);
John Henry Newman was slechts kardinaal gedurende de laatste elf van zijn negentig levensjaren. Als bekeerling en controversieel figuur voelde hij dat op het einde van zijn leven het rode kardinaalshoedje van Leo XIII betekende dat “the cloud is lifted for ever” (de hemel is voor altijd opgeklaard). Zijn zaligverklaring op 19 september 2010 zal dit ook bevestigen in onze tijd
John Henry Newman werd geboren te Londen op 21 januari 1801, als eerste kind van zes in een burgerlijke familie. Van moeders kan leefde er in het gezin een vroomheid zoals die in de anglicaanse kerk werd beleefd; van vaders kant uit kende men er een ruimdenkendheid en brede culturele kennis. Zijn vader was een (onsuccesvol) bankier, en later een brouwer. Zijn moeder stierf in de periode toen er een groot misverstaan heerste over de positie van haar briljante zoon en zijn religieuze standpunt.
From the portrait by Sir W. Ross
De beweging had geen echt bestuur. Het was een vriendenkring met een uitstraling via preken, vlugschriften en persoonlijke contact over heel het land.
De herontdekking van de vroege kerktradities botste met de hiërarchie en veroorzaakte een groot debat over de toekomstige plaats van de staatskerk in de (Engelse) samenleving. Hier situeert zich het begin van zijn theologische zoektocht over de kerk van Engeland.
Het was een langdurig maar vooral ook pijnlijk proces, want doen en laten van Newman wordt van publiek belang in het koninkrijk en de movement in de universiteit wordt gevaarlijk voor de gevestigde orde.
In 1845, 44 jaar oud, en na een lange periode van innerlijke strijd en onrust bekeerde hij zich tot de Katholieke Kerk in de handen van de zalige Dominik Barberi, paasionist, (en tevens de stichter van de passionisten in België).
Het was voor hem als het bereiken van een haven.
Gewijd als katholieke priester te Rome, stichtte hij de congregatie van het Oratorium van de Heilige Phillipus Neri in Birmingham, Noord Engeland.
Vandaag wordt Newman beschouwd als een van de belangrijkste kerkelijke figuren van de negentiende eeuw en hij verwerft een steeds grotere faam als theoloog, filosoof, docent, rector, parochiepriester, congregatiestichter en genie van de Engelse taal maar bovenal als zielzorger. Hij is een voorbeeld van vertrouwen op de Heer en en de Goddelijke Voorzienigheid. Zijn leven was overschaduwd door moeilijkheden, mislukkingen en misverstanden maar hij was zeker geen bekrompen of zelfzuchtige intellectueel die leefde in een ivoor toren. Hij verstond de noden van zijn tijd, hij verwees ook naar de werkelijkheid ‘buiten tijd en ruimte’, hij schonk geestelijke leiding aan talloze christenen en was bemind door rijk en arm gelijk. Hij predikt een eenvoudige boodschap: dat men het mogen op het eeuwige leven en het Evangelie diende te richten.
Newman was een profetische denker en hij voorspelde de huidige crisis in het christendom. Vanuit zijn interesse voor de geschiedenis van de theologie voelde hij aan dat er een tijd zou komen van een spanning tussen geloof en ongeloof in de samenleving. Newman had een afkeer voor een eng rationalistisch, exact wetensschappelijke, hoogverheven lof voor de zuiver ratio. Hij zag het belang in van een grotere rol van de leken in de kerk in de komende tijd van crisis en hechte daarom grote waarde aan katholiek onderwijs. Leken dienden hun geloof goed te kennen, maar ze moeten een vorming ontvangen die alleen academisch was maar ook een hulp kon zijn in de dagelijkse geloofsbeleving.
Op 11 augustus 1890 overlijdt kardinaal Newman. Een eeuw later, in 1991, en na een grondig onderzoek en studie van zijn leven, schrijven en werken, verklaarde paus Johannes Paulus II Newman als Eerbiedwaardig.
Zalig verklaard worden betekent niet dat hij een buitengewoon en onberispelijk leven had gekend maar dat een leven van heldhaftige deugdzaamheid heeft geleid, ook al waren er fouten en zwakheden.
Grafplaat van Newman
van de Eerbiedwaardige John Henry Kardinaal Newman (1801-1890), Oratoriaan
uit Meditaties en Godvruchtige Oefeningen vertaald door Prof. Dr. Aurelius Pompen O.F.M.,
God heeft mij geschapen om een bepaalde dienst voor Hem te verrichten; Hij heeft mij een werk opgedragen dat Hij niet aan een ander heeft opgedragen. Ik heb mijn zending – misschien zal ik die zending nooit in dit leven kennen, maar ik zal ze kennen na dit leven. I ben een schakel in een keten, ik sta in betrekking met andere personen. Hij heeft mij niet voor niets geschapen. Ik zal goed doen, ik zal zijn werk doen; verkondiger van de waarheid op mijn eigen plaats, zonder het te bedoelen, als ik zijn geboden maar onderhoud en Hem dien in mijn staat en stand.
Daarom zal ik Hem vertrouwen. Wat of waar ik ben, ik kan noot weggeworpen worden. Ben ik ziek dan kan mijn ziekte Hem dienen; ben ik in moeilijkheden dan kan mijn moeilijkheid Hem dienen; ben ik in smart dan kan mijn smart Hem dienen. Mijn ziekte, mijn moeilijkheden, mijn smarten zijn misschien noodzakelijke middelen voor een of ander groot doel dat niemand onzer kent. Hij doet niets tevergeefs; Hij kan mijn leven verlengen, Hij kan het verkorten; Hij weet wat Hij voorheeft. Hij kan mijn vrienden wegnemen. Hij kan mij tussen vreemden plaatsen, Hij kan mij vereenzaamd doen gevoelen, neerslachtig maken, de toekomst voor mij verborgen houden, – maar Hij weet wat Hij voorheeft. Amen.