

p>Krachtens je doopsel wordt je ‘ingelijfd’ in het Lichaam van Christus dat de Kerk is. Voortaan maak je deel uit van een groter geheel. Daarom komen christen als gemeesnchap samen voor de zondagse eucharistie. Je christen-zijn individueel beleven is voor een gedoopte dus volkomen ‘tegen-natuurlijk’.

eucharistie_09

Zoals elke eucharistie staat in het teken van de ontmoeting met de Heer. Daar komt Hij in ons midden, door zijn Woord en door de Eucharistie. Daar kunnen wij Hem ontmoeten. Daar kunnen wij met Hem in gemeenschap treden.

eucharistie_02

Wij mogen de Heer eerst en vooral ontmoeten in zijn Woord dat door de priester verkondigd wordt. Wanneer de priester leest, dan is het Christus zelf die zijn Woord tot ons spreekt en ons onderricht. “En Hij legde hun uit wat in heel de Schrift op Hemzelf betrekking had, te beginnen bij Mozes en alle Profeten.” (Lc 24,27) Vervolgens worden we in de homilie uitgenodigd het Woord vruchten te laten dragen in ons leven.
Zo voeden we ons dankbaar aan de daden van de heer: zijn leven, zij dood en verrijzenis.

eucharistie_06

Op zeer intense wijze ontmoeten wij de Heer ook in de eucharistie. Onder de gedaanten van brood en wijn is hij werkelijk onder ons aanwezig.

In de communie ontvangen wij Jezus die zich als brood aan ons te eten geven. Door de communie kunnen wij ons innig met Hem verenigen: Hij wordt een deel van ons, en wij worden een deel van Hem.
De ontmoeting met de Heer Jezus in de eucharistie is onvervangbaar.

Waar vind je een evenwaardig alternatief?

eucharistie_01

We mogen echter niet alleen naar de eucharistie kijken vanuit de vraag ‘wat we er aan kunnen hebben’. Even terecht is de vraag wat wij aan de zondagseucharistie kunnen bijdragen. Zoals reeds gezegd is het een gelegenheid om onze dank en eerbied jegens God tot uitdrukking te brengen. Door ’s zondags de eucharistie bij te wonen laten we zien welke plaats God in ons leven inneemt.

Tevens laten we dan ons geloof zien. We maken een statement: ‘ik geloof’.

eucharistie_10

In de eucharistie leggen wij heel ons leven voor God. Wij brengen ons werk, ons gebed, onze zorgen en onze vreugden als offerande mee naar het altaar en leggen het in de handen van God, samen met het liefdesoffer van Jezus.

Al deze dingen kan je jezelf niet aanbieden. Ze wórden je aangeboden door de Kerk. Al deze dingen kan je niet op je eentje beleven, en evenmin om het even waar en wanneer. Dit alle kan je enkel op de zondag, de Dag van de Heer, samen zo veel andere gelovigen.

Als wij wegblijven uit de kerk op zondag maken wij het geloofsleven van de hele kerkgemeenschap armer. En wat erger is: op de duur sterft ook ons geloof helemaal af.

eucharistie_11

Als we dit alles even samenvatten hebben we een mooi lijstje van goede motivaties
om de zondag te heiligen:

  1. Het is de eerste dag van de nieuwe schepping, de dag die volgt op de laatste dag van de eerste schepping.
  2. Het is de achtste dag waarop we ons mogen herinneren hoe God Zijn volk heeft verlost van de slavernij.
  3. Het is de dag waarop Jezus is verrezen.
  4. Het is de dag waarop we mogen proeven van het eeuwige geluk en dit vooral in de eucharistie, het Pasen van onze Heer.
  5. Het is de voltooiing van de sabbat.
  6. Het is de dag van geloof, hoop en liefde. De herbronning van ons christen zijn in de eucharistie.
  7. Het is de dag waarop we uit onszelf treden om ons te richten naar Christus en Zijn volk.
  8. Het is de dag waarop we Christus horen spreken doorheen Zijn evangelie.
  9. Het is de dag waarop we Christus mogen ontvangen in onze ziel door de H. communie.
  10. En het is allemaal gratis.

Het feest van het H. Hart van Jezus

Wie goed rond zich heen kijkt ontdekt ze wel … de beelden, standbeelden en kleurrijke prenten van het H. Hart van Jezus. Soms staan ze in de huiskamer op de kast of hangen ze er tegen de muur. Sommige dorpskerken hebben ze midden op het kerkplein staan of onder de toren. En vele kerken heeft wel een H. Hartbeeld staan tegen de muur of aan een pilaar.

Maar waarover gaat? Wat zegt zo’n beeld van Jezus die wijst naar het stralend hart in zijn borst en de andere hand vaak ten zegen houdt? Misschien hoog tijd om jullie daarover wat te onderrichten …..

heilig_hart_02
heilig_hart_01

Ontstaan en verbreiding van de H. Hartdevotie.

De Bijbelse wortels van de H. Hartdevotie zijn te vinden in het Oude Testament waar de profeet Jesaja spreekt: “En gij zult vol vreugde water putten uit de bronnen van de redding.” (Jes. 12,3) Deze profetie wordt door Jezus bevestigd wanneer Jezus op de laatste dag van het loofhuttenfeest zegt: “Heeft iemand dorst, laat hij dan naar mij toekomen, en laat drinken wie in Mij gelooft! Zoals de Schrift zegt: Uit zijn binnenste zullen stromen levend water vloeien.” (Joh. 7,37-38). Op Goede Vrijdag wordt het schriftwoord van Jezus vervuld. Het is dus uit het doorboorde hart van Jezus dat Hij ons Zijn redding schenkt.

heilig_hart_10

De lezing van de Schrift, de meditaties en overpeinzingen, maakten van de doorboorde zijde en het doorboorde Heilig Hart een bron van mystieke ervaring. Deze ervaringen zouden in de late middeleeuwen bij een aantal mystiekers een hoogtepunt bereiken om daarna, vanaf de zeventiende eeuw, langzaam uitgroeien tot een openbare cultus binnen de Kerk.

De middeleeuwen. De mystica Mechtild van Maagdenburg schrijft over stromen van licht, die uit Jezus en zijn Hart komen. Gertrudis van Helfta beschrijft in haar Legatus divinae pietatis eveneens visioenen over het Hart van Barmhartigheid. Deze en andere mystici beschrijven verschillende ervaringen, die zich deels concentreren op het Heilig Hart. Bij deze mysteiekers blijft de verering echter uitsluitend innerlijk en persoonlijk.

De zeventiende eeuw.

Tussen 1673 en 1675 had Margaretha-Maria Alacoque verschillende visioenen over het Heilig Hart. De latere cultus heeft zij wezenlijk beïnvloed, zij het dat het klimaat aan het eind van de 17e eeuw eveneens een bijdrage leverde. De humanist Justus Lipsius (1547-1606) schreef over het hart als centrum van de menselijke persoonlijkheid. De theoloog en wiskundige Pascal (1623-1662) heeft het over een “Theologie van het Hart”, waarin de Godskennis tot uiting zou komen. En de Engelse koninklijke lijfarts William Harvey (1578-1657) beschrijft de rol van het hart in de bloedsomloop.

Verdere verbreiding. Het Heilig Hart heeft aan het einde van de 18e eeuw symbool gestaan voor de Franse antirevolutionairen. Zo belandde een familie, die tijdens de Franse Revolutie Heilig Hart afbeeldingen uitdeelde, onder de guillotine. Pas in de loop van de 19e eeuw werd de verering ook zichtbaar buiten Frankrijk. In alle gevallen lijkt de verering juist daar om zich te grijpen, waar de positie van de Rooms-Katholieke Kerk in het gedrang is. In de tweede helft van de 19e eeuw schoten parochiale broederschappen uit de grond.

heilig_hart_09

Aan het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw kreeg de Heilig Hart verering nieuwe impulsen. Niet alleen door hernieuwde belangstelling van verschillende pausen maar ook door de katholieke sociale leer. Het Heilig Hart zou de sociale actie in het teken van naastenliefde moeten stimuleren.

Hoewel Margaretha-Maria Alacoque reeds in 1675 een feestdag ter ere van het Heilig Hart verlangt, wordt een eerste Heilig Hart-liturgie pas in 1765 toegestaan. De volledige officiële goedkeuring werd in 1854 door paus Pius IX verleend, de derde vrijdag na Pinksteren werd hoogfeest van het Heilig Hart. In 1899 wijdt paus Leo XIII de wereld toe aan het Heilig Hart van Jezus.

heilig_hart_04

Brussel

heilig_hart_08

Rio de Janeiro

heilig_hart_07

Parijs

Het H. Hart: een boodschap voor deze tijd.

In de verering van het H. Hart van Jezus krijgen zijn liefde en barmhartigheid een concrete gestalte. Jezus’ hart staat symbool voor al de liefde, al de compassie, die Christus voor ons heeft. Maar evenzeer voor al het lijden dat Hij hiervoor heeft moeten ondergaan. Daarom blijft de spiritualiteit van het H. Hart van Jezus nauw verbonden met het H. Kruis van Jezus. Een passage uit het Evangelie volgens Johannes, waar Jezus’ zijde door een lans doorboord werd en waaruit bloed en water stroomden, speelt in deze mystieke verering een grote rol. Daarbij is het hart van de Gekruisigde doorboord en bron van de sacramenten en de Kerk geworden.

“Wel doorstak een van de soldaten met een lans zijn zijde, en meteen kwam er bloed uit en water.” (Joh. 19, 34)

In de kunst wordt de band tussen Hart en Kruis uitgedrukt door een bloedend hart, gekroond met een doornenkroon.

Liefde en Kruis. Dat is de boodschap voor ons vandaag.
Paus Johannes Paulus II drukte het zo uit:
“… het Heilig Hart van Jezus, het Hart dat tweeduizend jaar geleden begon te kloppen in de schoot van de gezegende Maagd Maria, die het vuur van Gods liefde in de wereld bracht.

Dit Hart van Christus bevat een boodschap voor ons allen. Het spreekt ook tot de hedendaagse wereld. In een maatschappij waar techniek en informatiewetenschappen zich met grote schreden ontwikkelen en waar we ten prooi vallen aan duizenden, vaak tegenstrijdige belangen, riskeren we onze kern te verliezen, de kern van onszelf. Door Zijn Hart aan ons te tonen herinnert Jezus ons boven alles dat Hij hier is, in het innerlijk van de persoon, waar de bestemming van ieder van ons ligt besloten, dood of leven in de breedste zin. Hijzelf geeft ons leven in overvloed, Hij maakt het mogelijk om ons hart, die tot nu toe verhard was door onverschilligheid en egoïsme, te openen voor een verhevener vorm van liefde.

Het Hart van de Gekruisigde en Verrezen Christus is de onuitputtelijke bron van genade die iedere persoon altijd kan bereiken: liefde, waarheid, barmhartigheid …”

heilig_hart_06

Toewijding van het gezin aan het H. Hart.

“Weliswaar heeft onze voorganger Leo XIII z.g. heel het menselijk geslacht reeds aan het Goddelijk Hart toegewijd. … Maar, ondanks deze algemene toewijding, schijnt de toewijding van ieder gezin afzonderlijk niet overbodig. … Het huisgezin is het beginsel en als het ware de kiemcel van heel de menselijke maatschappij.”

Wie zich toewijd aan het het H. Hart van Jezus, vooral de gezinnen, mogen rekenen op een bijzondere genade. Deze genade wordt samengevat in “de twaalf beloften van Jezus aan de vereerders van Zijn Heilig Hart”:

  1. Ik zal hun alle gunsten geven, welke zij nodig hebben in hun levensstaat.
  2. Ik zal vrede brengen in hun huisgezinnen.
  3. Ik zal hen troosten in al hun noden.
  4. Ik zal hun veilige toevlucht zijn gedurende het leven en in het bijzonder in het uur van de dood.
  5. Ik zal hun overvloedig zegen schenken bij alles wat ze ondernemen.
  6. De zondaars zullen in Mijn Hart de bron en de onmetelijke oceaan van de barmhartigheid vinden.
  7. De lauwe zielen zullen vurig worden.
  8. De ijverige zielen zullen spoedig tot grote volmaaktheid komen.
  9. Ik zal de plaatsen zegenen waar de beeltenis van Mijn Hart tot verering zal worden uitgesteld.
  10. Aan de priesters zal Ik de gave verlenen om de harten van de meest verstokte zondaar te treffen.
  11. De naam van diegenen die deze devotie zullen verbreiden, zal in Mijn Hart geschreven staan en daar nooit uitgewist worden.
  12. De almachtige liefde van Mijn Hart zal aan allen, die op de eerste vrijdag van negen achtereenvolgende maanden te heilige communie gaan, de genade van de eindvolharding geven. Zij zullen niet in Mijn ongenade sterven. Evenmin zullen zij zonder heilige sacramenten sterven.

Gebeden waarmee je jezelf kan toewijden aan het H. Hart van Jezus vind je hier.

heilig_hart_03

Het feest van Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming

Onze-Lieve-Vrouw TENHEMELOPNEMING

Op 15 augustus vieren we het mariale hoogfeest van Onze-Lieve-Vrouw Tenhemelopneming. In België zelfs een officiële vrije dag. Maar weten we wel goed waarover dit feest gaat? Welk aspect van ons geloof wordt op dit feest herdacht en gevierd? Bij het antwoord op die vraag wil deze catechese alvast een hulp zijn.

Een feest met een oude traditie.

Wanneer de Kerk haar heiligen gedenkt in de liturgie dan doet zij dat doorgaans op hun sterfdag, want dat is de dag waarop de heilige voor de hemel geboren wordt. Bij Maria is dan niet anders. Ook van de de Moeder Gods wil de Kerk de dag herdenken dat zij hier op aarde is gestorven maar voor de hemel geboren werd. 

De Kerk doet dat al vroeg in de geschiedenis. Zo weten we met zekerheid dat het feest al in het midden van de vijfde eeuw gevierd werd in Armenië. Een eeuw later wordt het ook al gevierd in Gallië en onder oosterse invloed wordt het in de zevende eeuw ook in Rome gevierd. In het oosten werd het feest doorgaans gevierd onder de naam ‘Ontslaping van Maria’ terwijl men in het westen zou gaan spreken van de ‘Opneming van Maria’ (in de hemel). Soms sprak men ook, in oost en west, van de ‘Geboorte van Maria’ (voor de hemel). 

tenhemelopneming_01

Dat het feest op 15 augustus wordt gevierd heeft te maken met het feit dat reeds vroeger op deze datum de verjaardag werd gevierd van de kerkwijding van een aan Maria toegewijde basiliek op de weg tussen Bethlehem en Jeruzalem.

maria_05

Met lichaam en ziel.

Het feest van de Tenhemelopneming van Maria is echter meer dan een gedachtenis van het overlijden van Maria. Met dit feest gedenken we ook dat Maria niet door de dood werd vastgehouden.

Met de apostel Paulus zegt de Kerk dat Jezus Christus de eerste is die uit de doden is opgewekt. Zijn verrijzenis staat garant voor onze eigen verrijzenis die zal plaatsvinden op het einde der tijden. De Kerk belijdt echter dat Maria nu reeds, met ziel én lichaam, in de hemel verheven werd en dat de verrijzenis dus nu al ten volle haar deel is geworden. Wat ons eens te beurt zal vallen is reeds nu aan Maria voltrokken. Zij is reeds met haar Zoon ten volle verenigd.

Het geloof dat Maria’s lichaam nu reeds ten hemel is opgenomen hangt nauw samen met een ander belangrijk geloofspunt omtrent Maria: haar Onbevlekte Ontvangenis. Van Maria zegt de Kerk dat zij zonder zonde is geweest, vanaf haar ontvangenis tot aan haar dood. De zonde heeft geen greep op haar gekregen en zij is daarom niet door de zonde besmet. Zoals haar leven niet door de zonde tot verderf is gekomen, zo is haar lichaam evenmin door de dood tot bederf gekomen. 

Uit de tweede lezing van de eucharistie op het feest:

Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. (…)
Zoals allen sterven in Adam zo zullen allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste vervolgens, bij zijn komst zij die Christus toebehoren. 

(1 Korintiërs 15, 20 en 22-23)

Waar zonde heerst, daar is ook dood. Maar bij Maria is dit nu juist niet het geval geweest. Er was bij haar geen zonde en haar opneming ten hemel geeft aan hoe ook de dood geen blijvende macht over haar heeft gehad.

De tenhemelopneming mag dus niet beschouwd worden als een soort voorrecht dat aan Maria werd verleend. Het is veeleer het logische gevolg, het consequent doordenken van haar zondeloze bestaan. 

tenhemelopneming_02

Dogmaverklaring.

De eeuwenoude traditie over de Tenhemelopneming van Maria, zoals die hierboven werd uiteengezet, is pas vrij laat in de kerkgeschiedenis als een ‘officiële’ geloofswaarheid geformuleerd geworden. Een eerste aanzet daartoe gebeurde tijdens het Eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) wanneer zo’n 200 bisschoppen om de dogmatische definitie van de lichamelijke Tenhemelopneming van Maria vroegen. Het duurde echter tot in 1950 eer het zover kwam. Op 1 november van dat jaar – Allerheiligen – werd het dogma door paus Pius XII plechtig afgekondigd.

Het door de volksmond gebruikte ‘Maria Hemelvaart’ is volgens het katholieke geloof niet correct omdat Maria – in tegenstelling tot Christus – niet zelf ten hemel ‘opsteeg’ maar door God in de hemel werd ‘opgenomen’.

pius_xii_01

Afbeeldingen en voorstellingen.

Over het precieze ogenblik waarop Maria is gestorven, en de plaats waar dit zou gebeurd zijn, is niet veel met zekerheid te zeggen. De ene traditie wil dat dit in Efeze zou zijn gebeurd; een andere houdt het bij Jeruzalem. 

In elk geval wil de overlevering het dat bij het sterven van Maria alle apostelen aanwezig waren. Dat verklaart waarom op iconen uit de oosterse Kerk alle apostelen en evangelisten staan afgebeeld rondom het sterfbed van Maria. Verder staat ook Christus er op afgebeeld die de ziel van zijn Moeder – afgebeeld als een klein in doeken gewikkeld kindje – ten hemel opneemt. 

ontslaping_01
Ook in westerse afbeeldingen zien we hoe Maria door Christus, en omgeven door engelen, ten hemel wordt opgenomen.

Lezingen van het feest:

Eerste lezing:
Apokalyps 11, 19a; 12,1.3-6a.10ab

Tweede lezing:
1 Korintiërs 15,20-26

Evangelie:
Lucas 1,39-56

tenhemelopneming_03

Het feest van de Openbaring van de Heer

HET HOOGFEEST VAN DE OPENBARING

(Epifanie, 6 januari)

Op 25 december viert de Kerk het geboortefeest van Jezus: Kerstmis. Twee weken later, op 6 januari, volgt een ander groot feest: de Openbaring van de Heer. De naam van dit feest is niet zo bekend. Maar ‘Driekoningen’ dat zegt ons al veel meer, temeer omdat de folklore (denk aan het ‘sterzingen’) dit feest sterk in herinnering houdt.

De oorsprong van dit feest.

De oorsprong van het hoogfeest van de Openbaring ligt in het Oosten, met name in Egypte. Want in Alexandrië vinden we de oudste sporen van dit feest terug. Wellicht ontstond het daar, als de verchristelijking van een oorspronkelijk heidens feest. De Egyptenaren hadden immers de gewoonte om van de nacht van 5 op 6 januari het geboortefeest te vieren van de god Aeon, de god van tijd en eeuwigheid. Dit feest was tegelijkertijd een Nijlfeest, want bij deze gelegenheid schepte men feestelijk water uit de Nijl om het te bewaren.

De christenen van Alexandrië hebben deze heidense feestdag wellicht aangegrepen om de geboorte van Christus te herdenken. Van daaruit verspreidde het zich in de loop van de derde eeuw over het gehele Oosten en geraakte het er als het geboortefeest van Christus ingeburgerd.

epifanie (10b)

Hoezo, openbaring?

De voorziene evangelielezing uit Matteüs zet ons op het spoor van de betekenis van dit feest. Het verhaalt over de wijzen uit het Oosten die, geleid door een ster, op zoek zijn naar de pasgeboren koning der Joden met de bedoeling Hem te huldigen.

Deze evangelielezing (en ook de andere schriftlezingen op dit feest) wil duidelijk maken hoe Jezus de koning-Messias is. Niet alleen van het volk van Israël, maar van heel de wereld. Jezus wil ook aan de heidenen het heil wil brengen. Op die manier gaat in vervulling wat de profeet Jesaja beloofde aan de stad Jeruzalem: “Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de zon gaat over u op en de glorie van de Heer begint over u te schijnen … Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad” (Jesaja 60,1-6).

Het feest van de Openbaring wil zo herdenken hoe de goddelijke heerlijkheid van dit pasgeboren Kind Jezus onthuld wordt – geopenbaard wordt – aan de universele wereld. De komst van de wijzen geeft aan hoe die goddelijke heerlijkheid ook door de heidenen erkend en aanvaard wordt.

epifanie (06b)

Een drievoudig feest.

Reeds van heel vroeg werd het Openbaringsfeest verbonden met de gedachtenis van enkele andere gebeurtenissen uit Jezus’ leven. De eerste christenen beschouwden ze eveneens als ‘manifestaties van Christus’ heerlijkheid’.

epifanie (01b)

Doop van Christus

Zo werd het geboortefeest van Jezus al gauw verbonden met de gedachtenis van zijn doopsel. De doop van Jezus in Jordaan, door Johannes de Doper, wordt ons door de evangelisten Matteüs, Marcus en Lucas verhaald. Ze doen dat elk op hun manier, maar alle drie maken ze er een openbaring van Jezus’ identiteit van.

epifanie (15b)

De Jordaan

Ze beschrijven immers hoe uit de hemel de H. Geest in de gedaante van een duif, over Jezus neerdaalt, terwijl een stem uit de hemel zegt: ‘Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb’. Op die manier wordt Jezus tijdens zijn doop als Zoon van God geopenbaard. Zes januari werd daarom ook een ideale dag om het doopsel te ontvangen.

Het geboortefeest werd vervolgens ook vroeg in verband gesteld met het wijnwonder te Kana, dat door de evangelist Johannes verhaald wordt. Tijdens een bruiloftsfeest, waarop Jezus en Maria waren uitgenodigd, geraakt de feestwijn op. Een vervelende situatie voor het bruidspaar. Daarop verandert Jezus een aantal kruiken met water in wijn. De evangelist Johannes beschrijft dit wonder als het eerste teken van Jezus. Niet zomaar een spektakel dat opzien moet verwekken, maar een teken, een openbaring, van de ware identiteit van Jezus. Voor Johannes verwijst dit, en alle andere tekenen, naar de goddelijkheid van Jezus.

De Openbaring van de Heer is in het Oosten dus al van zeer vroeg een ‘combinatiefeest’ geweest: de geboorte van Jezus, zijn doop in de Jordaan en het wijnwonder te Kana. Deze drie gedachtenissen openbaren Jezus goddelijke identiteit.

epifanie (17b)

De bruiloft te Kana

Kerstmis en Openbaring: een doublure?

Maar hoe zit dat dan met Kerstmis? Wij vieren toch ook op 25 december de geboorte van Jezus. Zijn er dan twee geboortefeesten?

Nee, hoor. De herdenking van Christus’ geboorte kende in het Westen een andere ontwikkeling. In het jaar 274 stelde keizer Aurelius 25 december in als het geboortefeest van de heidense god Sol Invictus, de Onoverwinnelijke Zon (oorspronkelijk de Syrische zonnegod Emesa of de Griekse god Helios/Apollo).

Uit reactie tegen dit nieuwe heidense feest stelde de Kerk van Rome daarom 25 december in als hun herdenkingsfeest van de geboorte van Jezus. Daar had zij goede redenen voor. Zag de profeet Maleachi de Verlosser immers niet als ‘de zon der gerechtigheid’ (3,20)? Is Hij niet ‘de opgaande zon’ waarover psalm 19 spreekt? Sprak de evangelist Johannes niet over Hem als ‘het ware licht dat in de wereld is gekomen en ieder mens verlicht’ (Johannes 1,9)? En noemde Christus zichzelf niet ‘het Licht van de wereld’ (Johannes 8,12)?

epifanie (02b)

Zo konden de Romeinse christenen tegen hun heidense medeburgers antwoorden dat zij het feest van de ware zon en het ware licht vierden: want alleen Christus kon de wereld licht en heil brengen.

epifanie (14b)

De heidense zonnegod Sol Invictus/Helios

epifanie (13b)

Christus afgebeeld als Sol Invictus
(Mozaïek uit de dodenstad onder de Sint-Pietersbasiliek)

De christenen uit het Oosten en het Westen kozen dus elk een ander heidens feest om er het herdenkingsfeest van Christus’ geboorte van te maken. In de tweede helft van de vierde eeuw namen Oost en West elkaars geboortefeest over, maar ieder toch met een eigen accent.

In het Oosten viert men op 25 december zowel de geboorte van Jezus als de komst van de drie wijzen en op 6 januari de gedachtenis van Jezus’ doopsel en de bruiloft te Kana. In het Westen daarentegen blijft 25 december voorbehouden als het geboortefeest van Jezus terwijl op 6 januari de Openbaring van de Verlosser met de komst van de drie wijzen, de doop van Jezus en het wijnwonder van Kana herdacht worden. In het getijdengebed vat de antifoon bij het magnificat tijdens het avondgebed deze drie gebeurtenissen mooi samen:

epifanie (07b)

Drie wonderen verlenen luister
aan de heilige dag die wij vieren:
heden leidde een ster de Wijzen
naar de kribbe;
heden werd water in wijn veranderd
op een bruiloftsfeest;
heden wilde Christus door Johannes
in de Jordaan gedoopt worden
om ons te redden, alleluia.

Samenvattend kunnen we het als volgt zeggen: Kerstmis richt onze ogen op de Zoon van God die als een arm mensenkind werd geboren; Openbaring richt onze aandacht op de goddelijke grootheid die het Kind in deze wereld uitstraalt.

Hoewel het feest van de Openbaring gevierd wordt op 6 januari wordt het feest in vele landen verschoven naar de zondag tussen 2 en 8 januari. Dat is zo in Vlaanderen en Nederland. Deze verschuiving gebeurt om pastorale redenen zodat de gelovigen de kans zouden krijgen het feest daadwerkelijk te kunnen vieren.

Driekoningenfeest?

Het feest van de Openbaring herdenkt dus ook hoe drie wijzen uit het Oosten naar Bethlehem kwamen, geleid door een ster, om er het kind Jezus te aanbidden. Zij boden Jezus en Maria kostbare geschenken aan: goud, wierook en mirre. Dit zijn in het kort de gegevens die de evangelist Matteüs ons meedeelt.

Het zijn andere, niet-bijbelse geschriften die van deze wijzen ook koningen hebben gemaakt, hun aantal vastlegde op drie, en hen een naam hebben gegeven: Kaspar, Balthasar en Melchior.

In de middeleeuwen kwamen de drie heilige koningen door de volksvroomheid sterk op de voorgrond. De overbrenging van hun relieken in 1164 van Milaan naar Keulen (waar ze nog steeds bewaard worden) heeft daarin zeker een belangrijke rol gespeeld. Zij die deelgenomen hebben aan de Wereldjongerendagen van 2005 zullen zich nog wel herinneren hoe de stad Keulen verbonden is met de figuren van de Drie Koningen.

In de volksmond is het feest van de Openbaring daarom beter gekend als het feest van Driekoningen. Het mag ons echter niet in verwarring brengen en onze aandacht afleiden van de essentie. In dit feest draait het wel degelijk om Jezus Christus en niet om de Drie Koningen. Openbaring is een Christus-feest en geen heiligenfeest.

epifanie (11b)

Het feest van de Opdracht van de Heer (Maria Lichtmis)

OPDRACHT van de HEER in de TEMPEL
(Maria Lichtmis – 2 februari)

Één kerstgebeuren – vele feesten.

Tegen het einde van de vierde eeuw ging Egeria, een vrouw uit Spanje, op bedevaart naar Jeruzalem. In haar reisverslag, dat pas in 1887 werd ontdekt, geeft zij een uiterst waardevolle beschrijving van de vroege liturgie van de christenen in Jeruzalem.

Zo beschrijft zij in geuren en kleuren de feesten van de Geboorte van Christus (Kerstmis, 25 december), de Openbaring van de Heer (Driekoningen, 6 januari) en de grote processie ter ere van de Opdracht des Heren in de Tempel (Maria Lichtmis, 2 februari).
Op 2 februari vieren we dus de laatste feest van de kindertijd van Jezus en dat is belangrijk, want het zijn de eenvoudige momenten waarvan we vaak het meest kunnen leren.

opdracht (01)

Maar hier houdt het nog niet bij op. Acht dagen na de menswording en geboorte van Jezus in een stal te Bethlehem (Kerstmis) vieren we de besnijdenis van Jezus op 1 januari (Heilige Naam van Jezus). Het is
nog steeds de Joodse gewoonte om acht dagen na de geboorte de mannelijke kinderen te besnijden en een naam te geven. Later werd dit een groot feest ter ere van Maria, de Moeder van God.  De heilige naam

van Jezus wordt nu herdacht op 3 januari.

Een paar dagen later, op 6 januari, vieren we de komst van de Drie Wijzen of Koningen. Deze koningen – die de namen Balthasar, Melchior en Kaspar kregen – waren speciaal uit het Oosten gekomen om de kleine Jezus in zijn kerststal te aanbidden en te vereren.

Ten slotte viert de Kerk 40 dagen na Kerstmis de Opdracht van de Heer in de Tempel, op 2 februari. Ook dit was een Joodse gewoonte om hun kinderen 40 dagen na de geboorte in hun tempel te Jeruzalem op te dragen. Tevens was dit de gelegenheid voor de joodse moeders om zich ritueel te reinigen na de geboorte.

opdracht (06)

De Opdracht in de tempel.

Het feest van de Opdracht in de tempel herinnert aan de gebeurtenissen die beschreven staan in Lucas 2,22-39. Volgens de oudtestamentische
reinheidsvoorschriften (Leviticus 12,1-8) was een moeder na de geboorte van een jongen 40 dagen onrein, en na de geboorte van een meisje 80 dagen. Eenmaal deze periode voorbij, dan diende de moeder zich voor reiniging naar de tempel van Jeruzalem te begeven. Deze reiniging werd voltrokken door een zoenoffer: een schaap of, als ze arm was, twee duiven.

Ging het daarenboven om een eerstgeborene, dan behoorde deze de Heer toe (Exodus 13,2) en dan moest het kind voor de Heer gebracht worden en weer ‘vrijgekocht’ worden (Exodus 13,12; Numeri 18,6).

Overeenkomstig al deze voorschriften brachten Maria en Jozef hhet kind Jezus naar de tempel om er het offer voor Maria’s reiniging op te dragen en om haar eerstgeborene, Jezus, weer vrij te kopen.

Maar de betekenis van het feest reikt verder. De ‘herkenning’ door Simeon ziet Jezus als het licht voor alle volken. Deze Jezus, die hier in de tempel wordt gebracht, laat zich nu reeds kennen als het licht en het heil voor de hele wereld.

opdracht (05)

Een feest van licht.

Tegen het einde van de achtste eeuw heeft Paus Sergius voorgesteld om niet alleen een processie te houden, zoals in Jeruzalem ten tijde van Egeria, maar om ook een echte lichtjesprocessie te houden met gezegende kaarsjes. Deze traditie is tot op de dag van vandaag overgeleverd door de vele eeuwen en het is ook de reden dat we de Feest van de Opdracht des Heren ook “Lichtmis” noemen. Soms wordt het ook “Maria Lichtmis” genoemd, omdat Maria zich toen als Joodse moeder in de Tempel heeft gereinigd na de geboorte van haar Zoon, Jezus.

Licht en lichtjes hebben een mooie symboliek. Christus zegt van zichzelf: “Ik ben het Licht van de Wereld”, en Hij nodigt ons uit om als gedoopte christenen ook lichtjes te zijn in een wereld die soms erg duister kan zijn. Vooral in de Heilige Eucharistie kunnen we het Licht van Christus’ liefde ontvangen, meenemen en delen. Op die manier kunnen we het Licht van Kerstmis meenemen en bewaren (met name tijdens het Feest van de Opdracht des Heren) totdat we het opnieuw mogen ontvangen met Pasen (ook dan krijgen we letterlijk een nieuw kaarsje mee !!!).

kaarsen_LR (01)
Ook in de Bijbel komt het lichtende karakter van de Opdracht des Heren sterk naar voren in het beroemde

“Nunc Dimittis” of “Lofzang van Simeon” (Simeon is de oude priester in de tempel die Jezus ontving en opdroeg aan God)

“Laat nu, Heer, volgens uw woord
uw dienaar in vrede heengaan.
Mijn ogen hebben uw heil aanschouwd,
dat Gij hebt bereid voor de volken:
Het licht dat voor alle heidenen straalt,
de glorie van Israël uw volk” (Lukas 2,29-32).

De Opdracht van de Heer op 2 februari is ook een schakelpunt in het jaar en de seizoenen, want het is precies tussen de kortste dag of winterwende op ± 22 december en de nachtevening of lente-equinox (wanneer dag en nacht precies even lang zijn) op ± 20 maart. Het is nog steeds de dag waarop vele boeren de velden in gereedheid brengen om de eerste gewassen te zaaien. Het is dus ook een eerste aanzet op weg naar de lente toe (ook geestelijk mogen we de velden gereed maken om de zaadjes van Gods Woord te kunnen ontvangen).

opdracht (08)

Een feest van toewijding aan God.

Ten slotte heeft Johannes Paulus II in 1997 opgeroepen om op 2 februari speciaal aandacht te hebben voor het Godgewijd leven. Zoals Jezus aan God werd toegewijd en opgedragen, zo wijden alle religieuzen zich toe aan God en dragen hun hele leven aan Hem op. Bid op 2 februari dus ook speciaal voor de religieuzen, opdat ze in onze tijd een authentiek getuigenis van Gods liefde en licht mogen worden.

kaars_LR (10b)

Een ander gebruik op Maria Lichtmis is de toewijding van de kleine kinderen aan God. Op vele parochies groeit de traditie om alle ouders die in het afgelopen jaar papa en mama zijn geworden met hun baby’s speciaal uit te nodigen voor dit feest opdat ze, zoals Maria en Jozef dat ooit hebben gedaan, hun baby’s aan God zouden kunnen toewijden en van Hem een speciale zegen tot bescherming afsmeken.

Maar ga zelf als het mogelijk is ook naar de Lichtmis in je eigen parochie of een Kerk in de buurt. Je zult zien dat het echt een zegen is om daar te zijn en Gods licht te ontvangen.

kaars_LR (09)

Goede God,
die ons uit de duisternis hebt geroepen
tot Uw stralend licht,
zegen ons en sterk ons
in geloof, hoop en liefde
en maak ons ook tot ware getuigen
van Uw waarheid,
om zo echte leerlingen
van Christus te worden
die als lichten stralen in de duisternis.
Door dezelfde Christus onze Heer.
Amen.

kaars_LR (11)

Het Onbevlekt Hart van Maria

Inleiding.

De maand juni is de maand toegewijd aan het heilig Hart van Jezus, onze Heer en Verlosser. Het is het grote teken van de grenzeloze liefde die Hij voor ons heeft. Op de eerste vrijdag in de week na Sacramentsdag wordt het Heilig Hart van Jezus liturgisch gevierd door de Kerk als een hoogfeest. Op de dag nadien is er een ‘parallelle’ feestdag, namelijk Het Onbevlekt Hart van Maria. Het hart van Onze Lieve Vrouw is vooral een hart van een moeder, de moeder van Jezus en onze moeder. Zoals het hart van haar goddelijke Zoon, is het hart van Maria vereerd als teken van haar grote liefde voor ons, en ook voor God. Maria was helemaal toegewijd aan God, aan zijn dienst en aan de naastenliefde. Haar hart is ‘onbevlekt’, zonder smet, zonder zonde, en zonder de zonde van Adam vanaf haar Onbevlekte Ontvangenis.

heilig_hart_maria_jezus (100) LR

Oorsprong van het feest

Oorspronkelijk werd het feest van het Onbevlekt Hart van Maria door paus Pius XII in 1942 ingesteld op 22 augustus voor de gehele Kerk, bij gelegenheid van de 25e verjaardag van de verschijningen te Fatima in Portugal. Voordien werd het feest van het Hart van Maria hier en daar ook reeds lokaal gevierd, feitelijk al vanaf de Middeleeuwen.

Eerder nog werd de aandacht van de vroege christenen al getrokken door de liefde en de deugden van het Hart van Maria.

De evangeliën vertellen over de profetie die aan Maria werd uitgesproken bij de opdracht van Jezus in de tempel: nl. dat haar hart zou worden doorboord met een zwaard.

heilig_hart_maria (103) LR smarten

In zijn evangelie heeft de H. Johannes voorts aandacht voor het Hart van Maria wanneer Maria presenteert aan de voet van het kruis van Jezus.

De H. Augustinus schreef hierover dat Maria niet louter passief was aan de voet van het kruis: ‘zij heeft meegewerkt door liefdadigheid in het werk van onze verlossing’.

Een andere Bijbelse passage die helpt om de toewijding van Maria te illustreren was het verslag van Lucas, dat Maria al de uitspraken en daden van Jezus in haar hart bewaarde, dat ze deze in haar hart verder overweegde.

Augustinus vertelt ons ook dat Maria meer gezegend was om Christus in haar hart te hebben gedragen dan in Hem te hebben gedragen in het vlees.

heilig_hart_maria (101) LR

Fatima.

Aan het begin van de twintigste eeuw vroeg Onze Lieve Vrouw te Fatima dat, tot eerherstel voor de zonden begaan tegen haar Onbevlekt Hart, op de eerste zaterdag van vijf opeenvolgende maanden iedereen zou gaan biechten, de Heilige Communie ontvangen, vijf tientjes van de Rozenkrans reciteren, en haar gedurende vijftien minuutjes gezelschap gezelschap zou houden tijdens het mediteren van de vijftien mysteries van de Rozenkrans.

Daarbij beloofde ze dat wie dit zou doen, in het uur van zijn dood de genaden die hij nodig heeft voor het heil, zou ontvangen.

Maria wil dat wij haar zoon Jezus liefhebben en ‘doen wat hij zegt’. Haar onbevlekte hart wijst ons de weg naar Jezus, de bron van alle liefde. Tijdens de derde verschijning in Fatima, op 13 juli 1917, zei Maria dat ‘God in de wereld de toewijding aan haar Onbevlekt Hartwil vestigen’ om zielen te redden uit het vuur van de hel en om over de wereld vrede te brengen.

Zij vroeg ook om de toewijding van Rusland aan haar Onbevlekt Hart. Paus Pius XII heeft, in zijn apostolische brief van 7 juli 1952 Sacro Vergente, Rusland toegwijd aan de Allerheiligste Maagd Maria.

heilig_hart_maria (102) LR fatima

Op 25 maart 1984 heeft Paus Johannes Paulus II dit verzoek opnieuw vervuld toen hij de plechtige daad van de toewijding van de wereld, en impliciet Rusland, aan het Onbevlekt Hart van Maria hernieuwde. Hij deed dit vóór het wonderbaarlijke beeld van de Maagd Maria van Fatima dat voor die gelegenheid naar het Sint Petersplein in het Vaticaan was overgebracht. Op 8 oktober 2000 wijdde Paus Johannes Paulus II de wereld opnieuw toe aan het Onbevlekt Hart van Maria bij gelegenheid van het nieuwe millennium.

Paus Franciscus heeft recent, op 13 oktober2013, ook de werled toegewijd aan Maria’s Onbevlekte Hart.

Voor meer informatie over Fatima: klik hier.

heilig_hart_maria (100) LR

Gebed.

Misschien kunnen wij ook in deze maand juni, waarin wij de harten van Jezus en Maria vereren, een akte van toewijding uitspreken tot het moederlijke en Onbevlekte Hart van Maria, om Jezus beter te volgen en om ons christelijk geloof goed te beleven?

Allerheiligste Maagd Maria,
wij erkennen U als Koningin
over ons huisgezin
en wij wijden het toe
aan Uw heilig en Onbevlekt Hart.
Heers over ons
met Jezus Uw Zoon, onze Heer,
en toon steeds dat Gij
onze Goede Moeder zijt.
Dat Uw rijk kome o Jezus,
laat komen het rijk
van Uw Lieve Moeder.
Amen

heilig_hart_maria (104) LR smarten

De sacramenten van de Kerk (algemene inleiding)

De katholieke Kerk kent 7 sacramenten. Zij worden gevierd in de liturgie van de Kerk en begeleiden de belangrijkste levensfasen van elke mens, van wieg tot graf. Zij brengen het geloofsleven van elke christen tot ontstaan en groei; zij verlenen genezing in velerlei vorm en houden een zending in.
In deze catechese willen we een algemene inleiding bieden op deze sacramenten. Elk sacrament wordt in een afzonderlijke catechese besproken en toegelicht (zie het overzicht en de doorverwijzing onderaan).

Wat is een sacrament?

In een eerste stap zouden we een sacrament als volgt kunnen omschrijven: een sacrament is een zichtbaar teken waarin God zich meedeelt aan de mens.
Het eerste belangrijke element in deze omschrijving is dan een zichtbaar teken. Sacramenten zijn altijd tastbaar en zichtbaar. Ze zijn altijd op een of ander manier door onze zintuigen waar te nemen. Zo worden sacramenten voltrokken doorheen uiterlijke handelingen, gebaren, riten, symbolen. Zo maken we bij de meeste sacramenten een zegengebaar of kruisteken, een handoplegging (vormsel, priesterschap), een onderdompeling (doop)

geboeid_25
doopsel_LR (04)
eucharistie_LR (07)

Deze handelingen worden begeleid door woorden, in gebeden, zegeningen en formules. Ze worden daarenboven ook ‘gedragen’ door concrete voorwerpen en zaken. Zo gebruiken we in de eucharistie, bijvoorbeeld, brood en wijn; water in de doop; olie bij het vormsel en de ziekenzalving; ringen bij het huwelijk. Sacramenten kan je dus steeds “zien, ruiken, voelen, horen en zelfs smaken”.

ziekenzalving_LR (02)
doopsel_LR (05b)
doopsel_LR (04)

Doorheen deze uitwendige tekenen – en nu zijn we aanbeland bij het tweede element uit onze omschrijving – deelt God zich mee aan de mens. In de sacramenten komen ‘hemel’ en ‘aarde’ bij elkaar. Sacramenten kan je beschouwen als een geschenk vanwege God: God schenkt zijn heil aan de mens en Hij neemt de mens op in zijn goddelijk leven. De gelovige die een sacrament ontvangt wordt er alleen maar beter van.
Wat in het sacrament voltrokken wordt is niet met ons verstand te doorgronden. Het is een mysterie dat ons overstijgt. Maar het is daarom niet minder waar of werkzaam. Wat zich in het sacrament voltrekt heeft enkel zin en betekenis als het in geloof aanvaard wordt. Het is een gebeuren waarvan we enkel in geloof de waarheid kunnen ‘zien’ en aannemen. In geloof zeggen we: “het is zo”.
Geloof is dus een noodzakelijke voorwaarde voor het ontvangen van een sacrament.

Christus is het eerste sacrament.

Wanneer we spreken over sacramenten, dan denken we meteen aan het doopsel of de eucharistie. Maar hiermee slaan we een stap over.

Als sacramenten zichtbare, uiterlijk tekenen zijn van Gods heilzaam handelen ten opzichte van de mens, dan moet men Jezus Christus beschouwen als HET sacrament van God bij uitstek.

Want in Jezus Christus is God zichtbaar onder ons verschenen. De apostel Paulus zegt het zo: ‘De genade van God, bron van heil voor alle mensen, is op aarde verschenen’ (Brief aan Titus 2,11).

Beide elementen uit onze omschrijving keren hier dan ook terug:
Zichtbaar teken: Jezus is de Zoon van God die mens geworden is zoals wij, in ALLES aan ons gelijk BEHALVE in de zonde. Mensen konden Hem dus zien, aanraken, beluisteren …. In Hem kreeg God een stem, een gelaat, een lichaam …

In Jezus Christus heeft God ons zijn heil geschonken. Doordat Hij geleden heeft en gestorven is aan het kruis, verrezen is en ten hemel opgenomen heeft Hij de mens opnieuw met God verzoend en heeft Hij ons opnieuw laten delen in het GODDELIJKE LEVEN (een leven met en bij God, reeds hier en nu) en de toegang geopend op de hemel, op het EEUWIG LEVEN.

christus_pantocrator_LR_02

De Kerk als sacrament van Christus.

n het evangelie van Johannes lezen we hoe Jezus, na zijn verrijzenis, de zending in deze wereld die Hij van de Vader had ontvangen, aan de apostelen heeft overgedragen:

‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u. Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvangt de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft zijn ze niet vergeven.’

(Evangelie van Johannes 20,21-23)
Op zichtbare en tastbare wijze zet de Kerk de zending van Christus in deze wereld voort. Zij heeft die zending van Christus ontvangen. Daardoor is de Kerk het sacrament geworden van Jezus Christ. Opnieuw kunnen we de beide elementen uit onze omschrijving toepassen, ditmaal op de Kerk zelf.

sacramenten_LR (02b)
  • Zichtbaar teken: De Kerk zet het werk voort dat Christus deed hier op aarde. Wat zichtbaar, tastbaar, voelbaar, hoorbaar was bij Christus tijdens zijn openbaar leven, dat doet de Kerk nu in deze wereld doorheen de sacramenten.
  • Doorheen haar sacramenten schenkt de Kerk heil van Godswege. Sacramenten herstellen de verbroken band met God of versterken de verbondenheid met God. Dankzij de sacramenten krijgt elke gelovige toegang tot het leven in en met God, krijgt hij of zij deel aan het goddelijk leven.

Het leven van de Kerk en het leven van de verrezen Christus zijn met elkaar versmolten. De Kerk is het Lichaam van Christus geworden. Sterker nog: door de verbondenheid die er bestaat tussen de Kerk en Christus kan men zelfs zeggen dat het niet zozeer de Kerk is die handelt, maar Christus zelf. De H. Augustinus (354-430) drukt het als volgt uit: Als Petrus doopt, dan is het Christus die doopt. Als Paulus doopt, dan is het Christus die doopt. Zelfs als Judas doopt, dan is het Christus die doopt.

Wanneer dus de Kerk de sacramenten toedient, door de bediening van de priester, dan is het eigenlijk Christus zelf die ons – door de priester – de sacramenten toedient en daarmee verder zet wat hij tijdens zijn aardse leven reeds verrichte.

Tryptiek van Rogier van der Weyden over de 7 sacramenten
(Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen)

sacramenten_LR (01)

Uit het Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 224:
De sacramenten zijn waarneembare, werkzame tekenen van de genade, ingesteld door Christus en toevertrouwd aan de Kerk, waardoor ons het goddelijk leven verleend wordt. Het zijn er zeven: doopsel, vormsel, eucharistie, boete, ziekenzalving, wijding en huwelijk.

Zeven sacramenten.

Het behoort tot het geloof van de katholieke Kerk dat de sacramenten werden ingesteld door Christuszelf. De sacramenten schenken op hun eigen wijze het heil en de genade die Jezus zelf, tijdens zijn openbaar even op aarde, doorheen zijn woorden en daden heeft geschonken. Anders gezegd: de heilzame handelingen van Jezus tijdens zijn leven worden voortgezet door de sacramenten. Wat de tijdsgenoten van Jezus rechtstreeks ontvingen, dat ontvangen wij via de sacramenten. In de sacramenten is Christus ons heilzaam nabij; zij zijn de zichtbare tekens en dragers van Gods heil voor ieder van ons.

De katholieke Kerk erkent 7 sacramenten:Sacramenten van christelijke initiatie:

  • het doopsel
  • het vormsel
  • de eucharistie

Sacramenten van genezing:

  • de verzoening (biecht)
  • de ziekenzalving

Sacramenten ten dienste van de gemeenschap:<

  • het huwelijk
  • het priesterschap

De sacramenten van de christelijke initiatie leggen de grondslag van het christelijk leven. In het doopsel wordt men herboren voor het goddelijke leven, in het vormsel gesterkt door de H. Geest en in de eucharistie gevoed met goddelijk voedsel.

eucharistie_LR (08b)
vormsel_LR_01
doop_01

De sacramenten van genezing herstellen wat door zonde of ziekte is verzwakt. Door het sacrament van boete en verzoening wordt de band met God, die door de zonde werd beschadigd of verbroken, opnieuw hersteld. De ziekenzalving sterkt de door ziekte verzwakte mens en verenigt hem met het lijden van Christus.

Franciscan Father Anthony Janik, chaplain at St. Anthony Medical Center in Crown Point, Ind., anoints the hands of George Schmidt May 23 as his wife, Irene, and daughter, Andrea Fox, look on. In a recent survey, chaplains said priests often are not available when needed for the sacrament of anointing of the sick. (CNS photo by Karen Callaway, Northwest Indiana Catholic) (May 24, 2001) See ANOINT May 22, 2001.
biecht_01

De sacramenten ten dienste van de gemeenschap richten de christen op het heil van de andere. Zij houden een zending en een opdracht in: de bevordering van het heil van de andere en de opbouw van de Kerk. Hij die het wijdingssacrament ontvangt neemt ambtshalve de zending van Christus op zich.
Doorheen het sacrament van het huwelijk worden man en vrouw gesterkt voor de bevordering van elkaars welzijn en van dat van de kinderen. Hun onderlinge liefde wordt sacrament van Gods liefde voor de Kerk.Drie sacramenten – het doopsel, het vormsel en het wijdingssacrament – verlenen naast de genade ook een sacramenteel merkteken of zegel waardoor de christen gelijkvormig gemaakt wordt aan Christus, deel heeft aan het priesterschap van Christus zelf en deel uitmaakt van de Kerk. Dit zegel is onuitwisbaar en blijft voor altijd bestaan. Daarom kunnen deze drie sacramenten ook nooit herhaald worden.

wijding_01
huwelijk (02) LR

Het belang van de sacramenten.

De sacramenten zijn van groot belang voor de Kerk, zowel voor de Kerk als gemeenschap van gelovigen als voor elke gelovig afzonderlijk. In de eerste plaats kunnen we vaststellen hoe heel het liturgische leven zich afspeelt om en rond de eucharistie en de overige sacramenten. Maar ook voor elke christen afzonderlijk zijn de sacramenten van ‘levensbelang’: zonder sacramenten is er geen gemeenschap met God mogelijk en blijft men ontoegankelijk voor Gods heil.

sacramenten_LR (03)

Het sacrament van de doop

Het sacrament van het DOOPSEL

Het Doopsel behoort samen met het Vormsel en de Eucharistie tot de initiatiesacramenten van de Katholiek Kerk. Zij worden initiatiesacramenten genoemd omdat zij de grondslag leggen van het christelijk leven:

  • in het Doopsel worden de gelovigen herboren tot nieuw leven
  • in het Vormsel worden de gelovigen gesterkt door de H. Geest
  • in de Eucharistie worden de gelovigen gevoed met het brood van het eeuwige leven
vormsel_LR_01
Deze drie sacramenten worden onderscheiden van de sacramenten van genezing (biechtverzoening en ziekenzalving) en de sacramenten die te dienste staan van de geloofsgemeenschap (wijding en huwelijk).
doopsel_LR (04)
Om deze catechese over het sacrament van de Doopsel beter te kunnen begrijpen is het nuttig eerst de inleidende catechese over de sacramenten te lezen.
eucharistie_04

De ritus van het doopsel.

Toen je zelf gedoopt werd was je normaal gesproken nog een baby en misschien heb je sindsdien ook geen doopsel meer bijgewoond. Hoe verloopt het doopsel nu? Laten we de belangrijkste stappen even op een rijtje zetten:

Screenshot_2016-06-04_09-49-34
  • Eerst wordt het kind ontvangen door de kerkgemeenschap. Daarbij ontvangt het kind zij of haar naam, spreken de ouders en doopouders (peter en meter) hun engagement uit in de geloofsopvoeding en krijgt het kind een kruisje van de priester, de ouders en doopouders.
  • Daarna volgt de woorddienst. Er wordt geluisterd naar een stukje uit de H. Schrift en de homilie. Er wordt een gebed uitgesproken om het kind te vrijwaren van de machten van het kwaad en er is een handoplegging.
  • Dan vindt de eigenlijke doopviering plaats, te beginnen met de aanroeping van de H. Geest over het doopwater. Ouders en doopouders spreken plechtig hun geloog uit, mede in naam van het kind, en aansluitend wordt het hoofdje van het kind driemaal overgoten met doopwater en zo gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest.
  • Enkel aanvullende riten worden aan het doopsel toegevoegd. Zo is er de zalving met chrisma, de gave van het witte doopskleedje, de overreiking van de doopkaars en het effetagebed over ogen en oren.
  • Tot slot wordt de doopplechtigheid afgerond met het Onze Vader, de zegen en eventueel ook de toewijding aan Maria.
doopsel_LR (14b) doopsel_LR (13) doopsel_LR (12b)
De doopselritus is dus een zeer gevarieerd gebeuren waarin vele verschillende handelingen worden gesteld die elk hun zin en betekenis hebben. Bij deze handelingen worden symbolen gebruikt die elk een diepere betekenis hebben: water, zalf, licht. Deze handelingen worden verder ook begeleid door het gebed van de priester en de aanwezige kerkgemeenschap.
doopsel_LR (11) doopsel_LR (10)

De vruchten van het doopsel.

In de inleidende catechese over de sacramenten werd gezegd hoe elk sacrament vanwege God een bijzonder geschenk, een genade, verleent.

Wat is nu de genade, het Godsgeschenk, dat wij in het doopsel hebben ontvangen. Zoals alle goede dingen bestaat die uit drie:

  • De vergeving van de zonden. Het doopwater waarmee het hoofd wordt overgoten is als een reinigingsbad waarin de gelovige gezuiverd wordt van alle zonden die op hem rusten. Dat zijn zowel alle persoonlijke zonden waarvoor hij verantwoordelijk is in zijn leven, als de erfzonde waarmee hij vanaf de geboorte belast is en die sinds de zondeval van Adam en Eva van mens tot mens, van generatie op generatie, wordt doorgegeven.
  • Een nieuwe schepping en een nieuwe geboorte. Het doopsel zuivert niet alleen, het maakt van elke gedoopte ook een nieuwe schepping. Gestorven aan de zonder verrijst hij uit het water tot nieuw leven. De gedoopte wordt zo als het ware herboren en aangenomen als een kind van God.

Lidmaat van de Kerk. Door het doopsel worden wij tot ledematen gemaakt van het éne Lichaam van Christus. Wij worden ingelijfd in de Kerk.  Als gevolg daarvan behoort de gedoopte niet meer aan zichzelf toe, maar aan Christus. Hieruit vloeit een zending voort: hij of zij is geroepen om de andere in liefde te dienen.

doop_jordaan_LR (04)

Een onuitwisbaar merkteken.

Je hoort wel eens zeggen dat gedoopte christenen die ongelovig zijn geworden of zich tegen de Kerk gekeerd hebben gevraagd hebben om zich te laten ‘ont-dopen’. Dat gaat echter niet, want het doopsel wordt een en voor altijd gegeven en kan niet herhaald noch ongedaan gemaakt worden. Het doopsel tekent de gelovige met een onuitwisbaar geestelijk merkteken. Dit ‘watermerk’ van het doopsel, dit ‘brandmerk’ van de H. Geest,is zelfs door geen enkele zonde meer uit te wissen.

Driemaal ‘JA’ en één keer ‘NEE’.

  • Het ‘JA’ van God. De dopeling wordt aangenomen als kind van God en de geschonken genade wordt door Hem niet meer teruggenomen.
  • Het ‘JA’ van de gelovige gemeenschap. De hele gemeenschap belijdt voor en met de dopeling haar geloof: ‘Ja, wij geloven in dezelfde Vader, dezelfde Zoon en dezelfde Geest.’ Meer in het bijzonder wordt dit gelovig ‘Ja’ uitgesproken door de ouders, de peter en de meter: zij verklaren zij bereid ‘om zich in te zetten dit kind op te voeden in het geloof, het te leren leven naar Gods geboden, en het te leren God en de naaste lief te hebben zoals Christus dat ons geleerd heeft.’ Het geloof van het kind moet groeien dank zij de ondersteuning van de ouders en de doopouders.
  • Het ‘JA’ van de dopeling. De volwassen dopeling spreekt het geloof uit dat hij deelt met de gehele kerkgemeenschap. ‘Ja, ik wil mij voortaan binden aan God en aan zijn Kerk.’ In het geval van een kinderdoop zijn het de ouders die in naam van het kind spreken.
  • Het ‘NEE’ van de dopeling. Het krachtig ‘Ja’ van de dopeling is meteen ook een krachtig ‘Nee’ aan het oude leven. Zich bekeren tot God is immers ook zich afkeren van zonde en onrecht, van de machten van het kwaad.

Is het doopsel noodzakelijk?

Het doopsel is zeer belangrijk en, ja, zelfs noodzakelijk om het heil te verwerven dat Jezus voor ons bereid heeft.

Ten minste, toch noodzakelijk voor allen die Christus kennen, aan wie het Evangelie is verkondigd en die de mogelijkheid hebben het doopsel te ontvangen.

Je zou het zo kunnen voorstellen: Jezus is een locomotief waaraan wij (door ons doospel) de wagon van ons leven kunnen vasthaken. Zo zal Jezus ons leven binnenvoeren in het leven bij God, in het eeuwige leven.

Waarom kinderen dopen?

Als het doopsel een zuiverend bad is dat ons reinigt van al onze zonden, is het dan wel nodig om een kind te dopen? Een kind is immers onschuldig. Het heeft een zuivere ziel, zegt men dan, en kan toch nog geen kwade dingen hebben gedaan en allerlei zonden op zijn of haar kerfstok hebben.
Zoals hierboven gezegd reinigt het doopsel van persoonlijke zonden. Die kan een pasgeboren baby inderdaad nog niet hebben. Maar daarnaast is het doopsel ook een reiniging van de erfzonde.Dat is een zonde die men wel ‘oploop’ maar niet ‘begaat’. Elke mens die geboren wordt deelt in de erfzonde. Je ‘erft’ het als het ware van de ouders.  Het zit bij wijze van spreken ‘in de genen’.

Wat is erfzonde dan? Het is de teloorgang van de oorspronkelijke heiligheid die de mens bezat aan het begin van de menselijke
geschiedenis, toen hij geschapen werd naar Gods beeld en gelijkenis.
Maar door de zonde van ongehoorzaamheid van Adam en Eva, is deze teloorgegaan. Sindsdien leeft in elke mens de mogelijkheid, ja zelfs de neiging om steeds weer opnieuw te zondigen. Maar laat ons duidelijk zijn: het gaat niet om een persoonlijke schuld, maar om een erfschuld waarin iedereen deelt, ook het pasgeboren kind.

Maar na ons doopsel blijft de mogelijkheid om te zondigen toch bestaan? Het doopsel neemt dat toch niet weg? Ja, dat klopt. Zolang wij in deze wereld zijn blijft de gelovige, ook na zijn doopsel, onderhevig aan de tijdelijke gevolgen van de erfzonde: lijden, dood, ziekte, de zwakheden van ons bestaan en ook de neiging om in zonde te vervallen. Maar juist dat maakt het mogelijk om uit vrije wil voor Jezus te kiezen tot wij eens van al deze nare gevolgen bevrijdt zullen zijn in het eeuwige leven waar alles en allen in God zal zijn.

zonde_02

Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus,
ons heeft doen delen in zijn dood?
Door zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij,
zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt,
een nieuw leven zouden leven.
Zijn wij één met Hem geworden door het beeld van zijn dood,
dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding.
(Brief aan de Romeinen 6,3-5).

Het sacrament van de eucharistie

In deze catechese staan we stil bij het sacrament van de eucharistie. Dit sacrament is immers de bron en het hoogtepunt van het kerkelijk leven. Het is het grootste geschenk dat de Heer Jezus aan zijn Kerk heeft gegeven! Zo eenvoudig, en toch zo rijk! Het is hét sacrament bij uitstek om Jezus Christus en zijn Kerk beter te leren kennen.

De eucharistie en haar velen namen.

De eucharistie is een zeer rijk sacrament en die rijkdom vindt reeds zijn uitdrukking in de vele benamingen die eraan gegeven worden. Elke benaming drukt een wezenlijk aspect uit van de eucharistie.

Heilige eucharistie

Het woord ‘eucharistie’ komt uit het Grieks. De woorden eucharistein (Lc 22,19; 1Kor 11,24) en eulogein (Mt 26,26; Mc 14,22) betekenen ‘dankzeggen’ aan God de Vader voor de schepping, de heiliging van het leven en de verlossing in Christus.

De heilige eucharistie is daarom een lofoffer, de grote dankzegging van de Kerk aan God de Vader voor het heil in zijn Zoon Jezus Christus. De eucharistie is daarom één groot moment van dankzeggen. De woorden van dank vinden we vooral terug in het grote dankgebed dat de priester aan het altaar uitspreekt en waarvan de consecratie het centrale kernpunt vormt.

schilderij_laatste_avondmaal_LR (01)

Maaltijd des Heren.

Deze benaming herinnert vooral aan het samenzijn van Jezus met zijn leerlingen aan de vooravond van zijn lijden en dood. Het was bij gelegenheid van het jaarlijkse joodse paasmaal. Het unieke en misschien op het eerste zicht bevreemdende was dat Jezus deze maaltijd betrok op zijn eigen persoon en zijn eigen lijden en dood. Want tijdens de maaltijd stond Jezus op, nam een stuk brood in z’n handen, dankte God de Vader, brak het brood en het deelde het uit aan zijn leerlingen terwijl Hij zei: “Neemt en eet hiervan gij allen, want dit is Mijn Lichaam dat voor u gebroken wordt.” Zo ook nam Hij na de maaltijd ook de beker met wijn, en zei: “Neem en drink hiervan gij allen, want dit is de beker van het Nieuwe Verbond, dit is Mijn bloed dat voor u vergoten wordt. Blijf dit doen om Mij te gedenken.”

Met deze woorden zag Jezus reeds vooruit naar de toekomst:
Eerst en vooral naar wat er in de uren op deze maaltijd volgde: het verraad van Judas, de bespotting, de geseling, de lijdensweg en uiteindelijk de kruisdood op Goede Vrijdag. Zijn Lichaam werd daar op het kruis gebroken en Zijn bloed werd er vergoten!

judas_iskariot_LR (01)

Vervolgens keek Jezus ook vooruit naar de tijd na zijn lijden, dood en verrijzenis, naar de geboorte van de Kerk. Hiermee kregen de leerlingen de opdracht: “Blijf dit doen om Mij te gedenken”, welke zij na Jezus’ verrijzenis trouw hebben doorgegeven aan de kerkgemeesnchappen die ontstonden rond de apostelen. Tot op vandaag horen wij diezelfde woorden tijdens de heilige eucharistie in de Kerk.

jeruzalem_hemels_LR (02)

Ten slotte dacht Jezus hier ook reeds aan het bruilofstmaal van het Lam waarover we lezen in Apokalyps 19,9: de maaltijd waaraan allen die in Christus geloven zullen aanzitten in het hemelse Jruzalem. Al lachend zeggen mensen soms dat er in de hemel rijstpap met gouden lepeltjes eten zal zijn. Dit beeld wil uitdrukken dat er in de hemel voor de gelovigen een eeuwig bruiloftsmaal voor ons staat te wachten. (lees in de Bijbel: Mt 22,1-14; Lc 14, 15-24; Apk 19,9).

eucharistie_LR (08b)

Breken van het Brood

Toen Jezus het brood zegende, God ervoor dankte, het brak en uitdeelde gaf de Heer z’n leerlingen mee dat Hij voortaan in deze tekenen van brood en wijn herkenbaar zou zijn en in hun midden tegenwoordig zou komen. Niet alleen in een vrome herinnering aan Jezus, maar werkelijk onder de gedaante van brood en wijn.

De Heer Jezus heeft tijdens het Laatste Avondmaal niet gezegd: “Neem, eet hiervan want dit is mijn brood!” Neen, Hij heeft gezegd:

“Neem en eet hiervan gij allen want dit is nu Mijn Lichaam”, en zo ook nadien bij de beker met wijn.

Aan deze tekenen zouden de leerlingen Hem na de verrijzenis herkennen. Dat lezen we heel mooi in het evangelie van Lucas in zijn relaas over de leerlingen van Emmaüs:

eucharistie_LR (14)
“Toen ze bij het dorp [Emmaus] kwamen waar ze moesten zijn, deed Hij alsof Hij verder wilde gaan.

Maar met aandrang vroegen ze: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt al ten einde.’

Toen ging Hij mee naar binnen om bij hen te blijven.

Eenmaal met hen aan tafel nam Hij het brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun.
Nu gingen hun de ogen open en ze herkenden Hem, maar meteen was Hij uit hun gezicht verdwenen.”
(Lc 24, 28-31)

De leerlingen herkenden Jezus in deze tekenen en zo vierden zij de eucharistie. In het Nieuwe Testament sprak men nog niet van “we gaan naar de mis”, maar “het breken van het brood” (Hnd 2,42.46; 20,7.11)

emmaus_LR (01)

Heilig offer

Het sacrament van de eucharistie gedenkt niet alleen wat er zich 2000 jaar geleden heeft afgespeeld in Jeruzalem, maar het stelt het levensoffer van Jezus aan het kruis ook in het heden tegenwoordig.
Op het kruis heeft Hij het offer van z’n leven gebracht om de mensheid met God te verzoenen. Dit offer van liefde, waarmee wij uit d emacht van dood en zonde werden bevrijd, gedenken wij in elke eucharistie en stellen het opnieuw tegenwoordig.

Bij het offer van Christus voegen wij ook het offer van de Kerk toe, ons eigen persoonlijk offer. Zo brengen wij in voorbereiding van het grote dankgebed niet enkel de offergaven van brood en wijnaan, maar leggen wij ook al onze eigen offers die wij aan God willen opdragen mee in de schaal.

eucharistie_LR (15)

Communie

Door het heilig sacrament van de eucharistie verenigen de gelovigen zich met Christus, die ons deelachtig maakt aan zijn Lichaam en Bloed om samen met Hem één enkel lichaam te vormen. Deze vereniging heeft plaats op het einde van de eucharistieviering, tijdens de H. Communie, door het nuttigen van het heilig Lichaam en Bloed van Christus.

Heilige Mis

Ook dit is een benaming voor de eucharistie dat verwijst naar het einde ervan.

Elke eucharistie eindigt immers met de uitzending van de gelovigen zoals Jezus zelf ook zo vaak zijn leerlingen heeft uitgezonden. Elkeen ontvangt zijn zending, zijn missio, opdat elkeen in het dagelijks leven de wil van God zou volbrengen.

02 Oct 2005, VATICAN CITY, Vatican --- Pope Benedict XVI gives the communion to a nun during a solemn mass in Saint Peter's Basilica at the Vatican for the opening of the synod of the bishops October 2, 2005. Pope Benedict opening the first major Church meeting since his election, said on Sunday that trying to keep God out of public life was "not tolerance but hypocrisy." The Pope also said that too many Catholic lives could be compared to "vinegar rather than wine" because of the indifference to God.     --- Image by © MAX ROSSI/Reuters/Corbis

Doe dit tot Mijn gedachtenis: vieren in gemeenschap.

Zoals de eerste leerlingen op de avond van Pasen bijeen zijn gekomen en dit week na week zijn blijven doen, zo is het nu aan ons om op zondag nog steeds samen te komen om dit heilig paasmysterie te vieren.

Het is een zaak van de hele geloofsgemeenschap die door hun aanwezigheid, hun gebed en het beluisteren van Gods Woord daadwerkelijk deelnemen aan dit heilig geheim. De bisschop of de priester voltrekt dit mysterie aan het altaar in naam van de geloofsgemeenschap, hij handelt in de naam van de Kerk en in de persoon van Christus als hij het evangeliewoord uitspreekt, de woorden uitspreekt van Jezus tijdens het laatste avondmaal.

Elke geloofsgemeenschap (parochie of klooster) viert het Christusmysterie, maar het is geen zelfstandige onderneming waarin elke gemeenschap haar eigen ding doet.

Elke geloofsgemeenschap staat in communio met de bisschop van haar bisdom, met de wereldkerk, met de bisschop van Rome.

De geloofseenheid komt wereldwijd tot uitdrukking in het uitzeggen van dezelfde geloofsbelijdenis, in het bidden voor de noden van de Kerk en de wereld, en vooral in het Grote Dankgebed wanneer er wordt gebeden voor de eigen bisschop, alle andere bisschoppen, alle gelovigen en voor de bisschop van Rome, paus Benedictus XVI. De paus immers is het zichtbare fundament van de eenheid in de Kerk.

Op zondag naar de kerk: zondagsplicht of noodzaak van liefde?

In de Kerk brandt de lamp: letterlijk en figuurlijk! De Godslamp bij het tabernakel wat aanduidt dat Christus aanwezig is in zijn heilig sacrament. De eredienst voor God op zondag of andere dagen kan uw innerlijk leven verlichten. Het geeft je troost in kwade dagen, Christus geeft je hoop in zijn Woord en Sacrament. Puur menselijk gezien geeft het je een innerlijke blijdschap en een innerlijke rust omdat je dan helemaal doet waarvoor God je geschapen heeft. De mens is geschapen om een gezin te stichten, om te arbeiden en brood te verdienen, om te rusten na het werk, maar ook om God te eren! Wie dit laatste veronachtzaamt slaat iets essentieels over in het leven van de mens.

TV-kijkend Vlaanderen kijkt uren per week naar de televisie, neergezeten in ‘aanbidding’ voor de buis. Het liefst van al mag er niet teveel worden gezegd want dat verstoord de tv-liturgie. Dit staat in fel contrast met de lege plaatsen in de kerk op zondag en met het lawaai dat ijverige toeristen in de kerk maken.

Vele katholiek gedoopten in ons land slapen liever uit op zondag of gaan sporten zoals nooit tevoren. Het is goed om op zondag rust in te bouwen, je eigen lichaam te verzorgen maar één ding is essentieel: naar de kerk gaan om God de lof en eer te brengen die Hem toekomt. Om zorg te dragen voor je hele persoon: innerlijk als uiterlijk. Om Christus de eer te brengen die Hem toekomt.

De Eucharistie is het grootste geschenk aan de Kerk: Christus zelf schenkt zich vandaag weg omwille van u en mij. Eén uur per week werd de voorbije jaren ervaren als zondagsplicht … maar wanneer we het voorgaande over de eucharistie goed in ons laten doordringen wordt het ter kerke gaan dan geen noodzaak uit liefde in plaats van een zondagsplicht?

godslamp_LR (01)
Zijn wij het niet verschuldigd aan God? Hij heeft immers zijn eigen Zoon geen enkel leed bespaard! Hij heeft de kelk van het lijden tot op de bodem geledigd. Één uur per week is niets voor een mens in vergelijking met wat Christus voor ons geleden heeft.

En toch, dat ene uur per week maakt wel degelijk het verschil. Je zal het merken wanneer je er eenmaal mee begint. Begin eraan, hou vol, spreek er met je biechtvader of geestelijke begeleider over. Want weet dat je in de Kerk niet alleen staat!

Geloven in Christus is geen eenzame bedoening tussen u en de Heer. De Kerk die de Heer gewild heeft staat borg voor uw heil!     Paus
Benedictus XVI had het als zijn motto in september 2006 tijdens zijn apostolische reis in Duitsland : Wer glaubt is nie allein, du Herr wirdst mit uns sein! Wie gelooft is niet alleen, Gij, Christus zult met ons zijn: in uw Woord en uw Sacrament, in de gemeenschap van de Kerk, in het ambt van de priester, in het leven van alle gelovigen!
Heer Jezus, dank u wel!

eucharistie_LR (10)

Het verloop van de Eucharistie. Deel 1: de openingsriten

Inleiding

“Naar de mis gaan? Nee …. Niet voor mij. Dat is een veel te saaie bedoening. Ik verveel me er rot en ik heb er helemaal niet aan.” Deze uitlatingen hoor je wel vaker bij mensen. Maar met de mis is het zoals met vele dingen: onbekend is onbemind. Het is te verstaan dat iets niet aanspreekt als we er weinig van kennen en begrijpen, als we niet weten waarover het gaat.

eucharistie_lr-11

Opdat de mis dus een levende realiteit zou kunnen worden in ons leven, moeten eerst een aantal voorwaarden vervuld zijn:

  • Je moet christelijk gelovig zijn. Als je niet in God gelooft en Jezus Christus voor jou niets betekent, dan kan de eucharistie je ook moeilijk aanspreken. Want als je God niet aanvaardt en niet gelooft dat Jezus Christus zich uit liefde geofferd heeft voor de mensheid en door zijn Woord en zijn heilig Lichaam en Bloed werkelijk aanwezig komt, dan zal de hele zin van het eucharistisch gebeuren je volledig ontgaan. Zonder deze voorwaarde blijft de eucharistie een bevreemdend spektakel, een vertoning van nietszeggende riten.
  • Een sportwedstrijd waarvan ik de spelregels niet begrijp spreekt me ook niet aan, die kan me ook niet boeien. Om tot de zin van de eucharistie te kunnen doordringen en dus ook ‘om er iets aan te hebben’ moet je er enige kennis en enig begrip van hebben. Je moet weten waarover het gaat en enig begrip hebben van het gebeuren dat zich voltrekt. Hoewel inzicht niet de enige vereiste is, is ze toch wezenlijk.
  • Enige inspanning is nodig. Dan gaat het niet alleen om het vroeg opstaan op zondagmorgen i.p.v. eens lekker lang uit te slapen na een vermoeiende uitgangsnacht. Er wordt vooral ook een mentale inspanning gevraagd: aandacht kunnen opbrengen, luisteren, betrokken meebidden, … Velen gaan naar de mis met als uitgangspunt: wat kan ik er aan hebben. Maar zo werkt het niet. De eucharistie is als een ruimte die je binnentreedt. Je moet op verkenning gaan met een alerte blik, met alle je zintuigen die op scherp staan. Je moet je in verwondering laten brengen door elke ruimte die je binnentreedt, je laten raken door het mysterie dat je ontmoet. Vaak hoor je spreken op de participatio actuosa , de actieve betrokkenheid. Dan gaat het niet zozeer om iets te mogen doen in de liturgie en een taak of een functie te mogen uitoefenen, maar dan gaat het juist om wat we net beschreven hebben: een actieve inspanning om bij de zaak te zijn en je betrokken te weten.

eucharistie-125-lr-gebed

Met deze reeks van catecheses over de eucharistie wil Jongerlo een bijdrage leveren tot een beter inzicht in de viering van de heilige eucharistie. Wat gebeurt er nu, stap voor stap, in de H. Mis en wat is er telkens de betekenis van? We hopen dat het mag bijdragen tot een diepere beleving van de eucharistie.

In deze catechese beginnen we met het eerste deel: de openingsriten, waarmee elke eucharistie een aanvang neemt.

De intrede

De intredeprocessie is geen optocht of stoet die voorbijtrekt en waarbij wij als toeschouwers op staan te kijken. De intrede beklemtoont het samenkomen van heel de gemeenschap. Deze gemeenschap is immers is de ‘ekklesia’ wat letterlijk ‘bijeenroeping’ betekent. Dit Griekse woord, waarvan we de weerklank nog horen in het Franse ‘église’, duidt het samenkomen aan van hen die in Christus geloven en die daartoe door God wordt opgeroepen. Het luiden van de kerkklokken kan je zien als een symbool van Gods roepstem die de hele gemeenschap samenroept.

De intrede processie, met het kruis voorop, maakt ook duidelijk dat Christus het centrum van deze samenkomst is. Hij zit als hogepriester van het Nieuwe Verbond elke eucharistie voor. Maar hij wordt concreet door de priester vertegenwoordigd die steeds optreedt in persona Christi, in de persoon van Christus. Wanneer de priester binnentreedt, dan is het alsof Christus binnentreedt om zijn rol binnen de gemeenschap en de liturgie op te nemen.

Terwijl men binnenkomt zingt men een intredezang. Dit zet letterlijk en figuurlijk de toon voor de hele viering, want het is zo gekozen dat het ons binnenleidt in het mysterie van de liturgische tijd of van het feest.

De begroeting

Bij aankomst op het priesterkoor begroet de priester het altaar. Hij doet dit eerst met een diepe buiging, vervolgens met een eerbiedige kus. Daarna wordt het altaar bewierookt samen met kruis.

De eerbied waarmee het altaar omgeven wordt vloeit voort uit de betekenis die het altaar heeft in de katholieke liturgie. Het is niet zomaar een tafel waarrond men aanzit op maaltijd te houden maar een altaar waarop het kruisoffer van Jezus wordt tegenwoordig gesteld. Het altaar verwijst zo naar het kruis en vervangt in zekere zin het kruis als de plaats waar het offer van Jezus, als het Lam van God, voltrokken wordt.

Het altaar verwijst ook naar Christus zelf die de ‘hoeksteen’, het fundament is waarop het bouwwerk van de Kerk gebouwd werd.

Eenmaal het altaar vereerd is, begroet de priester nu ook de aanwezige gelovigen. Hij doet dit met een van de formules die daarvoor zijn voorzien en die geïnspireerd zijn aan het Nieuwe Testament. De trinitaire formule ‘de genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij altijd met u’ is letterlijk overgenomen uit de groet van Paulus aan de Korintiërs (2 Kor. 13,13). Met deze begroeting wordt niet zozeer ‘hallo!’ of ‘goedemorgen’ gezegd, maar wil men uitdrukken dat de Heer zelf in ons midden aanwezig is. Heeft Christus ons dat niet zelf beloofd?: “Waar er twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben Ik in hun midden” (Mt. 18,20).

eucharistie-100-lr

De boete-akt

Dan Raftis, 15, from St. Patrick Church in Owego, N.Y., prays after receiving Communion during the closing Mass of the National Catholic Youth Conference Nov. 23 at Lucas Oil Stadium in Indianapolis. More than 23,000 youths from across the country took part in the conference. (CNS photo/Sam Oldenburg, Catholic Courier) (Nov. 25, 2013) See stories slugged NCYC- Nov. 25, 2013.Niemand ontvangt belangrijke gasten in zijn huis zonder er eerst voor te zorgen dat dit huis op orde is. Indien wij de Heer ontmoeten in de eucharistie dan dienen wij er voor te zorgen dat ook onze innerlijke huishouding op orde is. We doen dat in de boete-akt.

Na een korte stilte waarin we ons geweten kunnen onderzoeken, nodigt te priester de gemeenschap uit tot een zondenbelijdenis: we drukken voor God uit dat we zondaars zijn en dat we voor onze zonden vergeving nodig hebben ‘opdat we deze eucharistie waardig zouden kunnen vieren’.

Daarna spreekt de priester een absolutie uit. De zondenvergeving aan het begin van de mis is echter geen zondenvergeving in strikte zin. We mogen ze niet verwarren met de absolutie die verbonden is aan het sacrament van de biecht en ze ontslaat ons niet van de heilzame plicht regelmatig het sacrament van de biecht te ontvangen.

eucharistie-120-lr-boeteactOp zondagen en in de paastijd kan de boete-akt gepaard gaan met de besprenkeling met water. Het is een mooi symbool dat ons herinnert aan ons doopsel waarin wij rein geworden zijn, witgewassen van al onze zonden.

De boete-akt eindigt met een bede om ontferming: het Kyrie eleison of ‘Heer, ontferm U over ons’. Hiermee herhalen wij de roep die zo vaak weerklinkt in het evangelie: de roep van zovelen die Jezus hebben ontmoet en geroepen hebben: “Heer, heb medelijden met mij”. Net zoals zij doen wij een beroep op zijn barmhartigheid en smeken wij dat Hij naar ons zou omzien.

Het Gloria of ‘Eer aan God

Na de nederige bede om ontferming keert ons hart en jubelt het uit van vreugde en lof: Eer aan God in den hoge ….. Het is een hymne (ook wel eens de Grote doxologie genoemd) die afkomstig is uit het Oosten en waarschijnlijk door Hilarius van Poitiers (ca. 300-368) in het Latijn werd vertaald. Het gezang brengt eer aan God de Vader. Daarnaast brengt het dank aan de Zoon, het Lam dat de zonde van de wereld wegneemt. Juist daarom is het zo gepast als lofzang na de boet-akte.

Omwille van het jubelend karakter van dit gezang wordt het weggelaten op de zondagen van de advent en de veertigdagentijd wanneer een meer ingetogen atmosfeer passender is.

Het openingsgebed

eucharistie-122-lr-collectaDe openingsritus sluit af met een plechtig gebed. De eucharistie kent drie van zulke gebeden: het openingsgebed, het gebed over de gaven en het slotgebed. Het openingsgebed is echter het belangrijkste. Het is ook het gebed dat in de overige liturgische diensten van de dag (het getijdengebed) herhaald wordt.

Eerst nodig de priester uit tot gebed en houdt hij enkele ogenblikken stilte aan opdat de gelovigen zich bewust zouden kunnen worden voor Gods aanschijn te staan en om hen ook de gelegenheid te geven in hun hart hun eigen gebeden te kunnen uitspreken. Daarna spreekt de priester het gebed uit.

Hiermee verzamelt hij als het ware het gebed dat door alle gelovigen in stilte werd uitgesproken. Daarom noemt men het openingsgebed ook wel een het collecta-gebed, van het Latijnse collectare, verzamelen.

Nu de openingsriten doorlopen zijn kan de eucharistie overgaan tot de dienst van het woord. Maar dit wordt het onderwerp van een volgende catechese.

Het verloop van de Eucharistie. Deel 2: De dienst van het Woord

 

eucharistie-127-lr-woord

Christus spreekt door de H. Schrift

 

Na de openingsriten van de eucharistie begint een eerste groot onderdeel: de dienst van het woord. Als je de eucharistie zou voorstellen als een schilderij dat uit meerdere panelen bestaat (denk aan het Lam Gods in Gent) dan zou de woorddienst een eerste groot paneel vormen.

Als In samenhang met het volgende grote onderdeel van de eucharistie, de dienst van de eucharistie, wordt wel eens gesproken van de ‘tafel’ van Gods Woord. Deze tafel, waarop Gods Woord als geestelijk voedsel voor ons bereid wordt, gaat dan vooraf aan de ‘tafel’ van Jezus’ Lichaam en Bloed.

Het is de verdienste van de liturgische hervorming van het Tweede Vaticaans Concilie geweest om de H. Schrift weer een belangrijke plaats te geven in de H. Mis.

Cefalú, Sicily: The famous mosaic of the Christ Pantocrator, is located in the main altar of the Norman Cathedral, started in 1131 by Roger II, King of Sicily. Of Greek foundation, the city evidently derived its name from its situation on a lofty and precipitous rock, forming a bold headland (Κεφαλὴ) projecting into the sea. Photo: Gustavo Kralj/GaudiumpressImages.comHet belang van de lezing van de H. Schrift in de eucharistie mag niet onderschat worden. Het gesproken en verkondigde woord is een manier waarop Christus aanwezig is bij zijn kerk. Heeft Hij immers niet gezegd: “Waar er twee of meer in mijn Naam verenigd zijn, daar ben Ik in hun midden” (Mt. 18,20).

We mogen dat gerust letterlijk nemen. In het document Lumen Gentium verklaarde het Tweede Vaticaans Concilie: Christus is “altijd bij zijn Kerk aanwezig, vooral in de liturgische handelingen.[…]
Persoonlijk is Hij aanwezig in zijn woord, want Hijzelf spreekt, wanneer de heilige Schriften in Kerk de gelezen worden” (nr. 7). In het woord dat we beluisteren, beluisteren we dus het vleesgeworden Woord zelf, het Woord dat bij God was vóór alle tijden (cf. Joh. 1,1) en dat gesproken heeft doorheen de tijden.

Het herontdekte belang van de woorddienst komt ook tot uiting in de schikking van de altaarruimte. Daar heeft de Schrift a.h.w. zijn eigen plaats veroverd doordat ze steeds voorgelezen wordt vanaf het eigen spreekgestoelte (de ambo of lezenaar).

 

De eerste lezing

eucharistie-132-lr-eerste_lezingDe eerste lezingen in de eucharistie zijn geordend in leesroosters. Voor de weekdagen door het jaar gaat het om een tweejaarlijkse cyclus (de zogenaamde pare en onpare jaren) waarbij in het ene jaar de nadruk vooral ligt op het Oude Testament en in het andere jaar op de brieven van het Nieuwe Testament.

In de sterke tijden (advent, kersttijd, veertigdagentijd en paastijd) gaat het om een jaarlijkse cyclus en keren dus telkens dezelfde lezingen terug en zijn de lezingen gekozen in functie van de liturgische tijd.

De bedoeling hiervan mag duidelijk zijn: zoveel mogelijk de gehele Schrift in de eucharistie aan bod laten komen zodat de gelovigen vertrouwd kunnen geraken met de hele heilsgeschiedenis. Niet alle Bijbelteksten werden opgenomen in de leesroosters van de eucharistie. Een flink deel is voorbehouden voor het leesrooster van het getijdengebed, zowel de korte lezingen als de lange lezingen van de lezingendienst.

Het is niet toegestaan deze lezingen door niet-Bijbelse lezingen te vervangen. Niet zozeer omdat dit een ‘regeltje’ is, maar omdat – laat ons als gelovige toch eerlijk zijn – er niets gaat boven het woord van God zelf.

 

De antwoordpsalm

eucharistie-130-lr-antwoordpsalmNa de eerste lezing volgt de antwoordpsalm, die integraal deel uitmaakt van de dienst van het woord. Nadat het Woord beluisterd werd in de lezing neemt het gelovige volk opnieuw Gods Woord ter hand: de psalmen.

De lezing wordt zo beantwoord met woorden die ons door God zelf in de mond worden gelegd. Vandaar de naam ‘antwoordpsalm’.

De psalm (soms ook een lofzang zoals het Magnificat of een lofzang uit het Oude Testament) is dus steeds gekozen in functie van de eerste lezing. Beide vormen dus een organische eenheid.

Het biddend zingen van de antwoordpsalm toont de rijkdom van de H. Schrift en werpt een bijkomend licht op de betekenis van de eerste lezing. De Schrift wordt zo vanuit de Schrift verklaard.

 

De tweede lezing

Op zondagen en op hoogfeesten is nog een tweede lezing voorzien. Die is doorgaans genomen uit de Brieven van het Nieuwe Testament. Het gaat vaak om een doorlopende lezing: d.w.z. dat je elke zondag een lezing te horen krijgt die volgt op de lezing van de vorige zondag.

In de sterke tijden is gepoogd om de tweede lezing ook in harmonie te brengen met de eerste lezing en het Evangelie.

 

Het alleluia-vers

eucharistie-129-lr-evangelieprocessieWaar de antwoordpsalm op een lyrische wijze terugblikt op de voorbije eerste lezing, wijst het alleluia-vers reeds vooruit naar de komende evangelielezing. Het jubelende alleluia wordt gecombineerd met een psalmvers of een andere korte Bijbelse tekst.

Met het alleluia ontvangt en begroet de gemeenschap van gelovigen de Heer die tot haar zal spreken. Het is een uitdrukking van lof en jubel. Daarmee wordt binnen de dienst van het woord een groeidynamiek aangegeven die uitmondt in het hoogtepunt van de evangelielezing.

In het alleluia en de erbij horende processie met het evangelieboek klinkt tevens een verrijzenistoon door, de triomf van Christus, de verrezene die tot ons komt. Het alleluia is de jubelende reactie van het godsvolk op de aanwezigheid van Christus, de Koning in heerlijkheid.

Het alleluia is te beschouwen als op zichzelf staande ritus of act maar zij kan ook een plechtige processie begeleiden, waarin het evangelieboek plechtig en feestelijk, met kaarsen en wierook, naar de plaats wordt gebracht vanwaar de Blijde Boodschap verkondigd zal worden.

In de veertigdagentijd is het gebruikelijk elk alleluia weg te laten. Daarom wordt in deze sterke tijd vervangen door een vers voor het evangelie.

 

Het evangelie

Het hoogtepunt van de dienst of de liturgie van het woord is de proclamatie van het evangelie. Dat gebeurt bij voorkeur door de diaken of bij diens afwezigheid door een andere priester. Is er geen diaken of andere priester beschikbaar, dan leest de hoofdcelebrant zelf het evangelie.

eucharistie-126-lr-evangelieDe lezing van het evangelie moet met de grootste eerbied gebeuren en wordt omgeven met tekens en handelingen van bijzondere eer. Zo wordt bv. de diaken eerst gezegend of erkennen de gelovigen door acclamaties dat Christus hier aanwezig is en tot hen spreekt. Zij luisteren uit eerbied ook staande naar de lezing.

De evangelielezing wordt ook luister bijgezet doordat ze gebeurt vanuit een afzonderlijk evangelieboek, dat in processie werd aangedragen, omgeven door kaarsen en gehuldigd met wierook. Uit eerbied kust de diaken of priester ook het evangelieboek waarna het weggedragen wordt naar een waardige plaats.

Zo kunnen zang, gebaar en symbolen rond het evangelie een feestelijk hoogtepunt worden van de dienst van het Woord.

 

 

De homilie

eucharistie-128-lr-homilieOp zondagen en op verplichte feestdagen wordt een homilie gehouden. Zij heeft tot     doel een of ander aspect uit de schriftlezingen toe te lichten. Zij wil dan de gelovigen aansporen het verkondigde woord te aanvaarden als woord van God en het in praktijk te brengen. Maar men kan in de homilie ook ingaan op het mysterie dat gevierd wordt (bv. de menswording op Kerstmis) of op de bijzondere noden van de aanwezige gelovigen (bv. bij een bedevaart).

De homilie wordt gewoonlijk gehouden door de hoofdcelebrant maar kan ook worden toevertrouwd aan een concelebrerende priester of een diaken. In het geval van een bisschop wordt de homilie vaak gehouden vanop de cathedra of bisschopszetel waarbij de bisschop de mijter draagt. Hiermee wordt onderstreept hoe de bisschop ons voorgaat en leert in het geloof.

Leken mogen echter geen homilie houden. Soms wordt tegen dit laatste geopperd dat een leek, bijvoorbeeld als hij of zij theoloog is of exegeet, wel eens bekwamer is dan de priester die celebreert. Maar de liturgie heeft op zich weinig met wetenschappelijke competentie te maken.

Priesters moeten natuurlijk competent zijn goed gevormd, ook wetenschappelijk, maar hun liturgische rol en functie baseert zich hoofdzakelijk op wijding en niet op intellectuele competentie.

 

De geloofsbelijdenis

Ook de geloofsbelijdenis, of het Credo, kan men zien als een antwoord van het samengekomen volk op het woord van God dat in de lezingen werd verkondigd en in de homilie werd uitgelegd.

In de geloofsbelijdenis komen de grote mysteries van het geloof aan de orde: de Drie-eenheid, de menswording, de verrijzenis en hemelvaart van Jezus, zijn wederkomst, de kerk, het eeuwig leven …. Wat op deze manier samen beleden wordt is het geloof van de hele Kerk, het ‘katholieke’ geloof. Is het geen fantastische gedachte dat op zondag overal ter wereld christenen hetzelfde geloof belijden?

Voor een aparte catechese rond de geloofsbelijdenis: klik hier

credo (113b)

 

De voorbede

eucharistie-131-lr-voorbedeLet op het enkelvoud waarin de term ‘voorbede’ is gesteld (niet: voorbeden). ‘De voorbede’ (enkelvoud) is het gebed waarbij de aanwezige gelovige gemeenschap, met verschillende ‘voorbeden’ of intenties’ (meervoud) bidt voor de noden en het heil van kerk en wereld. Het wordt ook wel het universele gebed of het gebed van de gelovigen genoemd. Hiermee geeft men gevolg aan de oproep van de apostel Paulus: “Allereerst vraag ik u gebeden, smekingen, voorbeden en dankzeggingen te verrichten voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten” (1 Tim. 2,1-2).

De uitgesproken intenties hebben doorgaans een vaste volgorde: voor de noden van de Kerk, voor de overheidspersonen en het heil van de wereld, voor hen die onder allerlei noden gebukt gaan, voor de plaatselijke gemeenschap. De hoofdcelebrant leidt de voorbede in met een korte aansporing – een uitnodiging tot gebed – en sluit af met een gebed. Dit gebed mag op zich weer geen nieuwe voorbede zijn maar vat alle intenties samen in een gebed van dankbaarheid en met de vraag om verhoring.

Met de voorbede wordt de dienst van het woord afgesloten. Een nieuwe luik in de viering van de eucharistie wordt geopend: de dienst of de liturgie van de eucharistie.

Het sacrament van verzoening (biecht)

In een vorige bijdrage over de zonde, hebben we stilgestaan bij de vraag of wij nog wel zondaars zijn en wat zonde dan wel is.
We hebben toen ook uiteengezet hoe Jezus, door zijn dood aan het kruis en zijn verrijzenis uit de dood, ons verlost heeft uit de greep en de macht van dood en zonde.
Die verlossing doet het fenomeen zonde echter niet verdwijnen uit ons leven. Wij zijn nog steeds tot zonde in staat en dus is er ook steeds nood aan zondervergeving en verzoening met God.
Hoe dat juist in elkaar zit, dat proberen uit de doeken te doen in deze bijdrage over het sacrament van de verzoening of de biecht.

zonde_04

Het begint allemaal bij ons doopsel …

Vooraleer we iets over het sacrament van de verzoening vertellen, moeten we toch eerst onder de aandacht brengen dat het doopsel het eerste en voornaamste sacrament van zondevergeving is. 

Bij ons doopsel worden onze zonden, letterlijk, weggewassen. Ons doopsel betekent de dood aan de zonde, en verwezenlijkt die ook. Want, in het doopsel hebben wij deel aan sterven en verrijzen van Jezus Christus. We worden ondergedompeld (sterven) in het water en verrijzen eruit als de “nieuwe” mens. We worden in het doopsel herboren en krijgen zo toegang tot het eeuwig leven na de dood.

De zonde waarover sprake is in het doopsel is de erfzonde en de persoonlijke zonden die we eventueel voorafgaand aan ons doopsel zouden hebben gedaan. Maar uiteraard blijft het zo dat wij ook na ons doopsel tot zondigen in staat blijven. Het witte kleed van ons doopsel wordt als het ware telkens weer door nieuwe zonden bevuild.

Het is over deze zonden, de zonden na ons doopsel, dat wij geoordeeld zullen worden na onze dood. God zal ons oordelen over al onze goede daden om ze te lonen, en over al onze kwade om ze te straffen.
Het is ook voor deze zonden dat wij vergeving en verzoening met God kunnen bekomen doorheen het sacrament van verzoening.

doop_01

De macht tot zondevergeving …..

Als Zoon van God beschikte Jezus over de macht tot zondevergeving. Dat lees je bijvoorbeeld heel duidelijk in het evangelie over de lamme (Matteüs 9,1-8):
Opdat ge zult weten dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven – en nu sprak hij tot de lamme-: Sta op, neem uw bed en ga naar huis.

De macht tot zondevergeving is door Jezus overgedragen aan zijn apostelen en hun opvolgers, de bisschoppen. Ook dat kunnen we lezen in het Nieuwe Testament:

Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn zij ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden. (Joh. 20,23)  

Met deze woorden gaf Jezus op paasavond de macht om zonden te vergeven aan de apostelen. Maar ook in Matteüs zegt Jezus aan Petrus:

Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn. (Mt. 16,19)

De priester deelt in het priesterschap van zijn bisschop. Bij hen kunnen (en moeten) we dus steeds terecht wanneer wij onze zonden willen belijden. Hij schenkt ons in naam van God vergeving en verzoening.
In het vervolg van deze bijdrage willen we je nu wat wegwijs helpen in het verloop van de biecht en wat er aan voorafgaat.

biecht_02

Voorbereiding op de biecht: het gewetensonderzoek

Het is altijd best om goed voorbereid het sacrament van de verzoening te ontvangen. Deze voorbereiding kan thuis gebeuren of in de kerk.

Je begint best met de aanroeping van de H. Geest opdat Hij je een helder inzicht zou geven in wat verkeerd en zondig was in je leven:

Moge de genade van de heilige Geest mijn hart verlichten opdat ik vrijmoedig mijn zonden zou kunnen belijden en de barmhartigheid van God moge ondervinden”.
Vervolgens besteed je enige tijd aan het onderzoek van je geweten. Je gaat wat je sinds je vorige biecht eventueel verkeerd hebt gedaan; waar je in je levenswandel, in je woord en gedachte, tegen God en zijn geboden hebt gezondigd. Als je niet weet hoe je daaraan moet beginnen, dan kan je eventueel enkele hulpmiddelen hanteren:

  • je kan eventueel een vragenlijst hanteren.
  • je kan de tien geboden gebruiken als gids.
  • het kan ook een hulp zijn om je zondenbelijdenis schriftelijk voor te bereiden.
biecht_08

Het verloop van de biecht.

Het verloop van het sacrament kan je structureren aan de hand van drie ‘kapstokken’: belijdenis, berouw, boete. Ofwel de drie B’s van de Biecht.
Belijdenis

De belijdenis van de zonde tegenover een priester is een wezenlijk onderdeel van de biecht. Berouw is niet voldoende omdat de macht tot vergeving van de zonden gegeven is aan de bedienaren van het sacrament.
De Katechismus van de katholieke kerk zegt:”De boetelingen moeten in de biecht alle doodzonden opsommen waarvan zij zich na een zorgvuldig gewetensonderzoek bewust zijn, zelfs wanneer deze zeer verborgen zijn …

Je moet niet, maar mag, de dagelijkse zonden toevoegen aan je belijdenis. De Kerk vraagt je zonden te belijden naar naam en getal. Dus zeggen dat je gezondigd hebt tegen de naastenliefde is niet genoeg, je moet zeggen op welke manier en hoeveel maal. Maak eventueel gebruik van je schriftelijke voorbereiding.

Het is belangrijk veel zorg te besteden aan de belijdenis van je zonden. De ervaring van de barmhartigheid van de Vader is groter als je met zorg biecht. Spreek tegen de priester als tegen Jezus, de priester zit daar voor je in Zijn persoon.

biecht_05

BerouwDe vergeving van de zonden is een uitzonderlijke daad van liefde vanwege God. Wij, die ons hebben verwijderd van Hem, krijgen de kans om terug te keren naar Zijn liefde. Het moet wél een daad zijn van onszelf uit. Enkel de heilige Geest helpt ons aan te zetten tot berouw.

Berouw is de inwendige pijn omwille de zonde die men bedreven heeft en de afschuw ervan en het voornemen voortaan niet meer te zondigen.

We kunnen meerdere vormen van berouw onderscheiden:

Een eerste vorm – de meest volmaakte – is het berouw uit liefde. D.w.z. het berouw dat voort komt uit de liefde tot God. In het licht van Gods liefde erken ik mijn zonden en wordt ik aangezet tot volmaakt berouw.

“Verdriet uit liefde, omdat Hij goed is, omdat Hij je vriend is, die voor jou Zijn leven gaf. Omdat al het goede dat je hebt van Hem is. Omdat je Hem zo dikwijls beledigd hebt… Omdat Hij je heeft vergeven… Hij!… jou! Huil, mijn kind, huil van verdriet en liefde tegelijk.”
B. Josemaria Escriva, De weg, 436

Er is nog een 2e vorm van berouw: berouw uit vrees. We tonen dan berouw uit vrees voor de rechtvaardige straf die we door onze zonden hebben verdiend. Deze vorm is niet zo volmaakt maar is toch nog steeds gericht op God.
Een 3e vorm van berouw is het berouw uit hoogmoed. Deze vorm is ver van volmaakt omdat ze gericht is op de persoon zelf.

biecht_03
Om uitdrukking te geven aan je berouw kan je eventueel dit gebed gebruiken (de akte van berouw):Heer, mijn God, ik heb echt berouw.
Ik betreur dat ik kwaad heb gedaan
en het goede heb nagelaten.
Door mijn zonden heb ik U beledigd
die mijn hoogste goed zijt, en alle liefde waardig.
Het is mijn vaste voornemen
mij, met de hulp van de genade,
te bekeren, niet meer te zondigen
en te vermijden wat tot zonde kan leiden.
Heer, wees mij genadig omwille van het lijden
van onze Verlosser, Jezus Christus.
Of:
Heer, Jezus Christus, Zoon van de levende God, wees mij, zondaar, genadig.
biecht_06
Boete en penitentieNa je zondebelijdenis en je uiting van berouw kan de priester je in enkele bewoordingen toespreken. Daarin kan hij je troosten en bemoedigen, je raad geven en geestelijke steun verlenen.
De priester zal je ook een penitentie opleggen. Door het doen van boete zetten we een eerste stap terug op de goede weg. Voer de penitentie zo snel mogelijk uit. Dit kan een gebed zijn of een bepaalde handeling, dat hangt een beetje van de situatie af.Het ontvangen van het sacrament van de verzoening wordt afgerond met de zending:

biecht_01

Uw zonden zijn u vergeven,
ga in vrede
en de vreugde van de Heer.

De vruchten van het sacrament van de verzoening.

Welke zijn de uitwerkingen van het sacrament van de verzoening?

  • de verzoening met God waardoor we terug de genade terugkrijgen;
  • de verzoening met de kerk;
  • de kwijtschelding van de eeuwige straffen opgelopen door de doodzonden;
  • vrede en rust van het geweten en geestelijke troost;
  • groei van de geestelijke krachten voor de christelijke strijd.

De individuele en volledige biecht van de zware zonden is de enige manier om zich met God en Zijn kerk te verzoenen.

biecht_04

Het sacrament van de wijding (Priesterschap)

“Als het sacrament van het priesterschap niet bestond, dan zouden wij Onze Heer niet hebben. Wie heeft Hem daar in het tabernakel geplaatst? De priester. Wie heeft uw ziel aangenomen bij uw binnentreden in het leven? De priester. Wie voedt haar met het Lichaam en Bloed van Christus en wie bereidt haar voor om voor God te verschijnen? De priester, altijd de priester. Wat een belangrijk persoon is de priester! God gehoorzaamt hem! Hij spreekt twee woorden en Onze Lieve Heer komt daarop uit de hemel neerdalen in een kleine hostie”.
(H. Pastoor van Ars, 1786-1859).

ars_15b

Het priesterschap van Christus.

Deze catechese over het sacrament van de wijding begint bij het begin: het priesterschap van Christus zelf. Maar …., zo zal men opwerpen, Christus was toch helemaal geen priester?

Inderdaad, Christus was geen priester. Toch niet in de zin zoals het Israël ten tijde van Jezus z’n priesters had. Deze priesters, uit de stam van Levi, deden dienst in de tempel van Jeruzalem. Hun taak was het om de mensen bij God te vertegenwoordigen en om in hun naam offers op te dragen voor hun zonden. Door de offers werden zij weer met God verzoend.

Zulk een priester is Jezus dus nooit geweest. Maar toch deed Hij iets vergelijkbaars met wat de tempelpriesters in Jeruzalem deden. Door zijn kruisdood heeft Jezus zichzelf namelijk als offer opgedragen aan de Vader en zo de mensheid eens en voorgoed met God verzoend. In die zin was Jezus dus zowel het offer (Zichzelf) als de priester die het offer opdroeg op het “altaar” van het kruis.

priesterschap_LR (12)

Er is echter een belangrijk verschil tussen Christus en de tempelpriesters van Jeruzalem met hun offers.

In de tempel dienden de priesters telkens weer opnieuw offers te brengen om de mensen telkens weer opnieuw met God te verzoenen. Het offer van Zichzelf, dat Christus als priester opdraagt, is uniek: het is eenmalig, definitief en hoeft nooit meer herhaald te worden.

Na Christus zijn er geen priesters en geen offers meer nodig. Hij heeft het allemaal eens en voorgoed volbracht.

priesterschap_LR (14)

Het ambtelijke priesterschap in de Katholieke Kerk.

Als we het priesterschap van Christus goed begrepen hebben, dan rijst er een nieuwe vraag! Als het priesterschap als het offer van Christus uniek is geweest en als Hij het offer van zijn leven eens en voorgoed heeft opgedragen, hoe komt het dan dat er in de Kerk zoiets bestaat als een gewijd ambt? Zijn er dan nog wel priesters nodig in de Kerk?

Die vraag kunnen we beantwoorden door op zoek te gaan naar de betekenis van het ambtelijke priesterschap in de Katholieke Kerk. We geloven namelijk dat Christus, tijdens het Laatste Avondmaal, het priesterschap heeft ingesteld

om op die manier, langs het dienstwerk van de priester, tastbaar aanwezig te kunnen zijn in de Kerk. Doorheen de priester blijft Christus zijn Kerk besturen en opbouwen. Langsheen de priester, en doorheen de overige sacramenten waarvan hij de bedienaar is, blijft Christus zijn heil en genade aanbieden aan de gedoopten.

Met een moeilijke term zeggen we dan dat de priester handelt in persona Christi (in de persoon van Christus). Hiermee wordt dan bedoeld hoe Christus werkzaam is doorheen de priester. De priester is het instrument van Christus en hij treedt op in de persoon van Christus zelf. Dat betekent niet dat de priester plotseling een heilig man zo zijn, immuun voor elke menselijke zwakheid en vrij van zonde. Nee hoor, de priester is en blijft een gewoon mens zoals jij en ik. Maar deze menselijke beperktheid is geen hindernis of belemmering opdat Christus, doorheen de priester, zijn genade meedeelt aan de gelovigen. Het is immers niet de priester die handelt, maar Jezus Christus zelf dóór hem. Als de priester doopt, is het eigenlijk Christus die doopt. En als de priester de eucharistie viert is het eigenlijk Christus die het eucharistisch offer opdraagt. En als de priester het Evangelie verkondigt is het Christus die spreekt. En zo is het ook bij de andere sacramenten.

priesterschap_LR (08)

Om het verder te verduidelijken kunnen we het nog anders uitdrukken: het ambt van de priester is niet ingesteld om het priesterschap van Christus te vermenigvuldigen maar om het tegenwoordig te stellen. Net zo min als het eucharistisch offer, waarvan de priester de gewijde bedienaar is, bedoeld is om het unieke en alles omvattende offer van Christus te herhalen of aan te vullen. We moeten het eerder zó zien dat de priester, op grond van zijn wijding, optreedt als de ver-tegenwoordig-er van Christus. Door de priester en door zijn handelen is Christus tegenwoordig in zijn Kerk. Door de priester is Christus aanwezig als het hoofd van zijn Lichaam (de Kerk), als de herder van zijn kudde, als de hogepriester van het offer, als de leraar van de waarheid.

priesterschap_LR (10)

Een drievoudige opdracht.

Wanneer Christus de drie functies van priester, koning en profeet kunnen worden toegeschreven, dan deelt de priester ook in elk van deze drie functies.

De priester oefent de taak van ‘Christus als priester’ uit door het vieren van de heilige Eucharistie en door het offer van Christus op te dragen.

De taak van ‘Christus als profeet’ oefent hij uit door het Woord van God te verkondigen.

En de taak van ‘Christus als koning’ oefent hij uit door de Kerk en de mensen te dienen als bestuurder en goede herder.

De drie graden van het sacrament.

Het sacrament van de wijding krijgt concreet gestalte in drie wijdingsorden: bisschop, priester en diaken.

De bisschoppen bezitten de volheid van het priesterschap. Zijn zijn de opvolgers van de apostelen over wie Christus de heilige Geest heeft uitgestort. Op hun beurt hebben de apostelen door handoplegging de geestelijke gave meegedeeld aan hun medewerkers. Die geestelijke gave is dan verder doorheen de tijden overgeleverd van generatie op generatie via de bisschopswijding. Als opvolgers van de apostelen zetten zij Christus’ zending in deze wereld verder.

priesterschap_LR (16)
De bisschoppen hebben hun dienstwerk in gedeeltelijke zin overgedragen aan de priesters. Zij zijn de medewerkers van de bisschop en staan hem bij om zijn apostolische zending ten uitvoer te brengen. Een priester handelt dus nooit alleen of in eigen naam: hij treedt op in verbondenheid met zijn bisschop van wie hij zijn zending heeft ontvangen.

De bisschop en de priester delen in het priesterschap van Christus. De derde wijdingsorde, de diakens, behoren tot de graad van dienst en ontvangen een wijding in functie van het dienstbetoon. Hij ondersteunt de bisschop en de priester met zijn dienstwerk.

priesterschap_LR (04)

Wie kan priester zijn?

De Katholieke Kerk houdt voor dat alleen een gedoopte geldig de heilige wijding kan ontvangen. Zij doet dit op grond van het feit dat Christus enkel mannen heeft uitgekozen om zijn groep van twaalf apostelen te vormen. Christus had vele vrouwelijke volgelingen en hij had ook een zeer hoge waardering voor de waardigheid van alle vrouwen, maar Hij heeft alleen mannen uitgekozen om zijn apostelen te zijn. En de apostelen hebben op dezelfde wijze gehandeld toen zij hun medewerkers uitkozen.
Daarom erkent de Kerk dat zij door de keuze van haar Heer gebonden is aan deze traditie. Een vrouw is in de Kerk zeker niet minder waard als een man, maar zij heeft van Christus een andere roeping in de Kerk gekregen als de apostelen.

priesterschap_LR (07)
In de Latijnse Kerk wordt het priesterschap bovendien voorbehouden voor celibataire (ongehuwde) mannen. De priester wordt geroepen om geheel en onverdeeld ten dienste te staan van Christus en zijn Kerk. Zij geven zich totaal aan God en zijn mensen. Het celibaat is een teken van dit

nieuwe leven waaraan de bedienaar van de Kerk zich wijdt; met een blij hart aanvaard straalt het de boodschap van het Rijk Gods uit.

priesterschap_LR (03)

Bidden om priesters.

De Kerk heeft nood aan priesters. Zij brengen Christus tastbaar in ons midden. Daarom moet de Kerk ook bidden voor haar priesters opdat zij als heilige en toegewijde priesters door het leven zouden gaan, een voorbeeld waaraan vele gelovigen zich kunnen optrekken. Daarom ook moet de Kerk blijven bidden om nieuw priesters, om nieuwe roepingen, die het dienstwerk binnen de Kerk ook in de toekomst kunnen blijven uitoefenen.

priesterschap_LR (02)

God, Goede en Barmhartige Vader,
U hebt het verlossingswerk van uw Zoon
aan de priesters als Zijn plaatsvervangers toevertrouwd.
Wij bidden U, schenk ons heilige priesters,
die ontvlamd door het vuur van uw goddelijke liefde,
niets anders zoeken dan U in alles te dienen.
Schenk ook vele nieuwe roepingen in onze tijd,
want de oogst is groot,
maar er zijn weinig arbeiders om te oogsten.
Wij vragen U dit, in Naam van Christus onze Heer.
Amen.

De priester zet het verlossingswerk op aarde voort ….
Als men enig begrip had van wat de priester op aarde betekent,
dan zou men sterven, niet van vrees, maar van liefde…. Het priesterschap, dat is de liefde van het hart van Jezus.
(H. pastoor van Ars)
ars_15b

Het sacrament van de ziekenzalving

Waarom een specifiek sacrament voor zieken?

Om deze vraag goed op te beantwoorden moeten we even in herinnering brengen wat een sacrament is (lees eventueel ook de catechese over de sacramenten. Een sacrament is het zichtbare (en vaak ook tastbare) teken van het heil dat God ons aanbiedt. In die zin is Jezus Christus het alleerste sacrament. Jezus is het sacrament van God omdat Hij door zijn woorden en daden het heil van God in deze wereld aankondigde en voltrok.

eucharistie (100) LR
Op haar beurt kan de Kerk het sacrament van Christus worden genoemd omdat zij door haar prediking en handelen het heilswerk van Christus in deze wereld voortzet en op die manier de mensen met God wil verenigen. Zij doet dat bij middel van haar 7 sacramenten (in het meervoud). Deze sacramenten kan men indelen in initiatiesacramenten (doop, vormsel en eicharistie), sacramenten van de zending (huwelijk en wijding) en scramenten van genezing (verzoening en ziekenzalving).

Met het sacrament van de ziekenzalving zet de Kerk het werk van Christus in deze wereld verder. Wie het evangelie leest die merkt al gauw dat Jezus veel aandacht had voor zieke en lijdende mensen. Jezus treedt er op als geneesheer van lichaam en ziel. Hij gaat zelfs een stap verder wanneer Hij zicht met die lijdende mens vereenzelvigt: “Al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan” (Mt. 25,45).

In haar aandacht en zorg voor de zieke treedt de Kerk in de voetstappen van Jezus en vervult zij de opdracht die haar is toevrtrouwd: “Genees zieken, wek doden op, reinig melaatsen en drijf duivels uit (Mt. 10,8). Op deze manier zij Jezus’ zending in deze werled verder. Door het sacrament van de ziekenzalving wil zij het leven van de zieke en het leven in God met elkaar verbinden.

ziekenzalving (103) LR

Een sacrament voor zieken.

Jezus’ zorg voor zieken concentreert zich in de Kerk in één van haar zeven sacramenten: de ziekenzalving. Met dit sacrament wij zij hen sterken die door ziekte beproefd worden. Dat kunnen zieken zijn die in onmiddelijk levensgevaar verkeren, zieken of ouderen die naar hun levenseinde toegaan, mensen die voor een zware operatie staan of door ouderdom verzwakt zijn. Kortom: voor elke gelovige die ernstig ziek is.

Het is mooi om dit sacramente te vieren in de context van een liturgische gemeenschapsviering of nog beter: in de eucharistie. Daardoor wordt het sacrament bleefd in nauwe samenhang met de overgang van het lijden en de dood van jezus naar eeuwig leven. Zinvol is ook om de ziekenzalving te laten voorafgaan door een (levens)biecht.

Naast het luisteren naar de H. Schrift en het gebed staan in de ritus twee handelingen centraal: de handoplegging en de zalving van voorhoofd en handen. Hiermee wordt de bijzondere genade afgesmeekt die aan het sacrament is verbonden.

ziekenzalving (105) LR

Wat zijn de vruchten van dit sacrament?

In dit sacrament ontvangent men op de eerste plaats een bijzondere gave van de heilige Geest. Men ontvangt de genade van troost, vrede en bemoediging om de moelijkheden en de beproevingen te overwinnen die een zieke ondervindt. Zij sterkt het vertrouwen en het geloof.

Door het sacrament ontvangt de ziek de genade om zijn lijden op een diep en innig niveau te verenigen met het lijden van Christus.

Dit leidt niet enkel tot het besef van Jezus’ troosetende nabijheid omdat Hij ook door de school van het lijden is heengegaan, maar voert tot een werkelijke deelname aan Jezus’ lijden en verlossingswerk. In die zin kan het offer van de zieke vruchten voortbrengen.

ziekenzalving (104) LR
Het sacrament kan de zieke of stervende begeleiden op diens laatste overgang. Is het ogenblik gekomen dat God iemand tot Hem roept, dan biedt dit sacrament de kracht en de sterkte voor de laatse lichamelijke en geestelijke strijd waarmee het levenseinde gepaard kan gaan. Het sarament draagt er toe bij om zich onvoorwaardelijk te voegen bij Hem in wie de dood werd overwonnen en het leven zelf is geworden: Jezus, de redder.
ziekenzalving (107) LR

Het sacrament van het huwelijk

Even opfrissen …

In deze catechese willen we opnieuw een van de 7 sacramenten van de Kerk onder de loupe nemen. Voor een goed begrip kan het helpen eerst nog eens de catechese te herlezen over de sacramenten in het algemeen.

Met die inleidende catechese in het achterhoofd herhalen we hier nogmaals de omschrijving van wat een sacrament is: een sacrament is een zichtbaar teken waarin God zich meedeelt aan de mens die het ontvangt.

Er is dus een uitwendige, zichtbare werkelijkheid enerzijds en een genade van Godswege die wordt meegedeeld anderzijds. Beide wezenlijke kenmerken keren terug in elk sacrament, en dus ook in het sacrament van het huwelijk.

huwelijk (02) LR

Door God gewild.

Maar vooraleer verder in te gaan op deze beide kenmerken in het sacrament van het huwelijk moeten we eerst even te rade gaan in de H. Schrift. Want daaruit blijkt hoe het huwelijk tussen man en vrouw zo gewild is door God.

Toen God Adam schiep wilde Hij niet dat hij alleen zou blijven. Daarom schiep Hij Eva als zijn gezellin.Het eerste mensenpaar hoorde bij elkaar en waren voor elkaar geschapen. Beiden vormden een door God gewilde en goedgekeurde band van onderlinge eenheid.

Zo lezen we in Genesis 2,18 en 23-24: Het is niet goed dat de mens [Adam] alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past. […] God vormde uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen een vrouw, en bracht haar bij de mens. Toen sprak de mens [Adam]: ‘Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees!’ […] Zo komt het dat een man zijn vader en moeder verlaat en zich aan zijn vrouw hecht, dat zij volkomen één worden.
Het huwelijk is dus de natuurlijke band tussen man en vrouw. Sterker nog het is de door God gewilde band die man en vrouw met elkaar verbindt en gericht is op een levensgemeenschap in liefde

huwelijk (11) LR

Een zichtbaar teken.

Het huwelijk toont en bezegelt de liefde tussen een man en een vrouw. Het is de uitdrukking van de innige band, de onderlinge eenwording, tussen die man en die vrouw.

Maar het huwelijk als sacrament blijft niet in zichzelf opgesloten. Het zou geen sacrament zijn indien het geen teken zou zijn van een dieperliggende onzichtbare werkelijkheid. Wat wordt er dan door de huwelijksband zichtbaar gemaakt? Heel eenvoudig: de huwelijksliefde van man en vrouw zijn een teken van de liefde tussen God en zijn volk.

Ook de innige band tussen God en zijn volk wordt vaak ter sprake gebracht in de H. Schrift. Deze liefdesband wordt dan uitgdrukt in beelden en termen die ontleend zijn aan de wereld van het huwelijk.

In het Oude Testament vergelijken de profeten de geloofstrouw van het volk aan de éne God met de huwelijkstrouw tussen één man en één vrouw. Bij Jesaja lezen we: Zoals een jongeman een meisje huwt, zo zal Hij, die u opbouwt, u huwen. En zoals een bruidegom blij is met zijn bruid, zo zal God zich verblijden om u. (Jesaja 62,5)
Geloofsontrouw en afvalligheid worden dan weer omschreven als huwelijksontrouw en polygamie. Zoals een vrouw ontrouw wordt aan een minnaar, zo zijt gij, Israël, Mij ontrouw geworden. (Jeremia 3,20)

huwelijk (13) LR

In het Nieuwe Testament wordt de huwelijksliefde dan weer vergeleken met de liefde tussen Christus en de Kerk.
Zo schrijft Paulus: Mannen, hebt uw vrouw lief, zoals Christus de Kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd om haar te heiligen. […] Hij heeft de Kerk tot zich gevoerd als heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet. […] Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op (de liefde van) Christus en de Kerk. (Efeziërsbrief 5,25 en 32)

Voor de Kerk is het huwelijk tussen man en vrouw de weerspiegeling van de liefde van God. In de liefde tussen gehuwden herkennen we de liefde van God voor ons allen. Meer nog: de gehuwden maken de liefde van God concreet, zichtbaar en tastbaar,in deze wereld.

huwelijk (12) LR

Bemiddeling van Gods genade.

Het huwelijk tussen man en vrouw wordt gesloten door een wederzijds Ja-woord van beiden

In dit Ja-woord ligt de totale inzet van hun persoon verdisconteerd. Zij beloven daarmee elkaar hun liefde te schenken, elkaar bij te staan, in goede en kwade dagen.
Maar het sacramenteel karakter van het huwelijk geeft ook aan dat de gehuwden er niet alleen voor staan. Het sacrament schenkt aan hun wederzijds engagement een toegevoegde waarde

huwelijk (07) LR

Het geeft aan de gehuwden de kracht en de moed elkaar lief te hebben en elkaar te vergeven, om elkaar te dragen en te verdragen, om elkaar voor struikelen te behoeden en standbvastig te blijven in de huwelijkstrouw.

Het schenkt hen de vreugde en bereidwilligheid om kinderen te aanvaarden en op te voeden.

Kortom: in het sacrament ontvangen ze de genade van dezelfde liefde en trouw waarmee God zijn volk liefheeft en Christus zijn Kerk. Man en vrouw ontvangen Gods liefde om elkaar te beminnen.

huwelijk (03)

Bestemd om vruchtbaar te zijn.

Toen God de mens had geschapen en hem voorzien had van een gezellin zegende Hij hen en gaf hun een opdracht mee: Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar. (Genesis 1,28)

Een christelijk huwelijk is nooit op zichzelf besloten en blijft nooit beperkt tot de beide partners. Binnen een christelijk huwelijk is de liefde van man en vrouw bestemd om vruchtbaar te zijn. Het huwelijk staat open voor de komst van nieuw leven door kinderen te ontvangen als een gave van God.
Het is juist door hun wederzijdse gave aan elkaar en in het ontvangen van nieuw leven uit zijn hand, dat gelovige gehuwden Gods liefde niet alleen weerspiegelen maar ook concreet gestalte geven.
Deze vruchtbaarheid van de liefde beperkt zich niet alleen tot het krijgen van kinderen. Zij komt ook tot uiting in het beoefenen van de naastenliefde en door het stellen van concrete daden van liefde in dienst van de schepping.

huwelijk (08) LR

Een huiskerk

 Een christelijk huwelijk behoort tenslotte ook een huiskerk te zijn, een leerschoolin het katholieke geloof en een oefenchool in evangelisch leven. In de schoot van het gezin ontvangt men de beginselen van het geloof, leert men de eerste stappen in het gebed, en mag men ervaren én leren wat liefde en vergeving is, goedheid en rechtvaardigheid, geloof en trouw.

Het huwelijk geeft dus niet enkel in fysische zin het leven door. Ook het christelijk en kerkelijk leven wordt er voorgeleefd en doorgegeven.

Een christelijk huwelijk behoudt dus een openheid op God. Christus zelf mag deel uitmaken van het gezin als een welkome gast en een vertrouwde vriend. Op deze manier deelt het christelijk gezin in de brede roeping van de Kerk om Christus zichtbaar te maken in deze wereld en zijn zending verder te zetten.

huwelijk (10) LR

Een video over het sacrament van het huwelijk.

Het huwelijk: on(ver)breekbaar?

Inleiding?

Twee opeenvolgende jaren hield de katholieke kerk een bisschoppensynode over het gezin (oktober 2014 en oktober 2015). Om allerlei redenen hebben de media ruime aandacht besteed aan deze synodes. Specifieke vraagstukken die de hedendaagse cultuur en samenleving kenmerken stonden sterk in de belangstelling. Zo keek men bv. uit naar wat de synode zou zeggen over de kerkelijk gehuwden die uit de echt gescheiden waren en een nieuwe burgerlijke relatie hadden aangegaan en over de mogelijkheid voor hen om al dan niet de H. Communie te mogen ontvangen.

Op de achtergrond van al deze discussies speelt de katholieke visie op het sacrament van het huwelijk, meer in het bijzonder over de onverbreekbaarheid van het huwelijk. In deze catechese willen we een bijdrage leveren tot een betere kennis en een dieper begrip van dit aspect van de kerkelijke leer over het huwelijk

6 octobre 2014 : Discours du pape François lors du synode sur la famille. Vatican, Rome, Italie. October 06, 2014: Pope Francis delivers his speech during the Synod on the Families, to cardinals and bishops gathering in the Synod Aula, at the Vatican, Rome, Italy.

Een eeuwige wet van de Schepper.

Wanneer Jezus door de Farizeeën ondervraagd wordt over de mogelijkheid dat een man zijn vrouw verstoot, antwoordt Hij als volgt:

Hebt gij niet gelezen dat de Schepper in het begin hen als man en vrouw gemaakt heeft en gezegd heeft: daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten om zich te binden aan zijn vrouw en deze twee zullen worden één vlees? Zij zijn dus niet langer twee, één vlees als zij geworden zijn. Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden. (Matteus 19, 3-6).

Dit citaat toont niet alleen aan hoe de onverbreekbaarheid van het huwelijk verankerd ligt in een uitspraak van Jezus zelf, maar bovenal hoe het huwelijk (en de daaraan verbonden onverbreekbaarheid) teruggaat op de wil van de Schepper, op wat God ‘in het begin’ heeft vastgelegd.

Hispanic couple holding hands on beach
Het tweede scheppingsverhaal wijst ons op de bijzonder schepping van Eva (Genesis 2,18-25). Zij is niet geschapen uit aarde, of uit een andere werkelijkheid buiten Adam, maar uit Adam zelf. Is er een diepere eenheid en verbondenheid dan het hebben van dezelfde oorsprong? Been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees!, zal Adam Eva toeroepen. Uit de eenheid die Adam is, ontstaat een tweeheid. Een tweeheid die er op gericht is weer een onverbrekelijke eenheid te vormen: deze twee zullen worden één vlees (Genesis 24; Matteus 19,5). De H. Ambrosius (Vde eeuw) zal later zeggen: Wie zijn vrouw wegzendt snijdt zijn eigen vlees in twee (Brief 55,2).

De onverbreekbaarheid van het huwelijk is dus geen kwestie van kerkelijk wet en vloeit zelfs niet voort uit het feit dat het sacrament is.

Het huwelijk is van nature een onverbreekbare eenheid, overeenkomstig de wil en het werk van de Schepper. Zij vloeit voort uit de orde van de Schepping zelf.

adam_eva (110) LR schepping

De sacramentele betekenis.

In het huwelijk gaat het nooit om de menselijke liefde alleen. Het huwelijk is méér dan enkel twee mensen die elkaar liefhebben. Het is een sacrament en dat geeft het huwelijk een betekenis en een bedoeling (een missie, zo zei paus Francisus nog recent in zijn wekelijks audiëntie) die de loutere liefdesband tussen twee mensen ver overstijgt.

Omdat het huwelijk, binnen de christelijke visie op de schepping, van nature onverbreekbaar is, is het ook in staat het sacramentele beeld te zijn van een hogere geestelijke en religieuze werkelijkheid: de onverbrekelijke band tussen Christus en zijn Kerk.

Wanneer de apostel Paulus verwijst naar de hierboven geciteerde tekst uit Genesis (en deze twee zullen worden één vlees …), dan voegt hij er aan toe: Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de Kerk (Efeziërs 5,31-32). Hiermee geeft hij de diepere betekenis aan van het huwelijk, de hogere missie die aan het huwelijksleven mag worden toegeschreven. Door hun onderlinge liefde, hun diep eenheid en hun onverbreekbare eenheidsband zijn de gehuwden geroepen om het zichtbaar teken te worden (= sacrament of mysterie) van de onverbreekbare liefdesband tussen Christus en de Kerk, tussen God en zijn volk.
Zoals Christus zich geeft aan zijn kerk, zo geven de gehuwden zich aan elkaar. Zoals het ondenkbaar is dat Christus zich scheidt van de Kerk, zo is het onmogelijk de band tussen gehuwden te verbreken.

huwelijk (112) LR
Daarin ligt dan ook de missie van de gehuwden: om midden in deze wereld teken te zijn van de liefde waarmee Christus allen liefheeft. Deze liefde omvat trouw, geeft ruimte aan verzoening, vraagt offerbereidheid. De liefde van Christus wordt dus de norm voor de liefde onder gehuwden.

Nog zegt Paulus: Mannen, hebt uw vrouw lief zoals Christus de kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd (Efeziërs 5,25).

Nu we leven in een tijd en in een wereld waarin blijvende keuzes voor het leven en duurzame engagementen weinig waardering kennen. Nochtans verlangt elke mens dat zijn liefde voor altijd duren zou. Onze wereld heeft dus grote nood aan het christelijk getuigenis van een onverbreekbare liefdesband.

huwelijk (113) LR

Slotbeschouwing.

Dat de relatie van de katholieke kerk met de hedendaagse cultuur en tijdsgeest niet goed zit is over de laatste decennia heen duidelijk geworden. Velen roepen om een aanpassing van de kerkelijke morele leer, vooral op het vlak van de seksuele moraal: voorbehoedsmiddelen, homoseksualiteit, echtgescheidenen, abortus, euthanasie, stamceltherapie, medische praktijken rond embryo’s enz. De kerk evolueert niet mee, haar standpunten zijn conservatief, door haar opvattingen isoleert ze zich, haar principes en richtlijnen zijn al lang voorbij gehold door de praktijk…. De Kerk lijkt meer en meer op een kijvend oud wijf waar niemand nog naar luistert en door niemand nog au sérieux   wordt genomen. Wordt het dus niet stilaan dringend tijd dat de Kerk zich bij de tijd stelt? Dat zou haar geloofwaardigheid ten goede komen en haar weer meer aanvaardbaar maken binnen onze samenleving.

christus (102) LR beeld_Swiebodzin

Het christelijk geloof echter (en de morele principes die eruit voortvloeien) is geen geheel aan overtuigingen die opborrelen uit het leven. Wat de Kerk voorhoudt aan levensregels is geen weerspiegeling van de publiek opinie of van de gebruiken van een bepaalde cultuur in een bepaalde tijd. Waar ze dat in de loop van de geschiedenis toch gedaan heeft, heeft ze zich zwaar gecompromitteerd. Nee, de Kerk behoedt een geloofsschat die haar is geopenbaard en doorheen de traditie is overgeleverd. De geboden die zij dient na te volgen zijn haar ‘van boven af’ en ‘van buiten af’ gegeven. Naarmate de samenleving een nog meer seculier karakter zal aannemen, zal de profetische taak van de Kerk alleen maar sterker worden.

De Kerk moet geen meeloper zijn met de seculiere mentaliteit, maar een tegen van tegenspraak.

tien_geboden (107) LR

Het celibaat: 8 cliché’s doorprikt

Cliché 1: het celibaat gaat niet op Jezus terug.

“…. want Hij heeft het zelf niet onderhouden”, zo voegt men er dan soms aan toe met een knipoog naar Maria Magdalena. En zo zegt men eigenlijk twee dingen tegelijk: Jezus heeft het celibaat nooit gepromoot en Jezus heeft het celibaat zelf nooit beleefd.

Wie dit (dubbel)cliché de wereld instuurt kent uiteraard zijn Bijbel niet. Jezus heeft het celibaat, als uiting en weg van volledige toewijding aan God, wel degelijk aangeprezen. Bekijken we maar even deze passage uit het evangelie van Matteüs: “Er zijn onhuwbaren die zo uit de moederschoot zijn gekomen; en er zijn onhuwbaren die door de mensen zo gemaakt zijn; maar ook zijn er onhuwbaren die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille van het Rijk der hemelen. Wij bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het!” (Mt 19,12).

celibaat 09
Ongehuwd door het leven gaan, d.w.z. door het celibaat, is wel degelijk een zinvolle optie naast het leven als gehuwde.

Verder is in de H Schrift geen enkel aanwijzing te vinden dat Jezus gehuwd zou zijn geweest. Naar andere vormen van ‘relaties’ moeten we zelfs niet zoeken want die zouden als ongeoorloofd zijn bestempeld. Het celibaat aanbevelen zonder het zelf te beleven en er eventueel verborgen relaties op na te houden, dat zou een open kans zijn geweest voor tegenstanders van Jezus om een beschadegingsoperatie op het getouw te zetten.

En Maria Magdalena dan? Ook voor een mogelijk liaison tussen Jezus en Maria Magdalena is geen enkel bewijs uit de Schrift aan te voeren. En wie meent daar nog mee op de proppen te moeten komen, die schenkt meer geloofwaardigheid aan middeleeuwse legendes en fictieromans, zoals de Da Vinci-code van Dan Brown, dan aan de H. Schrift zelf.

celibaat 10

Cliché 2: voor het celibaat vindt men geen grond in de H. schrift .

In de lijn van het vorige cliché zegt voert men soms ook wel eens aan dat de H. Schrift nergens het celibaat aanbeveelt. Vaak verwijst men dan naar de apostel Petrus, want van hem zeggen de evangelisten Matteüs en Marcus dat hij een schoonmoeder had en dat impliceert dat hij gehuwd was (Mt 8,14; Mc 1,30). Als de apostelen en de volgelingen al gehuwd waren, waarom zouden hun opvolgers, de bisschoppen (en bij uitbreiding ook de priesters) dan in celibaat moeten leven?
Petrus had inderdaad een schoonmoeder. Maar daaruit afleiden dat hij ook gehuwd was toen hij als leerling Jezus navolgde, is een stap te ver. Het is immers mogelijk dat hij toen weduwnaar was. Over een mogelijke echtgenote toen Petrus apostel was, horen we in de Schrift niets. We moeten de H. Schrift niet méér laten zeggen dan ze zegt.
Hetzelfde geldt voor de overige apostelen: dat zij getrouwd zouden geweest zijn valt nergens te lezen.

paulus_LR (01)
Paulus dan getuigt ervan dat het leven als celibatair in de vroeger Kerk reeds een legitieme levenskeuze was. Blijkbaar waren er onder de christenen van Korinte reeds christenen die ervoor kozen om niet te huwen omwille van de nabije komst van Gods rijk. “Wie niet getrouwd is, heeft zorg voor de zaak van de Heer, hoe hij de Heer kan behagen. Maar de getrouwde heeft zorg voor aardse zaken en wil zijn vrouw behagen en zijn aandacht is verdeeld”. (1 Kor 7,32-33)

In deze woorden van Paulus vinden we dus alvast een postieve waardering voor het celibaat, tenminste wanneer dit celibaat gekozen wordt vanuit de juiste motivatie: een profetisch teken zijn van het Rijk der hemelen en de onverdeelde toewijding aan de Heer.

Cliché 3: het celibaat is een uitvinding van de middeleeuwse Kerk.

De hierboven aangehaalde passages uit de H. Schrift tonen reeds aan dat de celibataire levenskeuze van meet af aangeprezen werd, en niet pas vanaf de middeleeuwen. Het is een legitieme optie naast het leven als gehuwde. Ook in de eerste eeuwen van onze kerkgeschiedenis was dat zo. Het is weliswaar juist als men zegt dat er voor priesters in de eerste eeuwen geen algemene celibaatsplicht gold. Maar het is evenzeer waar dat het celibaat voor priesters in die periode aan belang wint. Niet vanuit een opgelegde wet of plicht, maar als een evolutie vanuit een grote waardering van het celibaat.
Daarnaast zien we het celibaat ook opgang maken binnen het ascetische leven (bij mannen en vrouwen die zich op deze manier toewijdden aan Christus) en vanaf de vierde eeuw ook in het monastieke leven.

celibaat 03
Het celibaat is dus zeker geen middeleeuwse ‘uitvinding’ te noemen. Het heeft heel oude wortels. Wanneer in de middeleeuwen de Kerk ook het celibaat verplicht maakt voor alle priesters dan deed ze omwille van de waarde van het celibaat en ook om morele wantoestanden uit de wereld te helpen.

Vaak hoor je wel eens dat het de Kerk om geld te doen was: omdat gehuwde priesters niet enkel een vrouw hadden, maar ook kinderen, deed zich het verschijnsel voor dat kerkelijk eigendommen overgingen in handen van kinderen van priesters. Betwistingen om eigendommen deden zich inderdaad voor en een duidelijke regeling was dringend nodig. Het was trouwens niet noodzakelijk de Kerk die op geldgewin uit was. Ook leken wilden zich vanuit geldgewin bepaalde rijkdommen toe-eigenen en daardoor een hele kerkgemeenschap onrecht aandeden.

Cliché 4: het celibaat is de oorzaak van de seksuele schandalen binnen de Kerk.

Als je priesters niet toelaat om de huwen dan vraag je om moeilijkheden, zo zegt men dan. Ook zij zijn mensen met gevoelens, driften, impulsen. Als je die geen uitweg beidt, dan wreekt zich dat op een of andere manier.

De band tussen het celibaat en de seksuele schandalen is niet bewezen. Als pedofilie veroorzaakt wordt door het celibaat hoe komt het dan dat in de grote pedofilie-schandalen in België en in andere landen allemaal gehuwde mannen betrokken waren? Als ongehuwd leven de oorzaak is van perverse daden, hoe komt het dan dat incest een niet gering probleem is binnen gezinnen? Als het celibaat aanleiding geeft tot al dan niet permanente vormen van homofilie,waarom wijst men dan niet met de vingere naar het leger, de scheepvaart, het gevangeniswezen en andere leefomstandigheden die mannen er toe dwingen voor lange tijd in onthouding te moeten leven?
Het is dus onzin om te stellen dat de keuze voor een celibataire levenswijze perversiteiten op seksueel vlak zou veroorzaken of uitlokken. De oorzaken van die perversiteiten liggen elders, aangezien ze ook voorkomen bij gehuwde mannen.

Zelfs al zou men het celbaat voor seculiere priesters afschaffen, dan nog blijft het bestaan voor kloosterlingen. In de celibaatsbeleving komt het er dus op aan om steeds oog te blijven hebben voor de trouw aan de levenskeuze, zoals dat trouwens ook voor gehuwden het geval dient te zijn.

Cliché 5: het celibaat is niet nodig voor de toewijding van de priester.

In de lijn van wat Paulus zegt (zie cliché 2) heeft de Kerk altijd beargumenteerd dat het celibaat een uiting is van algehele toewijding. Door het celibaat ontstaat een grotere beschikbaarheid van de priester voor de dienst aan Christus en zijn Kerk. Wie gehuwd is heeft ook verantwoordelijkheden en wordt vaak heen en weer geschud voor tegenstrijdige belangen oproepen. Hij ziet zijn tijd en geest verdeeld door de zorg voor vrouw en kinderen enerzijds en zijn algehele toewijding aan zijn ambtstaak anderzijds.

Zij die het celibaat bestrijden betwijfelen dit. Men verwijst dan naar de vele mannen (en vrouwen) die een belangrijke carrière kunnen combineren met hun gezin.

Denken we maar aan politici, leidinggevende functies in bedrijven, vrije beroepen zoals artsen en advocaten, zelfstandigen die een zaak moeten runnen enz. Priester zijn en gehuwd zijn moet dus ook een haalbare combinatie zijn.

celibaat 01
Niets is minder waar. In zulke situaties zijn de overige leden van het gezin vaak de dupe van de carrière van papa en/of mama. Huismoeders die de last van het gezin, het huishouden en de opvoeding alleen moeten dragen.
En de kinderen van deze carrière-ouders en drukke zelfstandigen,  de kinderen met een half-time-papa (of mama), de sleutelkinderen, wat zouden zij hierop te zeggen hebben?
Priester-zijn is geen nine-to-five-job. Zij vraagt een totale beschikbaarheid en exclusieve toewijding. Dat is een roeping die niet gedeeld kan worden.
celibaat 02

Cliché 6: ook de priester heeft recht op een affectief leven.

Celibatair leven associeert men nogal vaak met vereenzaming en dorheid. Beide gaan inderdaad wel eens samen. Ook de vlucht in alcohol wordt dan in één adem mee vernoemd.
Maar is het celibaat daarvan de oorzaak? Is er soms geen vereenzaming bij echtparen en gezinnen? Is er soms geen affectieve schraalheid onder gehuwden? Vluchten gehuwden dan niet in alcohol om hun problemen te vergeten?

Ook priesters moeten hun affectief leven verzorgen. Maar dat hoeft niet noodzakelijk in een relatie met een vrouw te zijn. Hun eerste toevlucht behoort Christus te zijn aan wie ze zich hebben toegewijd. Christus is toch immers het voorwerp van de liefde van de priester zowel als van de kloosterling. Aan Hem schenken zij ál hun liefde. Zo betekent het celibaat niet ‘minder liefde’ maar is het juist de uiting van de volheid van de ‘totale liefde’.

celibaat 04

Daarnaast kunnen er vriendschappen gecultiveerd worden die een steun en toeverlaat zijn voor de priester en bij wie hij zijn ‘gemoed’ eens kan luchten. Collega’s priester kunnen bijstand bieden in geestelijke nood. En ook parochianen dragen een verantwoordelijkheid in het comfortgehalte van hun priester: een hartelijk woord en een bemoeding doen wonderen, blijken van waardering, daadwerkelijke medewerking enz. Tegenwerking, partijzucht en achterklap daarentegen verzuren het leven van de priester. Niet zozeer het celibaat!

Een celibataire priester hoeft niet noodzakelijkerwijs alleen te staan. Er zijn vele mogelijkheden op relationeel vlak die de priester in zijn persoonlijk leven tot steun kunnen zijn.
In de naweeën van het Tweede Vaticaans concilie hebben vele priesters het ambt verlaten omwille van het celibaat. Zij zijn gehuwd en velen onder hen zijn intussen …. alweer gescheiden. Niet alle getrouwde priesters hebben in hun huwelijk hun geluk gevonden.
Het zou naïef zijn om te stellen dat het huwelijksleven per definitie gelukkig maakt en het celibaat per definitie ongelukkig. Wie om zich heen kijkt zit toch genoeg. En wie eerlijk is ziet ook de vele priesters die gelukkig zijn in hun levenskeuze.
Als echtgenoten het moeilijk hebben in hun relatie, is dat dan de schuld van ‘het’ huwelijk als levenskeuze? Moet daarom het huwelijk afgeschaft worden? Natuurlijk niet. Maar dan dient men dezelfde redenering te volgen voor het celibaat: het is niet omdat sommige priesters ongelukkig zijn in hun celibataire levenswijze dat die daarom de schuld is van ‘het’ celibaat.
Het is niet de levenswijze of levensstaat die ongelukkig maakt, maar wel de wijze waarop men ze realiseert.

celibaat 08

Cliché 7: de afschaffing van het celibaat zal een oplossing zijn van het  priestertekort.

Schaf het celibaat af en sta toe dat gehuwde mannen (en vrouwen) priester gewijd worden en het tekort aan priesters zal opgelost zijn!

De feiten tonen aan dat dit niet zo is. Nu reeds bestaat de mogelijkheid dat gehuwde mannen diaken gewijd worden. Nochthans staan zij  niet te drummen om diaken gewijd te worden.
Andere kerkgemeenschappen zoals de Anglicaanse kerk of de protestantse kerken kennen gehuwde bedienaren en dominees. Nochthans kampen ook zij met een roepingenprobleem. Ook zij kennen een tekort aan bedienaren.

Ja maar, zal men opwerpen, en de orthodoxe kerk dan? Of de katholieke kerken met Byzantijnse ritus? Daar mogen de priesters toch wél trouwen? Ook dit is een ongenuanceerde uitspraak en zlefs een misvatting.

Ongehuwde priesters mogen daar niet trouwen en dienen ook daar celibatair te leven. Wel is het zo dat gehuwde mannen priester kunnen worden. En deze twee dingen zijn niet hetzelfde. Wie als seminarist wil huwen moet dit doe vóór de priesterwijding.

Bovendien zijn bisschoppen per definitie altijd ongehuwd. Vandaar dat ze meestal uit de rangen van d emonniken gerecruteerd worden. Dat geeft weer dat ook bij orthodoxen de volheid van het priesterschap verbonden wordt aan een celibatair leven.

Het roepingen- en priestertekort heeft dus niet het celibaat als oorzaak. Moet die niet eerder gezocht worden in de moeilijkheid voor jonge mensen om zich geheel en exclusief te wijden aan een hoger doel? Het priesterschap is geen gemakkelijke levenswijze, niet omwille van het celibaat, maar omwille van de algehele toewijding die het veronderstelt. Is het niet dit grote en verregaande engagement dat jonge mensen afschrikt: alles opgeven omwille van Jezus en zijn Rijk?

celibaat 07

Cliché 8: het celibaat is een louter kerkelijke wet en kan dus ook afgeschaft worden.

Door het celibaat enkel voor te stellen als een wet en een van hogerhand opgelegde plicht doet men onrecht aan het celibaat. Het celibaat is niet in de eerste plaats een dwang en plicht, maar een (teken)waarde.

Die waarde ligt in de betekenis van het priesterschap als deelname aan het priesterschap van Christus. De Heer Jezus is voor de priester  een voorbeeld om na te volgen en een ideaal voor zijn eigen leven. Christus heeft zelf zijn hele leven lang het celibaat beleefd (zie cliché 1) als een uiting van zijn totale toewijding aan de dienst van God en de mensen.

Die waarde ligt in de betekenis van het priesterschap als deelname aan het priesterschap van Christus. De Heer Jezus is voor de priester  een voorbeeld om na te volgen en een ideaal voor zijn eigen leven. Christus heeft zelf zijn hele leven lang het celibaat beleefd (zie cliché 1) als een uiting van zijn totale toewijding aan de dienst van God en de mensen.

Deze vrijheid, liefde en overgave karakateriseren het dienstwerk van de priester, niet het wetsgehalte of het plichtskarakter ervan. Zij bepalen de kwaliteit en de kwantitiet van zijn beschikbaarheid.

celibaat 11

Het is ook dat wat hij reeds vóór zijn priesterwijding, namelijk bij de wijding tot diaken, plechtig heeft beloofd in antwoord op deze vraag van de bisschop: “Zijt gij bereid – ten overstaan van de Heer en de Kerk – het celibaat omwille van het Rijk der hemelen te onderhouden in blijvende dienstbaarheid aan God en de mensen als teken van uw toewijding aan Christus de Heer?”

Zoals het huwelijk de exclusieve keuze inhoudt voor één vrouw (en waarbij men alle andere vrouwen per definitie uitsluit) is het celibaat de uiting van een exclusieve liefde voor Christus.

De radicaliteit van deze keuze, die tot uiting komt in de verzaking aan het huwelijk, vertaalt zich in de absoluutheid en de totaliteit van de liefde.

celibaat 05

Omdat hij dagelijks sterft aan zichzelf en omwille van Christus en zijn rijk afstand doet van de legitieme liefde voor een vrouw en voor kinderen, verwerft hij zich de glorie van een zeer rijk en vruchtbaar leven in Christus; juist zoals Christus, en in eenheid met Hem, bemint hij alle kinderen Gods en stelt zich voor hen beschikbaar.
Paulus VI, Encycliek Sacerdotalis caelibatus

pp_paulus_vi_LR (04)

Het ambt van bisschop in de katholieke Kerk

Op 8 oktober benoemde paus Benedictus Mr. Johan Bonny tot de 22ste bisschop van Antwerpen. Niet lang voordien waren tientallen bisschoppen van over de hele wereld verzameld in Rome voor een synode. Dat leek ons voldoende reden om de catechese van deze maand te wijden aan de betekenis van het bisschopsambt in de Kerk.

Hoe het begon …

Tijdens zijn leven heeft Jezus twaalf apostelen aangesteld om met Hem te zijn en om het evangelie te verkondigen aan heel de wereld. “Gaat en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.” (Matteüs 28,19).

Na de verrijzenis van de Heer, zijn de apostelen bijeen in Jeruzalem op het Pinksterfeest (Hand.2,1-13). Daar werden de apostelen bezield door de heilige Geest en begonnen ze vurig het evangelie te verkondigen dat Christus verrezen is. Als gevolg van hun ijver en vurig geloof werden sommige toehoorders ook volgelingen van Jezus.

Na Pinksteren breidde de jonge Kerk zich uit door de prediking van de apostelen. De jonge christelijke gemeenschappen ontstonden door de prediking van de apostelen en hun medewerkers. Aan het hoofd van gemeenschap stond aanvankelijk een apostel. Zo is bekend dat de apostel Jakobus leider was van de Kerk in Jeruzalem, Petrus van de Kerk in Rome, Thomas van de Kerk in India, enz.

pinksteren_01

Van apostel naar bisschop.

De ijver om het geloof te verkondigen was echter zó groot dat de apostelen niet aan één plaatselijke gemeenschap verbonden konden blijven. Ze moesten immers het evangelie verkondigen “aan alle volkeren” (Matteüs 28,19).

Daarom kozen de apostelen zorgvuldig één van hun naaste medewerkers tot leider van een plaatselijke gemeenschap. Zo is bekend dat Paulus zijn volgeling Timoteüs aanstelde als zijn opvolger in het apostelambt voor de kerk in Efeze. Timoteüs kreeg de handen opgelegd en werd zo leider van de Kerk in Efeze. Deze handoplegging is een wijding en werd door een apostel en de oudsten in het geloof voltrokken (1 Timoteüs 4,14).

Door een opvolger aan te stellen waren de apostelen zeker dat de zending die hun door Jezus was toevertrouwd niet verloren zou gaan met hun dood. Paus Clemens, de vierde opvolger van de apostel Petrus, schreef aan de Korintiërs in het jaar 95 (na Chr.): “De apostelen stelden dus zulke mannen aan, en gaven verder als voorschrift, dat na hun dood andere uitgelezen mannen hun ambt zouden overnemen.” (Kor. 44,2).

diaken (01)
Deze opvolgers (episkopoi, opzichters of bisschoppen) kregen de grote verantwoordelijkheid om de schat van het evangelie zorgvuldig te bewaren en door te geven.

Wij zouden misschien geneigd zijn te denken dat de opvolgers van de apostelen (= de bisschoppen) een nieuwe koers wilden varen of het anders wilden doen dan hun voorgangers. Maar dat is niet zo. De slogan: “nieuwe bazen, nieuwe wetten” is hier niet van toepassing. Het is juist de bedoeling en de taak van de bisschoppen om de boodschap van Christus, die aan de apostelen was gegeven, door prediking, getuigenis, instellingen, eredienst en heilige Schrift ongeschonden door te geven. Dankzij de bisschoppen wordt tot op onze dagen dezelfde boodschap doorgegeven die aan de apostelen was toevertrouwd door Christus. 

De handoplegging, die ook nu gebeurt door bisschoppen bij een bisschopswijding, verzekert ononderbroken lijn van de geschiedenis, die teruggaat op de apostelen. Deze onafgebroken lijn heet in de Kerk: de Apostolische Overlevering of Apostolische successie.

Wat de eerste opvolgers van de apostelen hebben ontvangen hebben zij trouw doorgegeven aan hun opvolgers (de bisschoppen). Deze hebben het op hun beurt weer trouw doorgegeven en zo doen zij het nog tot op vandaag.

Er is een boeiende website waarin de hele apostolische successie van elke bisschop staat uitgewerkt: www.catholic-hierarchy.org

bisschopswijding (01)

De bisschop van Rome: een garantie voor de eenheid van de Kerk.

In onze geloofsbelijdenis staat: “Ik geloof in de éne, heilige, katholieke en apostolische Kerk.”

De eenheid van de Kerk werd in het begin gegarandeerd door Jezus met de aanstelling van de apostel Petrus aan het hoofd stond van de apostelen: “Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Gelukkig ben jij, Simon Barjona (…). Ik zeg je: Jij bent Petrus en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen”. (Matteüs 16,18).

Net zoals toen is ook vandaag de bisschop van Rome (thans Benedictus XVI), als opvolger van Petrus, het zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid van de gehele wereldkerk.

petrus_LR (02)
De bisschop van Rome staat daarom aan het hoofd van het bisschoppencollege van over de gehele wereld en is hij zo herder van heel de katholieke Kerk.

Bisschop ben je nooit alleen. Een bisschop ben je dus nooit op je eentje. Een bisschop heeft collega’s in het bisschopsambt. Daarom zal hij zijn ambt uitoefenen in gemeenschap met het college van bisschoppen en in gemeenschap met de bisschop van Rome, omwille van de eenheid.

Een van de belangrijke instrumenten om dit in praktijk te brengen is de bisschoppensynode die regelmatig te Rome wordt bijeengeroepen. Op deze hoge kerkvergadering worden dan telkens besprekingen gehouden rond een belangrijk thema voor het leven van de Kerk.

bisschoppensynode (02)

De bisschop en zijn medewerkers.

Naast zijn collega’s in het bisschopsambt heeft de bisschop ook vele en trouwe medewerkers die hem bijstaan in de uitoefening van zijn ambt.

Oorspronkelijk was de bisschop de enige die predikte, die de eucharistie vierde en die de zorg op zich nam voor de hem toevertrouwde Kerk. Van heel vroeg reeds (de eerste voorbeelden daarvan vinden we reeds terug in het Nieuwe Testament) worden diakens aangesteld om de bisschoppen in het dienstwerk bij te staan. Zij droegen zorg voor de armen, wezen en weduwen in de gemeenschap zodat de apostelen (en later de bisschoppen) zich konden vrijmaken voor verkondiging van de Blijde Boodschap.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
Nadien – reeds in de 4de eeuw wanneer de Kerk steeds verder groeit – zien we dat ook priesters aangesteld worden om de bisschop te ondersteunen. Zij deelden in de opdracht om te verkondigen en te onderrichten en stonden de bisschop bij in de eredienst.
Zo zijn de priesters en diakens de naaste medewerkers van de bisschop. Hun functies oefenen zij dus ook uit in opdracht van en in verbondenheid met hun bisschop. Maar naast de priesters en de diakens zijn ook alle gelovigen geroepen om hun bisschop te steunen en hem te helpen in zijn herderlijke taak als opvolger van de apostelen.
priester (03)

De taken van een bisschop.

Taak om te onderrichten.

De eerste taak van een bisschop is de opdracht om het geloof te verkondigen en verspreiden. Net zoals de apostelen dat hebben gedaan in opdracht van Jezus. Zij zijn als het ware “herauten van het geloof, die nieuwe leerlingen tot Christus brengen omdat zij de authentieke leraren zijn in het apostolische geloof.” (Lumen Gentium, 25). Zij verkondigen het evangelie om mensen tot het geloof in Christus te brengen.

Maar tot deze taak behoort ook de opdracht van de bisschop om als leraar de reeds gedoopten verder in hun geloof te steunen, te bemoedigen, te verdiepen en te vormen.

bisschop (02)

Taak om te heiligen

De bisschop is degene die zijn kerkgemeenschap voorgaat in de eredienst. Hij draagt de eucharistie zelf op en zorgt ervoor dat ze door de priesters, zijn medewerkers, ook opgedragen wordt. De eucharistie is immers het brandpunt voor het leven in de Kerk. 

De bisschop behoort een voorbeeld van christelijk leven te zijn voor zijn priesters en de gelovigen. Door het dagelijks gebed van de bisschop, de priesters, de diakens en van vele gelovigen, door de verkondiging van het woord, door de bediening van de sacramenten wordt de Kerk elke dag meer en meer geheiligd.

pp_benedictus_LR (17)

Taak om te besturen

De bestuurstaak van de bisschop is erop gericht zijn bisdom tot een hechte gemeenschap op te bouwen door het geloof in de Heer Jezus. Als bisschop een bisdom leiden is een dienst aan de Kerk. Leiding geven door een bisdom te besturen gebeurt voor het welzijn van de kerkelijke gemeenschap. Vandaar dat het belangrijk is dat de bisschop moet kunnen rekenen op een grote loyauteit van zijn medewerkers, van zijn priesters, diakens en van alle gelovigen.

bisschop (03)

Hoe wordt men

bisschop…

Je wordt natuurlijk geen bisschop omdat je dat graag zou willen, of omdat je het ambt ambieert als in een soort carrièreplanning. Men wordt bisschop omdat men er door de Kerk voor geroepen wordt.

Verder is het het wijdingssacrament dat een priester tot bisschop maakt. Door dit sacrament wordt de zending die Christus aan zijn apostelen heeft toevertrouwd, in de Kerk blijvend voortgezet, tot aan het einde der tijden.

De eigenlijk wijding gebeurt door drie bisschoppen, consecratoren genoemd: één hoofdconsecrator en twee mede-consecratoren. Welke bisschop iemand tot bisschop mag wijden wordt aangewezen bij pauselijk mandaat. Het is de bisschoppen niet toegestaan om zonder pauselijke toestemming iemand tot bisschop te wijden. De wijding moet ook openbaar en publiek zijn.

bisschopswijding (02)

De kentekens van het bisschopsambt…

Bij zijn wijding ontvangt de bisschop een aantal tekens die bij zijn ambt horen. We noemen ze de pontificalia. We sommen ze even op:

de bisschopsring: elke bisschop draagt een ring. Het is een teken van de bisschoppelijke waardigheid en is het symbool van zijn trouw aan de hem toevertrouwde gemeenschap van gelovigen.

de kromstaf: een kromstaf is een teken voor de herderlijke zorg van de bisschop voor de gelovigen. De eerste vermelding van het gebruik van een kromstaf gaat terug tot in de 5de eeuw. In het westen eindigt een kromstaf in een krul, in het oosten in een T-vorm.

de mijter: dit hoofddeksel draagt de bisschop in alle liturgische plechtigheden en verwijst daarbij naar zijn bisschoppelijke waardigheid.

het borstkruis: de bisschop heeft ook een kruis dat met een ketting of een koord rond de hals wordt gedragen. Meestal is het kruis van edelmetaal en kan het met edelstenen belegd zijn of bevat het een relikwie van een heilige.

Sommige aartsbisschoppen ontvangen van de paus een bijkomend teken: het pallium. Het is een witte wollen band, voorzien van 6 zwarte kruisjes en wordt over de schouders gedrapeerd.

pontificalia_01

Het ambt van diaken in de katholieke Kerk

In deze catechese belichten we het anbt van diaken in de Katholieke Kerk. Voor een goed begrip van deze uiteenzetting kan het nuttihg zijn om ook twee andere catecheses even te bekijken: het sacrament van de wijding en het bisschopsambt in de Katholieke Kerk.

Diaken, de oorsprong.

Het diaconaat is een kerkelijk ambt, dat reeds in het Nieuw Testament ter sprake komt en op de apostelen teruggaat, nl. in het verhaal van de aanstelling van “de zeven” door de apostelen (Hnd 6,1-6).
Nadat Christus de zorg van de Kerk aan zijn Apostelen had toevertrouwd stellen deze op hun beurt een nieuw ambt in, waarin een deel van hun eigen zending van het apostelambt wordt toevertrouwd aan zeven helpers.
Een van hen was de H. Stefanus die later op aansturen van Saulus zou gestenigd worden (cf. Hand. 7,54-8,1).
De taak van de diakens bestond erin om een speciale zorg aan de dag te leggen voor de de armen en  de weduwen.
Hierdoor verkregen de apostelen zelf meer mogelijkheden om zich toe te leggen op hun hun prioritaire taak: het gebed en de bediening van het woord. (cfr. Hnd 6,4)

diaken 02
Na de aanstelling van “de zeven” in Jeruzalem zien we dit nieuwe ambt ook verschijnen in andere jonge gemeenschapen in de vroege Kerk; Zo vermeldt Paulus in het opschrift van zijn brief aan de Filippiërs “de diakens” apart naast “de episkopoi” (Fil.1,1). Maar maar het is vooral in de eerste brief aan Timotheüs (3,8-13) dat de diakens in alle klaarte naar voren komen als dragers van een eigen en geprofileerd kerkelijk ambt. Uit de eisen die hun worden gesteld, lijkt wel dat hun voornaamste taak toen gezien werd als een deelname aan de leiding van de lokale kerkgemeenschappen, met een speciale bevoegdheid voor de caritatieve zorg van de gemeenschap – want ze mogen niet “belust zijn op winstbejag” (v.8) – maar ook met een taak van verkondiging van het geloof (v. 13). Het feit dat zij “een proeftijd” (v. 10) moeten doormaken, laat ook vermoeden dat zij met een publieke act in hun ambt werden aangesteld.

Uit de brieven van Ignatius van Antiochië, gestorven ca. het jaar 110, vernemen we hoe in de zeer belangrijke kerk van Syrië op dat ogenblik de diakens behoren tot de drievoudige kerkelijke hiërarchie, onder de bisschoppen en de priesters. Het is deze ordening welke zich heeft doorgezet in de Kerk van Oost en West en die de Rooms-Katholieke Kerk uitdrukkelijk als een op de apostelen teruggaande en door God gewilde ordening beschouwt (“van goddelijke oorsprong”).

In zijn brief aan de christenen van Rome schrijft Paulus een aanbeveling voor “Phebe, onze zuster, die diakonos is van de kerk in Kenchreë” en die “voor velen, ook voor mij, een bijstand is geweest” (Rom 16,1-2).
Waarschijnlijk is de term diakonos ook hier niet louter in zijn algemene betekenis gebruikt, maar als titel van een kerkelijk ambt.
Dit betuigt dat de apostolische kerk ook vrouwelijke diakonoi kende. Wat we van het vrouwelijke diaconaat weten is dat ze wellicht geen liturgische functies hadden tijdens de eredienst.
Ze hielpen wel de vrouwen die gedoopt werden bij het aan- en uitkleden. Voor de dienst van het altaar werden de bisschoppen enkel door mannelijke diakens bijgestaan. Het vrouwelijke diaconaat is langzaamaan verdwenen. Niettemin kunnen we de talrijke zusterkloosters als waardige opvolgers beschouwen voor het vrouwelijke diaconaat. Vele kloosterzusters zijn actief in parochies. Ze nemen de tijd om zieken en armen te bezoeken, zich houden zich bezig met ouderen, met drugsverslaafden, met weduwen rondom zich te verzamelen om samen te bidden.
diaken 08

De vormen van het diakonaat.

In de Westerse Latijnse Kerk kent het diakenambt twee vormen:
De meest voorkomende is de diakenwijding met het oog op het priesterschap. Naar goede traditie in onze Rooms -Katholieke Kerk worden de priesterkandidaten na of tijdens hun studie van theologie tot diaken gewijd. Deze wijding is nodig om later tot het priesterschap over te gaan. Men spreekt dan van een transeunt diaken.
Deze kandidaten zijn in de regel ongehuwd en blijven dat ook na hun wijding. Want tijdens de wijdingsplechtigheid beloven ze het onderhouden van de drie Evangelische deugden: gehoorzaamheid     aan de bisschop en de Kerk; een leven als ongehuwde (celibatair); en het opnemen van een zekere sobere levensstijl (armoede).
De tweede vorm is die van het permanente diaconaat. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie werd deze vorm weer in herbruik genomen mits toestemming van de bisschoppenconferentie. In onze Belgische kerkprovincie is het toegelaten dat zowel ongehuwde als gehuwde mannen kunnen worden gewijd tot permanent diaken. Ongehuwde kandidaten beloven met hun wijding dat ze als celibatair door het leven zullen gaan, net zoals de priesterkandidaten. Gehuwde mannen kunnen echter ook tot diaken gewijd worden. Heel belangrijk is wel dat de echtgenote van de kandidaat haar man hierin wil steunen. Een wijding mag immers geen stoorzender worden om een goed huwelijk en gezinsleven te realiseren.

diaken 09

De taken van het diaconaat.

Het diaconaat is volgens de leer van de Kerk een sacrament. Het maakt samen met het bisschopsambt en met het priesterambt deel uit van “de hiërarchie” of het gewijde ambt, hetwelk wezenlijk tot de constitutie van de Kerk behoort.
In de Kerk worden de kandidaten tot het diaconaat gewijd non ad sacerdotium, sed ad ministerium (“niet voor het priesterschap maar voor de dienst”). Het is een oude formule, die oorspronkelijk wel bedoeld was als een afweer tegen aanspraken van diakens op priesterlijke taken, zoals die in de oude en middeleeuwse Kerk zijn voorgekomen, en die ook vandaag nog hier en daar de kop opsteken.
Deze vervaging van de diakenroeping speelde in de middeleeuwen een belangrijke rol die leidde tot het verval van het diaconaat. De Kerk wil duidelijk benadrukken dat het diaconaat niet gezien wordt als een stap naar het priesterschap, maar als een eigenstandig kerkelijk ambt, dat als doel heeft de op de hele Kerk rustende taak van dienstbaarheid ambtelijk gestalte te geven. En misschien mogen wij er ook in horen dat de diakens geroepen zijn om, zelf behorende tot de gewijde ambtsdragers, heel speciaal de diaconale roeping van alle gewijde ambtsdragers te belichamen en te vrijwaren.

diaken 04
De taken van de diaken zijn de volgende: de “diaconie van de liturgie, het woord en de caritas,” dat alles ten dienst van en voor het Volk Gods, dat de Kerk is; alsook “in gemeenschap met de bisschop en zijn priesters”. Wat dan geïllustreerd wordt met een tiental concrete taken, waarvan de meeste in de liturgie thuishoren.
diaken 03
In de zonet geciteerde tekst van het Decreet over de Missieactiviteit is er, zoals gezegd, ook spraak van taken als catechist of leider van afgelegen gemeenschappen, maar ook van niet nader bepaalde sociale en caritatieve activiteiten. Het is dus zeker niet juist dat het Concilie de taken van de diaken zou beperkt hebben tot de liturgie.
diaken 05
De diaken is tijdens liturgische diensten te herkennen aan zijn stola die afhangt van de linkerschouder naar de rechter kant van zijn lichaam, of ook door de dalmatiek.

De dalmatiek is het eigenlijke gewaad van de diaken. Oorspronkelijk kwam dit kledingsstuk tot aan de knieën. Meestal is het korter dan de kazuivel van de priester.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Dienen is het wezen van het diakonaat.

Dienen is het kernbegrip voor de omschrijving van het diaconaat. Het is een specifiek Bijbels en oerchristelijk begrip, dat wezenlijk vele dimensies bestrijkt.

Allereerst is het een dienen van God of van de Heer Jezus, maar ook een dienen van de gelovige broeders en zusters, van de concrete medemens, en tenslotte ook een dienen van de gemeenschap, in vrije diensten of in ambtelijke en gewijde dienst.

God dienen verwijst in de Heilige Schrift allereerst naar de eredienst in de cultus en in het leven. Staande voor het aanschijn van God noemt de biddende mens zichzelf Gods “dienaar” of “dienares”.

diaken 07
Dienen is doen wat de Heer vraagt en dit sluit dan vaak ook een speciale zending in. Alle speciale gezondenen uit de heilsgeschiedenis – van Mozes en de profeten tot Jezus en zijn apostelen – worden Gods
“Dienaren” genoemd en het is ook in die hoedanigheid dat zij zijn vrienden worden genoemd.Gezien de band die Jezus heeft gelegd tussen de twee grote geboden, moeten “God dienen” en “de mensen dienen” ook nadrukkelijk bij elkaar worden gehouden. En zo moeten ook liturgie en diaconie wezenlijk met elkaar verbonden blijven, ook in het diakenambt.
diaken 06

Het Petrusambt in de katholieke Kerk

In deze catechese willen wij het hebben over het Petrusambt in de Kerk. Waarom is het er? Wat houdt het in? Jongerlootje geeft je de antwoorden!
Vooraf is het belangrijk om even in te zoomen op de figuur van Petrus.

Petrus = de rots van de Kerk.

Wanneer Jezus de visser Simon ontmoette keek Jezus hem aan en zei: “Gij zijt Simon, de zoon van Johannes; gij zult Kefas – dat betekent: Rots – genoemd worden” (Joh. 1,42).

Het was ongewoon dat Jezus zijn leerlingen een andere naam gaf. Bij de Apostel Simon deed de Heer Jezus dat wel: Hij noemde hem Kefas, een naam die vervolgens in het Grieks vertaald werd als Petros, in het Latijn ‘Petrus’.

En hij werd juist daarom vertaald, om duidelijk te maken dat het niet alleen om een naamsverandering ging, maar ook om een nieuwe functie te midden van de groep van de apostelen. Hij kreeg een bijzondere rol.

Deze taak was onder meer: de eerste te zijn onder de apostelen als hoofd, herder te zijn van d ekudde die hem is toevertrouwd (Joh. 21,15-17), een getuige te zijn van de verrijzenis.

petrusambt (103)
Petrus zal ook van Jezus de ‘sleutelmacht’ ontvangen. Dat lezen we in het evangelie van Matteüs: “Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn” (Mt. 16,18-19).
petrusambt (101)
petrusambt (100)
Dat Jezus zijn Kerk op de steenrots Petrus zou bouwen is natuurlijk in geestelijke zin bedoeld. Maar de geschiedenis heeft er voor gezorgd dat we dat ook heel letterlijk kunnen nemen. De Sint-Pietersbasiliek in Rome, namelijk, is opgetrokken boven het graf van de apostel Petrus. Zo is ook letterlijk uitgekomen dat de kerk op Petrus zou gebouwd worden.
Het citaat uit Matteüs wordt in meer dan mansgrote letters in de koepel van de basiliek weergegeven zodat we er nog eens goed aan herinnerd worden.

De paus en de bisschoppen.

Christus heeft zijn twaalf apostelen uitgekozen, hen tot een college of vaste groep gemaakt en Petrus aan hun hoofd gesteld.
Zoals nu de apostel Petrus en de andere apostelen één apostolisch college vormen door de instelling van de Heer, zo zijn op gelijke wijze de paus van Rome, de opvolger van Petrus, en de bisschoppen, de opvolgers van de apostelen, met elkaar verbonden.

Maar het was alleen Simon die de Heer tot de rots (petrus) van zijn Kerk maakte. Hij overhandigde aan Petrus de sleutels om te binden en te ontbinden; Christus stelde hem aan tot herder van heel de kudde.

Deze taak om te binden en te ontbinden, die aan Petrus en zijn opvolgers werd toevertrouwd, is ook gegeven aan het college van bisschoppen die met hun hoofd, de paus, verbonden zijn. De paus is daarom herder van heel de Kerk. Dat is de eigenlijke pastorale taak van de paus en deze is van fundamenteel belang voor de Kerk.

De paus is immers de rots in de branding van de Kerk. Hij vormt het blijvend en zichtbaar beginsel en het fundament voor de eenheid van de Kerk, zowel van de bisschoppen als voor alle gelovigen.

petrusambt (106)
De paus van Rome heeft immers krachtens zijn Petrusambt als plaatsvervanger van Christus en herder over de hele Kerk, de volledige, hoogste en universele macht, die hij altijd vrij kan uitoefenen.

Het college of corps van bisschoppen heeft echter geen gezag, als men het niet beschouwt als verenigd met de paus, de opvolger van Petrus, als zijn hoofd.

Als zodanig is dit college ook subject van de hoogste en volledige macht over de hele Kerk, een macht die echter niet zonder toestemming van de paus van Rome uitgeoefend kan worden.
Net zoals elke bisschop heeft de paus drie taken die hij over de heel de Katholieke Kerk uitoefent. We zetten ze even op een rijtje.

petrusambt (104)

De taak om te onderrichten.

De paus heeft allereerst tot taak om het geloof dat Christus aan d eapostelen gheeft overgemeverd op zijn beurt verder uit te dragen. Samen met de overige bisschoppen is hij de verkondiger van het evangelie en de heraut van het geloof.

Door de gelovigen te onderrichten in het authentieke geloof van de apostelen bewaakt hij de eenheid van de Kerk. De paus kan op vele manieren optreden als de ‘leraar’ in het geloof. Door toespraken en homilieën, door brieven en encyclieken.

Heel concreet geeft de paus elke woensdagvoormiddag een algemene audiëntie waarbij de gelovigen een catechetisch onderricht krijgen om te groeien in het katholieke geloof.

De paus heeft ook het gezag om definitieve uitspraken te doen over zaken die gaan over het geloof en zeden. Dit is de zogenaamde ‘onfeilbaarheid’. Het is een wel omkaderde uitspraak die eens en voorgoed vastligt inzake de inhoud van het geloof of het morele leven.

petrusambt (107)

De taak om te heiligen.

Door de heilige liturgie van de Kerk te vieren oefent de paus en de bisschoppen de heiligingstaak uit. De Paus en de bisschoppen zijn immers de hogepriesters die de beheerders zijn van Gods veelsoortige genade.

Net zoals elke bisschop heiligt de paus de Kerk door het vieren van de heilige Eucharistie, door zijn gebed en dienstwerk, door de verkondiging van het woord en door de bediening van de sacramenten.

Het is bovenal ook door zijn voorbeeld dat de paus de hem toevertrouwde kudde sticht en opbouwt. Door wat hij zegt en doet toont hij de gelovigen de weg naar he teeuwig leven

petrusambt (108)

De taak om te besturen.

Als plaastvervanger van Christus bestuurt de paus niet alleen zijn eigen bisdom Rome, maar tevens ook de gehele Kerk. Zijn gezag en zijn macht staat ten dienste van de opbouw van de kerkgemeenschap.

Heel concreet wordt de paus in he bestuur van de Kerk bijgestaan door een hele schare medewerkers, waaronder op de eerste plaats de kardinalen.

Bij het aantreden van Paus Benedictus XVI kreeg de Kerk geen regeerverklaring te horen, geen statement over wat hij allemaal zou willen doen… neen, heel eenvoudig zei de paus in zijn homilie: “Zoals Jezus wil ik een herder zijn, zoals Petrus een visser van mensen.”

Voor de volledige homilie klik hier.

petrusambt (109)
YONKERS, NY - APRIL 19:  Pope Benedict XVI greets the audience after arriving for a Young Catholics Youth Rally held at Saint Joseph's Seminary April 19, 2008 in Yonkers, New York. The pope will make a historic visit to the former site of the World Trade Center and celebrate Mass in Yankee Stadium before departing New York April 20.  (Photo by Chris McGrath/Getty Images)

Het jaar van de priester 2009-2010

Themajaar 2009-2010.

Momenteel bevindt de katholieke Kerk zich in het ‘Jaar van de Priester’. Paus Benedictus XVI heeft dit themajaar geopend op 19 juni 2009 en het eindigt op 11 juni 2010. We willen daarom met jullie eens stilstaan rond het priesterschap. De Paus riep bij de opening op om na te denken over het priesterschap en de priesters. De patroonheilige van dit themajaar is de heilige Jean-Marie Vianney of beter bekend als de heilige pastoor van Ars.
Bijna alle heiligen van de Kerk worden met hun voornaam genoemd. Denk maar aan de heilige Damiaan of Sint-Teresia, maar bij de H. Jean-Marie Vianney gaat het om zijn ambt als priester.

priesterjaar (02)

Wie is de priester?

Aan de grondslag van het priesterschap staat de roeping: God die een jonge man uitkiest om Jezus Christus als priester van zeer nabij te volgen. De roeping wekt bij hem een persoonlijk verlangen op om bij en met Christus te zijn. Priester worden doe je niet om status en aanzien te verwerven of om veel geld te verdienen. Je doet het voor Christus in dienst van de Kerk!

Soms zeggen mensen dat ze het beter zouden kunnen dan wat hun priester doet omdat ze menen welsprekender of een beter entertainer te zijn. Deze menselijke kwaliteiten hebben echter een ondergeschikte rol in dit themajaar.

Dit jaar staan we stil bij de priester als de gewijde bedienaar…als degene die door zijn priesterwijding een medewerker is van de bisschop en aan hem gehoorzaamheid heeft beloofd. Enkel omdat de priester het sacrament van de wijding heeft ontvangen, maakt hem onmisbaar in de Kerk.

roeping_LR (02)

De hogepriester bij uitstek is natuurlijk Jezus Christus zelf. Zijn leven is daarom hét referentiepunt voor de priester. Voor alles wil de priester zich spiegelen aan Zijn leven. De priester wil de Heer Jezus navolgen en doen zoals Hem. Wat deed Hij dan?

Jezus keerde het leven van mensen naar God toe; Hij vergaf zonden; genas mensen van hun ziekten en kwalen; Hij verkondigde het Rijk Gods aan iedereen die het wilde horen; Hij gaf aan de hongerigen brood; Hij bezocht zieken; Hij ging in eenzaamheid bidden; Hij gaf aan de Kerk de onuitputtelijke bron van de eucharistie in het Paasmysterie.

Twee sacramenten zijn dus innig verbonden met het sacrament van het priesterschap, met name het sacrament van de eucharistie en het sacrament van de Verzoening (biecht).

eucharistie_LR (10)

De priester en de Eucharistie.

De priester is nodig om de eucharistie te vieren. In de volksmond hoor je soms wat oudere mensen zeggen: Zonder priester – geen mis! Inderdaad. De priester heeft krachtens zijn wijding de volmacht gekregen om de (dagelijkse) eucharistie te vieren, net zoals de Heer Jezus dat met zijn Apostelen heeft gedaan bij het Laatste Avondmaal.
Door deze instelling van Jezus met zijn Apostelen komt de Heer Jezus telkens weer aanwezig tijdens het vieren van de eucharistie. En hoe komt Hij aanwezig? Heel concreet – en verre van spectaculair is Hij aanwezig wanneer de gelovigen zich op zondag verzamelen in het kerkgebouw. Christus zelf spreekt tot ons bij het horen van de lezingen uit de heilige Schrift.

eucharistie_LR (04)
Door zijn wijding representeert de priester Christus’ aanwezigheid doorheen het gebed.

Na aanroeping van de heilige Geest (Sanctifactor of Heiligmaker) spreekt de priester (krachtens zijn wijding) de woorden uit van Christus op het Laatste Avondmaal. Hierdoor komt de Heer Jezus op sacramentele wijze aanwezig onder de eucharistische gedaanten van brood en wijn.

Wanneer de gelovigen te communie gaan zegt de priester: “Lichaam van Christus”, de gelovigen antwoorden: “Amen” als bevestiging van dit geloof. Het is de Heer Jezus Christus zelf die hier aanwezig is. Hij is daar waar de priester met zijn gelovigen de eucharistie viert. Wil je dus Jezus ontmoeten? Zoek Hem niet van achter je bureau of in een bibliotheek. Maar ga allereerst naar de eucharistieviering! De Pastoor van Ars spoorde zijn gelovigen als volgt aan: “Gaat ter Communie, mijn broeders, komt naar Jezus. Komt, om van Hem te leven, zodat u met Hem kunt leven. Het is waar dat u dit niet waardig bent, maar u hebt het nodig.”

eucharistie_LR (09)

De priester en de biecht.

Heel vaak hoor je mensen zeggen dat je toch gewoon rechtstreeks tot God kunt bidden om vergeving? Dat is waar, en ook belangrijk! Maar Christus heeft zich op sacramentele wijze gebonden aan de Kerk. Wanneer nu de priester de vergeving namens de Kerk over je uitspreekt in het sacrament van de biecht, dan ben jij als gelovige zeker dat de Heer aan jou zijn barmhartigheid heeft getoond.
Bidden om vergeving is belangrijk, maar je hebt niet de zekerheid dat je fouten ook werkelijk vergeven zijn!
Christus heeft nu eenmaal het dienstwerk van de vergeving toevertrouwd aan zijn apostelen, aan hun opvolgers, de bisschoppen.
De priesters, als medewerkers van de bisschop, zijn als het ware de instrumenten van Gods barmhartige liefde en rechtvaardigheid. De priester wil mensen vergeven namens Christus.
Van de gelovige wordt wel gevraagd om berouw te hebben over de tekorten en fouten en dat je het voornemen hebt om het beter te willen doen, je te bekeren. Dit sacrament geeft ook weer kracht en genade om verder te gaan op de weg van het christelijke geloof.

Hierbij mag de priester een instrument zijn op de weg van het geloof.

En wij?

biecht_07

Wat kunnen wij doen in dit jaar van de priester?

Laten we eens nadenken over volgende vragen:

  • Bid ik voor mijn pastoor?
  • Wil ik bidden om nieuwe priesters?
  • Mag de priester voor mij een gids zijn op de weg van het evangelie?
  • Vraag ik een priester om geestelijke begeleiding?
  • Wil ik dat iemand in mijn omgeving priester mag worden: Mijn broer, mijn neef, mijn kind? Zet ik als ouder mijn zoon onder druk om geen priester te worden of laat ik de vrije keuze aan hem?
  • Verlang ik naar de vergeving van God door een priester?
  • Hoe spreek ik over de priesters, de bisschoppen en de paus?
  • Kan een priester rekenen op mijn medewerking of eerder tegenwerking?

En last but not least?

Heb ik er al ernstig over nagedacht of God mij niet roept tot het priesterschap?