);
Angelo Giuseppe Roncalli, het derde van dertien kinderen, werd geboren op 25 november 1881 te Sotto il Monte (Bergamo) in een pachtersfamilie. De lager school doorliep hij in het dorp en toen hij twaalf werd trok hij naar het kleinseminarie van Bergamo.
Een studiebeurs van de Stichting Cesaroli (1901) maakte het mogelijk verder te studeren aan het seminarie Apollinaris in Rome. Zijn studies warden onderbroken door zijn legerdienst.
Eens terug in het seminarie voltooide hij zijn studies en behaalde ene doctoraat in de theologie.
In 1904 werd hij priester gewijd en nog tijdens zijn voortgezette studies in Kerkelijk Recht werd hij secretaris van de bisschop van Bergamo, Giacomo Radini-Tedeschi. Angelo zou deze sociaal bewogen bisschop gedurende negen jaren dienen en zo een brede ervaring opdoen van de problemen van de arbeidersklasse. Hij gaf ook les in in apologetiek, kerkgeschiedenis en patristiek.
De ouders Roncalli
Wanneer Italië in 1915 betrokken geraakte in de de Eerste Wereldoorlog, werd hij opnieuw opgeroepen voor de militaire dienst als aalmoezenier. In 1918 werd hij de spirituaal van het seminarie en opende hij een studentenhuis in Bergamo. In dezelfde periode publiceerde hij een reeks wetenschappelijke werken.
In 1921 werd hij naar Rome geroepen om daar de Sociëteit voor de Verkondiging van het Geloof te reorganiseren. In 1925 werd hij titulair aartsbisschop van Areopolis benoemde en tevens apostolisch vicaris in Bulgarije. Hierdoor werd hij nauw betrokken bij problematiek van de Oosterse kerken. In 1934 werd hij getransfereerd naar Turkije en Griekenland als apostolisch delegaat. In Istanbul richtte hij een bureau op om oorlogsgevangenen op te sporen.
In 1944 werd hij nuntius te Parijs benoemd een werd hij de eerste permanente waarnemer van de Heilige Stoel in de UNESCO. 1953 werd hij kardinaal en patriarch van Venetië. Deze post was bedoeld als zijn laatste pastorale werkdomein.
Maar toen hij in 1958 opgeroepen werd voor het conclaaf dat een nieuwe paus zou kiezen, besliste het college van kardinalen daar anders over.
Dit overzicht leert ons alvast twee zaken. Ten eerste kende Roncalli een zeer verscheiden en rijke ‘carrière’ die hem vertrouwd zou maken met de meest uiteenlopen werkdomeinen. Ten tweede is duidelijk hoe de toekomstige paus in al die jaren steeds een sociale en oecumenische bekommernis aan de dag legde.
Roncalli bij Duitse krijgsgevangenen
Wanneer op 20 oktober 1958 de kardinalen Angelo Roncalli als nieuwe paus verkozen beschouwden velen hem, gezien zijn leeftijd en twijfelachtige reputatie, als een overgangspaus. Weinigen beseften dat het pontificaat van deze 76-jarige een keerpunt zou betekenen in de geschiedenis en een nieuwe tijdperk voor de kerk zou inluiden.
Hij nam de naam Johannes aan om daarmee zowel Johannes de Doper als de geliefde apostel van Jezus te eren, maar ook omdat het de naam was van een lange reeks pausen met een kort pontificaat.
Vanaf zijn eerste publieke toespraak zou bleek hoe de paus bekommerd was om de eenheid onder de christenen en voor de wereldvrede. Het was zijn intentie om een vooral een pastorale paus te zijn. Een van zijn eerste beleidsdaden was ook om het college van kardinalen, dat sinds Sixtus IV beperkt was tot 70, uit te breiden en verder te internationaliseren.
Dat Johannes XXIII geen overgangspaus zou zijn bleek al van meet af aan, bij zijn eerste beleidsdaden. Minder dan drie maanden na zijn verkiezing kondigde hij een synode voor de Rome te houden (in 1960), een oecumenisch concilie bijeen te roepen (in 1962) en het Kerkelijk Recht te hervormen (benoeming van de commissie in 1963).
De paus zou vooral bekend staan als een menselijke, spontane, warme en vrolijke paus. Zijn dood op 3 juni 1963 zou dan ook een schokgolf teweegbrengen in de kerk. Velen treurden om het sterven van deze paus die velen reeds beschouwden als een heilige, ‘il Papa Buono’ zoals de Italianen hem noemden.
Na zijn zaligverklaring op 3 september 2000 werd het stoffelijk overschot van Johannes XIII van de pauselijk crypte overgebracht naar een zijaltaar in de Sint-Pietersbasiliek waar het steeds door vele gelovigen vereerd wordt.
Karol werd op 20 juni 1920 gedoopt in zijn parochiekerk door E.H. Franciszek Zak, ontving zijn eerste Communie toen hij 9 jaar oud was en het H. Vormsel op zijn 18de. Na zijn middelbaar onderwijs ging Karol in 1938 naar de Jagiellonianuniversiteit in Krakau maar door de bezetting door de nazi’s sloot de universiteit in 1939. Om te voorzien in zijn levensonderhoud en te vermijden dat hij naar Duitsland gedeporteerd zou worden moest Karol gaan werken in een groeve en in een chemische fabriek.
In 1942, midden in de Tweede Wereldoorlog, ging Karol, toen 22 jaar oud naar het seminarie om de roepstem van de Heer te beantwoorden en priester te worden. Omdat ten tijde van het nazi-regime alle seminaries gesloten waren, ging Karol naar het seminarie in Krakau dat zonder medeweten van de overheid geleid werd door kardinaal Sapieha.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de seminaries en universiteiten weer geopend waardoor Karol zijn studies kon verderzetten aan het seminarie van Krakow en aan de universiteit. Hij rondde zijn studies af in 1946 en werd op 1 november van dat jaar priester gewijd door kardinaal Sapieha. Na zijn priesterwijding studeerde Karol verder in Rome en behaalde in 1948 een doctoraat in de theologie met zijn thesis over Sint-Jan van het Kruis.
Na zijn studies in Rome keerde Karol terug naar Polen waar hij enkele parochies bediende en kapelaan was voor de universiteitsstudenten. Later werd hij professor moraaltheologie en sociale ethiek op het seminarie van Krakau.
Op 4 juli 1958 werd Karol Wojtyla door paus Pius XII benoemd tot titulair bisschop van Ombi en werd hij hulpbisschop van Krakau.
In 1964 zou hij ook daadwerkelijk de aartsbisschop van dit bisdom worden. Drie jaar later, in 1967 werd aartsbisschop Wojtyla door paus Paulus VI kardinaal gecreëerd.
Beschouwd als een van de belangrijkste kerkelijke denkers in de kerk nam hij als aartsbisschop deel aan de zittingen van het Tweede Vaticaans Concilie. Later als paus zal deze ervaring en inside kennis van het Concilie hem goed van pas komen
Na het korte pontificaat van paus Johannes Paulus I werd kardinaal Wojtyla in 1978 door het college van kardinalen tot paus gekozen.
Hiermee werd hij de 263ste opvolgers van de heilige apostel Petrus, de eerste niet-Italiaanse opvolger van Petrus sinds Adrianus VI (1459 – 1523).
Zijn pontificaat duurde bijna 27 jaar, een van de langste termijnen ooit in de kerkgeschiedenis.
Paus Johannes Paulus II was de eerste paus die écht buiten de muren van Vaticaanstad kwam. Hij had een groot pastoraal hart wat blijkt uit zijn vele pastorale reizen (maar liefst 104!) en zijn vele contacten met internationale staatshoofden. Hij was ook een paus die het contact met de mensen zocht: overal waar hij kwam schuwde hij het fysieke contact met de mensen, goot en klein niet. Het betekende een werkelijke stijlbreuk die reeds was ingezet door zijn voorganger Johannes Paulus I.
Ook voor de jongeren had de paus veel liefde. Daarom riep hij de Wereldjongerendagen in het leven waarvan de volgende editie in Krakau plaatsvindt. Hele generaties jongeren groeiden op met Johannes Paulus II als de enig paus die ze ooit gekend hebben.
Paus Johannes Paulus II toonde zich ook op spiritueel gebied een sterke leider en stimuleerde sterk het gebed. Hij was ook bijzonder toegewijd aan de Maagd Maria.
Van zijn toewijding aan de Heilige Maagd getuigde ook zijn wapenleuze Totus tuus, verwijzend naar de Heilige Louis- Marie Grignon de Montfort die schreef “Totus tuus ego sum et omnia mea tua sunt. Accipio te in mea omnia. Praebe mihi cor tuum, Maria” – “Geheel de uwe ben ik, en al het mijne is het uwe. U neem ik tot mij als mijn alles; schenk mij uw hart, o Maria.”
Een van de gebeurtenissen die het pontificaat van Johannes Paulus II heeft getekend is ongetwijfeld de aanslag op zijn leven geweest, op 13 mei 1981 door Ali Agca. Vier kogels troffen toen de paus en veroorzaakten veel bloedverlies.
De laatste levensjaren van Johannes Paulus II waren vanwege zijn slechte gezondheidstoestand moeilijk om dragen maar ook deze moeilijke jaren heeft hij gelovig gedragen in trouw aan zijn roeping die de Heer hem gegeven had. Zijn lijden was een grote beproeving voor hem maar hij verenigde zijn eigen lijden met dat van de lijdende Christus.
Johannes Paulus II overleed in de avond van 2 april 2005. In de dagen na zijn dood verzamelden zich in Rome miljoenen pelgrims, die de laatste eer wilden betonen aan hun geliefde paus.
Op 8 april 2005 vond op het Sint-Pietersplein de uitvaart plaats, voorgegaan door de toenmalige kardinaal Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI, in aanwezigheid van een groot aantal staatshoofden en andere regerings-vertegenwoordigers uit de hele wereld.
“Santo Subito! Onmiddellijk heilig!” klonk het bij de begrafenis van paus Johannes Paulus II op het Sint- Pietersplein. Johannes Paulus II werd begraven in de crypte van de Sint-Pieter, onder de plek waar voorheen de tombe van Johannes XXIII stond.
Op 1 mei 2011 is Johannes Paulus II door zijn opvolger Benedictus XVI onder grote publieke belangstelling, en na een versnelde procedure, zalig verklaard. Een van de vereisten van een zaligverklaring is het toeschrijven van een wonder aan de desbetreffende persoon. In dit geval was het een Franse zuster, die in een nacht in mei 2005 na een gebed voor de gestorven Johannes Paulus plotseling van de ziekte van Parkinson was genezen. Na de zaligverklaring werd het graf van de zalige Johannes Paulus II verplaatst van de crypte naar de Sint- Pietersbasiliek waar zijn lichaam nu onder het (zij)altaar ligt dat naar hem vernoemd werd. Wie de kans heeft om Rome te bezoeken mag zeker niet aan het graf van de heilige Johannes Paulus II voorbij gaan!
Tijdens de eerste preek van Johannes Paulus II als paus konden we dit horen: “Broeders en zusters, wees niet bang om Christus te verwelkomen en zijn macht te aanvaarden.
Help de Paus en al degenen die Christus willen dienen en, met Christus’ kracht, de mens en het hele mensdom. Wees niet bang. Open, open de deuren wijd voor Christus.“
Ook wij moeten, net zoals de zalige Johannes Paulus II, de deuren van ons hart openen voor de Heer en vragen wat hij van ons verlangt, welke roeping hij voor ons heeft weggelegd.