);
Thérèse werd geboren te Alençon op 2 januari 1873 als jongste dochter van Louis Martin en Marie-Azélie Guérin. Vóór Thérèse werden nog acht andere kinderen geboren, maar uiteindelijk zouden er slechts meisjes in leven blijven: Marie, Pauline, Léonie, Céline en Thérèse. Alle vijf zouden ook , in de loop der jaren, kloosterzusters worden.
Thérèse’s vader was uurwerkmaker en haar moeder was kantwerkster en leidde een handel in kant. De handel was zo succesvol dat Louis besloot de uurwerkmakerij te verkopen om mee in de handel te kunnen werken.
Wanneer Thérèse vier jaar oud is sterft haar moeder aan borstkanker. Het is een zware slag voor de familie. Thérèse kiest haar oudere zus Pauline als haar nieuwe moeder. De handel in kant wordt verkocht en op suggestie van de broer van Marie-Azélie verhuist het gezin Martin naar Lisieux. Desondanks heeft Thérèse gelukkige kinderjaren gekend vol warme genegenheid.
Nochtans was Thérèse niet meteen het gemakkelijkste kind. Ze had haar eigen willetje en slaagde er nogal goed in haar eigen zin door te drijven. Van zichzelf schreef ze later in haar autobiografie, gericht aan haar overste: U ziet, Moeder, hoe ik lang geen meisje was zonder gebreken! ze konden van mij zelfs niet zeggen dat ik braaf was als ik sliep.
Van kindsbeen af krijgt Thérèse ook een zeer godsdientsige opvoeding mee. God wordt met voortdurend in ere gehouden in de familiekring door de gezamenlijke gebeden, het bijwondne van de ochtendmis, de zondagsvespers en de retraites. Heel het leven wordt er beheerst door de jaarkring van de liturgie, de bedevaarten, de stipte naleving van de vastenregels en de gulle naastenliefde. Maar dit godsdienstige leven had niets aanstellerigs of kwezelachtigs: alles werd met vanzelfsprekende opgewektheid gedaan. Ja, de dienst aan God bracht vreugde in de familie Martin.
Thérèse op driejarige leeftijd
Op pinksterzondag van het jaar 1883 lag Thérèse nog steeds zwaart ziek te bed terwijl de zussen Marie, Léonie en Céline bij haar waren. Marie keert zich naar het Mariabeeld in de kamer en begint vurig te bidden en Thérèse bidt met haar mee.
Later beschrijft ze het gebeuren als volgt: Ineens leek het of de heilige Maagd zo mooi was, zo mooi als ik nog nooit gezien had, maar wat mij tot in het diepst van mijn ziel drong was de verrukkelijke glimlach van de heilige Maagd. … Ach, dacht ik, de heilige Maagd heeft tegen mij geglimlacht, wat ben ik blij. … Toen Marie mijn ogen gericht zag op de heilige Maagd zei ze: ‘Thérèse is genezen!’. Ja het bloempje zou weer ontluiken voor het leven, de lichtende zonnestraal die het had verwarmd kon niet anders dan weldadig werken.
Thérèse, 8 jaar oud, met zus Céline
Op 8 mei 1884, wanneer Thérèse elf is, doet ze haar eerste communie en op 14 juni ontvangt ze het H. Vormsel. Het zijn ingrijpende ervaringen in haar jonge leven. Van haar eerste communie zegt ze: Ach, wat was de eerste zoen heerlijk die Jezus gaf aan mijn ziel! Het was een liefdeskus, ik voelde dat ik bemind werd en ik zei ook: ‘Ik hou van U, ik geef mij aan U voor altijd’.
In die jaren gaat ze ook op kostschool, maar dat bevalt haar niet helemaal. Ze krijgt last van scrupulositeit en wordt opnieuw ziek. Ze wordt daarom in februari 1886 van kostschool gehaald en de lessen worden thuis voortgezet. In dat jaar gaat ook Marie naar het klooster van de Karmel in Lisieux.
Thérèse 13 jaar oud.
Er is echter een probleem: ze is nog te jong en de Karmel geeft geen toestemming voor haar intrede. ze zou zelfs moeten wachten tot haar 21ste verjaardag! Maar nu licht er iets op van het bijzondere karakter van Thérèse. Ze weigert op te geven en doet een beroep op de bisschop. Maar die weigert ook. Hij doet wel de suggestie om haar verzoek voor te leggen aan paus Leo XIII himself. Dat valt bij Thérèse niet in dovemansoren. Drie dagen later is ze al met haar vader en zus Céline op weg naar Rome!
Thérèse, 15 jaar oud.
Het is hopen tegen alle hoop in. Terug thuis schrijft ze kort voor Kerstmis opnieuw een brief aan de bisschop. De tijd van wachten wordt een oefening in overgave. Dan komt op 1 januari het verlossende antwoord met de toestemming van de bisschop. Thérèse mag naar de Karmel! Maar ze moet nog drie maanden wachten omdat ze niet in de winter mag intreden
in 1894
17 maart 1896
juli 1896
Een maand later krijgt haar vader een beroerte en wordt gehospitaliseerd te Caen waar hij drie jaar zal verblijven. Stilaan vertroebelt zijn geest en uiteindelijk sterft hij op 29 juli 1894 te Lisieux. In september van dat jaar treedt ook zus Céline binnen in de Karmel.
Intussen heeft Thérèse haar geloften afgelegd (8 september 1890) en een jaar later wordt ze mee verantwoordelijk voor de vorming van de novicen.
Wat zocht Thérèse in de Karmel? In haar geschriften zegt ze het zo: Wat ik in de Karmel kwam doen heb ik verklaard aan de voeten van Jezus in het heilig Sacrament, tijdens het onderzoek dat vooraf ging aan mijn professie: ‘Ik ben gekomen om zielen te redden en vooral om te bidden voor de priesters.
Thérèse als novice, januari 1889
De kloosterjaren van Thérèse waren intens en gelukkig. Maar het kruis en het lijden werden haar niet bespaard. Ze maakt een geloofsverduistering mee en ook haar gebed verdort. Maar het geestelijk lijden dat ze ondergaat zou uiteindelijk haar hart alleen maar groter maken en vrvullen van dankbaarheid en vreugde.
Maar het lijden wordt alleen nog maar scherper en harder wanener ze dodelijk ziek wordt. Begin april 1896 dienen de eerste symptomen van haar ziekt zich aan: bloedopstuwingen maken duidelijk dat ze aan tuberculose lijdt. Een ongeneselijke ziekte in die tijd.
Ze omhelst het lijden en verenigt zich langs die weg nog meer met Jezus. In juli 1897 moet Thérèse ondergebracht worden in de ziekenkamer. Ze weet dat ze gaat sterven, maar zegt: Ik sterf niet, ik ga het ware leven binnen. Op 30 september wordt haar toestand erger. Ze staart naar het kruisbeeld en roept uit: Oh, ik hou van U, mijn God, wat hou ik van U. Dat worden haar laatste woorden.
Toen ze stierf werd haar kamer vervuld met een geur van rozen.
Thérèse op haar ziekbed, 30 augustus 1897.
In oktober 1898 verschijnt de eerste editie van haar autobiografisch geschirft ‘De geschiedenis van een ziel’. Het is in alle opzichten een succresverhaal.
In de jaren die volgen komen steeds meer pelgirms naar Lisieux om de tombe van Thérèse te bezoeken en manifesteren zich ook de eerste wonder die op haar voorspraak werden verkregen. Het proces tot heiligverklaring wordt ingezet in 1910.
Twee jaar later volgt de heiligverklaring en in 1927 wordt ze uitgeroepen tot patrones van de missies, samen met de H. Franciscus Xaverius. Toch wel merkwaardig voor een kloosterzuster die nooit haar klooster heeft verlaten. Maar ze heeft altijd een groot hart gehad voor priesters en missionarissen en heeft in gebed innig met hen verbonden gevoeld.
In 1929 wordt gestart met de bouw van een imense basiliek
En op 17 oktober 1997 wordt ze door paus Johannes Paulus II utigeroepen tot kerklerares omwille van de uitzonderlijke diepgang van haar geschriften en de spirituele leer die erin vervat ligt.
In 2008, tenslotte, worden de ouders van Thérèse zalig verklaard door paus Benedictus XVI.
De hele spirituele en mystieke rijkdom van de H. Thérèse in enkele lijnen samenvatten is onbegonnen werk. Maar centraal in haar spirituele boodschap staat waat ze zelf is gaan noemen ‘de kleine weg’.
Wanneer Thérèse het klooster binnen gaat heeft ze maar één verlangen: heilig worden. Maar al snel wordt ze geconfronteed met haar eigen zwakheden en haar onvermogen om dit hoge ideaal te verwezenlijken.
Heiligheid lijkt ver buiten ons bereik te liggen. Heiligen lijken reuzen en wij dwergen. Kleine mensen moeten daarom de weg naar de hemel afleggen met kleine stappen langs een kleine weg.
Thérèse gebruikt het beeld van een lift. Daarmee geraak je op de snelste en eenvoudigste manier op een hogere plaats.
Zo komt ze er toe te bidden in haar gebed van overgave: Ik verlang er naar heilig te worden, maar ik voel mijn onvermogen aan. Ik vraag daarom, o mijn God, dat Gij zelf mijn heiligheid zou zijn! Thérèse leerde ons zo dat ‘heilig worden’ binnen ieders bereik legt.