);
Dit jaar vieren wij de 90ste verjaardag van de overleden van de zalige Edward Poppe. Vorige jaar in de chrismamis in Rome heeft paus Franciscus benadrukt dat de priester “Middelaar tussen God en mensen” is. De Heilige Vader moedigt de priesters van over de wereld aan om “herders te zijn ‘met de geur van hun schapen’. Onze Vlaamse zalige wordt bijna altijd aangesproken als Priester Poppe, en terecht, want hij had zeker de geur van zijn schapen, zoals zijne Heiligheid verzoekt: “wees herders met de geur van uw schapen; dat men ze kan ruiken – herders te midden van hun kudde en mensenvissers”.
De spiritualiteit van Edward Poppe was ernstig, mannelijk en door en door evangelisch. Hij wou geen aanpassingen aan de moderne tijd of compromissen met de wereld maken: de hoeksteen van zijn priesterleven was de liefde, zoals die van de gekruisigde Christus, alles gevend en onbegrensd. De levende bron van zijn spiritualiteit is een radicale navolging van het evangelie met een apostolisch vuur voor de waarheid.
Poppe is een priester die de paus een plezier zou doen, zoals trouwens ook destijds bij de Eerbiedwaardig Paus Paulus VI “Don Poppe! Ik heb zijn heerlijke priesterretraite voortdurend bij de hand op mijn werktafel.
De Zalige Johannes Paulus II legt verder uit dat, zoals bij Poppe, de eucharistie het middelpunt van het priesterleven moet zijn, zodat de priester een licht kan zijn voor anderen. De paus benadrukt het belang van catechese, vooral voor jongeren die op zoek zijn naar de waarheid. Hij moet in staat zijn de morele eisen te kennen die leiden tot geluk in Christus, ondanks alle mogelijke lijden in het leven, en in altijd in vereniging met de Kerk en met Maria, Moeder van de Kerk.
Edward Johannes Maria Poppe werd op 18 december 1890 te Temse geboren. Hij was het derde kind en de eerste zoon (het gezin zou 11 kinderen ter wereld brengen). Vaders bakkerij bracht drie kloosterzusters voort, een priester-minderbroeder en Priester Poppe zelf. Hij stierf 33 jaar later op 10 juni 1924 te Moerzeke slechts acht jaar priester, en veel van die jaren moest hij door brengen in ziekte.
Als oudste zoon het werd verwacht dat hij vader Poppe zou opvolgen als bakker, maar zijn ouders maakte een opoffering en liet hem verder studeren, ook na de vroegtijdige dood van vader Poppe.
Als jonge student in 1905 ging hij naar het Kleine Seminarie te Sint Niklaas, vijf jaar later wordt hij student in de Wijsbegeerte te Leuven, maar eerst wilde hij nog zijn legerdienst voldoen (toen twee jaar lang). In 1913 promoveert hij met grote onderscheiding tot doctor in de Wijsbegeerte, en gaat dan over naar het tweede jaar theologie in het Groot Seminarie te Gent.
Uiteindelijk kwam hij terecht, terug als seminarist, in het Groot Seminarie van Mechelen, waar hij zijn studies voortzette. ze werden uiteindelijk voltooid in Gent, waar hij op 1 mei 1916 tot priester werd gewijd. Kort daarop werd hij gezonden naar Sint-Coleta als onderpastoor, een volkrijke en arme arbeidersparochie aan de het rand van de stad.
Hier ziet men nu de eerste ontplooiing van Edwards heilig priesterleven. De kinderen, de zieken en de armen waren zijn lievelingen.
Voor de kinderen begon hij het catechistenwerk, en aan de armen gaf hij alles weg, eigen meubels ook, of als onderpand gesteld voor zijn beschermelingen. Hij schaamde zich niet om op bedeltocht te gaan bij meer gegoede parochianen.
Edward Poppe in 1910
Edward Poppe in 1913
Maar de zware lichamelijke beproevingen van de oorlogstijd eindigden in een hartcrisis, en hij moest de parochie verlaten voor Moerzeke waar hij bestuurder werd van de Zusters van de heilige Vincentius.
Het was een maand voor de vrede van november 1918. Ook met een zwakke gezondheid en vanuit zijn ziekbed kwam de bovennatuurlijke ijver van Poppe naar boven en kiemde in het werk van de Eucharistische Kruistocht (E.K).
Priester Poppe had al zijn eigen Eucharistisch Catechistenboek geschreven, en omwille van haar past verschenen en snel groeiende beroemdheid nodigde onze medebroeders in Averbode hem uit om medewerker te zijn in de E.K. Deze moest een vormende eucharistische beweging worden, de leden ervan dienden gebracht tot het volledige eucharistische leven, ze moesten leren de grote genadebron ten volle benuttigen om te komen tot gelijkvormigheid aan Christus, en Maria moest haar grote rol spelen van Middelares. Poppe werd dé vaste contactpersoon voor veel priesters en zijn apostolaat groeide uit tot een grote vriendschapskring, en meestal zat hij vermoeid en afgemat in zijn bed te Moerzeke! Bij alle bezoekers werd hij bekend voor zijn eenvoud en absolute oprechtheid.
Er zijn vele getuigenissen van een buitengewone, bovennatuurlijke aantrekkingskracht die van hem uitstraalde. Rond Poppe ontstond aldus overal een concentratie van geestelijke krachten, die hij zelf, schijnbaar onbewust, samenhield en waaraan hij een vaste leiding wist te geven. Hij had zijn leven geofferd als een “langzaam martelaarschap” voor priesters.
Hij schreef naar onze confrater Vanmaele, norbertijn van Averbode:
“Laat ons ook zelf toonbeelden van Kruis-Ridders zijn, en alles verwachten van het offer van ons zelf: want zonder dit offer, krijgen we de bronnen van Jezus offer niet aan ’t stromen. Wij leven zo kort, en wij zijn zo door en door priester dat ons leven niet anders mag zijn dan het offer: het offer moet onze inkt zijn als wij schrijven; het offer moet onze woorden kleuren en onze zinnen doorzenuwen. Het offer is immers maar een vruchtbare houding van ons zelf in alles wat we doen en zeggen. Heer! Het mag kosten wat het wil, paratum cor meum (mijn hart is bereid), uw Rijk moet komen! Dat Regnum kwam in verwezenlijking door het ‘Ave Maria’. Daarom moet onze leuze en ons krachtwoord zijn: Ave Maria! Daarom vind ik het zo passend dat Averbode het brandpunt wordt van de E.K.. Norbertus kreeg toch speciaal de Eucharistie als erfdeel voor zijn orde, en Maria wordt daar ook zo wel geëerd.”
Het is vanuit het apostolaat te Moerzeke, met toelating van de geneesheer, dat kardinaal Mercier hem uitkoos, eind september 1922, als geestelijk bestuurder van alle Belgische seminaristen en religieuzen in militaire dienst te Leopoldsburg. Van hieruit werd hij in alle bisdommen en religieuze orden van België bekend. Poppe was overtuigd van de noodzaak voor heilige priesters met een brandend ideaal, en door zijn catechistenboekjes, priesterlijke onderhoudingen, de prediking van retraites, en de stichting van een karmelietessenklooster te Leopoldsburg zou hij zijn leven toewijding aan dit meest nobele doel.
De karmelietes Thérèse van Lisieux was een van de lievelingsheiligen van Priester Poppe. Hij wilde haar navolging in haar ‘Kleine Weg’: de kleine overgave van zichzelf, gave en overgave in alle eenvoud aanhoudend vernieuwd in de velerlei omstandigheden van het leven en van de dagelijkse plicht. De zusters in hun klooster naast de militairen zouden in het verborgene offeren voor de heiliging van de talrijke seminaristen en kloosterlingen daar.
Met Kerstmis 1923 was Poppe naar Moerzeke overgekomen om enkele rustdagen in de geliefde familiekring door te brengen.
Heel onverwacht op Nieuwjaarsdag 1924 werd hij getroffen door een nieuwe hartcrisis.
In een brief naar een vriend schreef hij:
“Op de dag waarop ik hervallen ben – het was de eerste januari van dit jaar – had ik immers uit wellevendheid Z.E.H.
De Vos en meneer de directeur op een klein nieuwjaarsfeestje uitgenodigd om met mama, de beide zussen en mijzelf een paar uur met kaartspel door te brengen en met wat lekkers te trakteren, omdat meneer de pastoor me gedurende tien dagen te gast had gehouden.
Reeds drie dagen had ik mijn meditatie niet gedaan. Toch ben ik uit hoffelijkheid (bij het gezelschap) gebleven en heb gedurende twee of drie uur kaart gespeeld. De angst voor de dood heeft mij plots aangegrepen. Ik voelde me bleek worden en ongemakkelijk en was niet meet in staat tot in de pastorie te geraken. Ik voelde het leven uit mij wijken. Ik draaide weg …”
Hij herviel op Lichtmis en de slag van 6 maart bracht hem de zekerheid dat zijn taak was afgelopen, en 10 juni werd zijn geboortedag in de hemel..
Priester Poppe had van de Heer een helder verstand, een intuïtief en fijngevoelig hart, en een scherpe mensenkennis ontvangen. Die talenten trokken veel mensen aan. Maar vooral voor Poppe zelf waren ze een grote reden om diep nederig te zijn. Zijn nederigheid hield zijn natuur gebogen in de houding van dienstbaarheid, die hij bij Maria dikwijls bewonderd heeft: “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord.”
Hij maakte zich de woorden van de heilige Paulus eigen “Wat baat het mij, indien ik Gods liefde niet bezit?” Het is wel bekend dat hij geen lof wou aanvaarden van anderen: “Holle vaten klinken het meest” was zijn antwoord, of “Als gij mij ophemelt, dan moet gij ook voor mij een Wees gegroet bidden. Want hoe meer gij me opzet, hoe meer Onze Lieve Heer mij zal vernederen. En hoe zal ik er uitkomen zo gij niet bidt voor mij?” In hem was er geen oppervlakkige geestigheid, doch vaste overtuiging aan het woord.
Alle invloed, alle blijvend resultaat verwachte Priester Poppe bovenal van de Heer en zijn genade, en het was zijn troost en steunwoord tot anderen:
“Ge zijt dichter bij de Heer als ge meer in zijn liefde en in zijn almacht gelooft”. Hij was totaal gehoorzaam aan de kerkelijke overheid. Geen stap wou hij zetten, geen werk aanvangen, waarover hij niet de zegen van zijn oversten had, en liever had hij te wachten, zijn offer te brengen, te lijden, dan in de dienst van de Heer de gehoorzaamheid voorbij te lopen.
Poppe’s godsvrucht steunde op zijn geloof, op het dogma dat hij beleed, op het Credo dat hij zelf bad en bidden leerde als het eerste en het schoonste gebed. Hij zelf gaf het voorbeeld van een geharmoniseerd leven tussen studie en gebed. Op het seminarie herhaalde hij mediterend iedere les voor het heilig tabernakel. Zijn vroomheid was traditioneel en katholiek. Bij de zalige Edward Poppe vlamde een geestdriftige en warme liefde op voor Christus en zijn Rijk, en bij hem sprak gelijkertijd het verlangen zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de heilige Kerk. Zijn vroomheid was vrij en ongebonden, spontaan en veelzijdig als het leven, en toch kwam ze tot volle bloei langs de nauwe wegen van “de regels”, de rubrieken van de liturgie, en de dogma’s van het geloofsleer – de eeuwenoude proefsteen waaraan de kerk altijd haar beste dienaren getoetst heeft.
Hij had ook een bijzonder uitgesproken voorliefde tot Onze Lieve Vrouw. Het was hem een grote vreugde geweest op het seminarie aan de hand van een theologisch handboek zijn kinderlijk vertrouwen in Maria te stellen.
De titel Maria Mediatrix (Maria als middelares van alle genade) was hem dierbaar geworden, en ze werd hem zo lief dat zij op zijn piëteit haar speciaal karakter drukte. Maria was de levende monstrans van Jezus, haar voorsprak het kanaal van Jezus’ genade, en hij borg zich onder de mantel van zijn Moeder om met meer vertrouwen naar Jezus te gaan: in de grond was zijn tedere Maria-godsvrucht een keerzijde van zijn grondige nederigheid.
Ditzelfde gevoelen verwerkte in hem de drang tot het gebed bij uitstek, het groot gemeenschappelijk liturgisch gebed.
Priester Poppe was ten andere heel en al aan God gewijd, niet alleen door de vereniging van een innig gebedsleven maar ook door een volledig afgestorven-zijn van de wereld.
In zijn kamer stond op de schouw naar hem toegekeerd, een beeldje van de heilige pastoor van Ars. Niet dat de zalige Edward Poppe de Pastoor van Ars heeft gekopieerd, doch de geest van de heilige Pastoor was in hem overgegaan. Dat is ook zeker de rede geweest waarom men van alle kanten bij hem kwam aankloppen en men kwam smeken om de steun van zijn altijd bereidwillige offervaardigheid: de zieken die hij heeft getroost, de zondaars die hij heeft opgebeurd, de zielen die hij heeft geleid, de kinderen die hij heeft gericht naar Onze Lieve Heer in zijn allerheiligste Sacrament.
Negentig jaar later, heeft hij niet opgehouden met het werk van de Heer, want de bedevaarders ontdekken Moerzeke nog altijd en men neemt hem nog altijd aan als hemelse patroon in de seminaries en kloosters van ons land. Zijn hemelse gelukzaligheid is een werkende gelukzaligheid, en zijn voorbede zal een kruistocht zijn om de priesters te heiligen en de zielen van de kinderen te vrijwaren tegen de wassende vloed van ongeloof in onze tijd. Hij was zelf begeesterd over het middelaarschap van de heiligen, en hij was zich bewust van de steun en de inwerking van zijn hemelse beschermers. Mogen wij ook onze gebeden aan hem toevertrouwen, bidden om het vaste geloof van Priester Poppe te verkrijgen, van zijn tussenkomst te genieten, en de aanwezigheid van onze hemelse vriend herkennen..
Goede Vader,
wij danken U omdat Gij ons
de zalige priester Poppe hebt gegeven.
Wil op zijn voorspraak onze bede verhoren.
Moge hij ons een grotere liefde geven
voor uw Zoon,
voor zijn Kerk, voor de Eucharistie.
Dat zijn getuigenis velen oproept
om als christen te gaan leven.
Dat zijn voorbeeld jongeren aanspoort
om priester te worden voor vandaag..
Verhaast de dag dat hij opgenomen wordtt
in de kring van uw heiligen..
Wij vragen het U op voorspraak van Maria,,
zijn en onze Moeder..
Amen.Amen.