);
Zoals voor elke ander aspect van het christelijke leven moeten wij ons ook voor het gebed eerst en vooral afstemmen op Jezus. Het feit alleen al dat Jezus bad moet voor ons, die Jezus willen navolgen, het bidden een zinvolle aangelegenheid maken.
Als we het evangelie doorbladeren, dan zien we hoe Jezus zich geregeld terugtrok om te bidden. Hij deed dat overeenkomstig de gebruiken en de tradities van zijn tijd en van zijn volk. Zo kende Hij de Psalmen, bezocht Hij de synagoges en ook de tempel in Jeruzalem.
Vaak trok Jezus zich terug in de eenzaamheid van de woestijn of van een bergtop. Hij deed dat bij voorkeur ’s nachts.
In het bidden van Jezus blijkt de innige vereniging tussen Hem en zijn Vader. Hij dankt en zegent de Vader. In en door het gebed stemt Hij zich af op de wil van de Vader. Ja, zelfs stervende op het kruis zal Hij bidden: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’ (Lc 23,34) en ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest’ (Lc 23,46).
Lc 2,41-52: in de tempel
Lc 3,31: voor zijn doopsel
Lc 5,16: bidden in eenzaamheid
Lc 6,12: bij de roeping van de apostelen
Lc 9,18: Jezus bidt
Lc 9,28: voor zijn gedaanteverandering
Lc 22,32: gebed voor de apostelen
Lc 22,41-44: voor zijn lijden en dood
Mc 1,35: bidden in eenzaamheid
Mc 6,46: bidden op de berg
Wanneer Jezus bidt, dan leert Hij ons tegelijkertijd hoe wij moeten bidden.Zo vertelt hij ons in de bergrede dat wij ‘in het verborgene’ moeten bidden, en dat wij daarbij ‘geen omhaal van woorden’ moeten gebruiken (Mt 6,6-7).
Verder spoort Hij ons aan met veel geloof te bidden: ‘Alles wat ge in het gebed vraagt, geloof dat ge het het al verkregen hebt’ (Mc 11,24). Dát is de kracht van het gebed: ‘Alles kan voor wie gelooft’ (Mc 9,23).
En Jezus gaat ver, zéér ver, wanneer hij ook van ons vraagt ‘onze vijanden lief te hebben en te bidden voor onze vervolgers’ (Mt 5,44-45).
De eerste gelijkenis, deze van de “lastige vriend” (Lc 11,5-13), nodigt ons uit met aandrang te bidden. In ons gebed mogen wij nooit opgeven en nooit wanhopen. ‘Klopt en er zal worden opengedaan’. Als we zó bidden, dan zal de Vader in de hemel ‘alles geven wat we nodig hebben’, en bovenal de H. Geest in wie alle goede gaven vervat zijn.
De tweede gelijkenis, deze van de “lastige weduwe” (Lc 18,1-8), heeft als thema een ander belangrijk kenmerk van het gebed: men moet altijd en onvermoeibaar bidden met het geduld van het geloof.
De derde gelijkenis, deze over “de farizeeër en de tollenaar” (Lc 18,9-14) heeft het over denederigheid van het hart dat bidt. ‘God wees mij, zondaar, genadig’. De echo daarvan weerklinkt in het gebed van de Kerk als zij bidt ‘Kyrie eleison’.
In het Nieuwe Testament treffen we dus veel informatie aan over het gebed van Jezus. We vinden er eveneens vele raadgevingen over hoe we moeten bidden. Het Nieuwe Testament heeft ons echter een bijzonder gebed overgeleverd dat we daarom gerust ‘de moeder van alle gebed’ mogen noemen: het Onze Vader.
Dit gebed is niet alleen belangrijk omdat Jezus zelf ons deze woorden heeft gegeven, maar vooral omdat het zijn antwoord was op de vraag van zijn leerlingen, toen zij Hem vroegen: ‘Heer, leer ons bidden’.
Als wij niet met eigen woorden tot gebed kunnen komen, dan kunnen we steeds het Onze Vader bidden. Met dit gebed zitten we altijd goed!
Het Onze vader is het volmaakte gebed: het bevat alles wat we voor het aangezicht van God kunnen uitspreken en vragen. Het bevat lofprijzing en aanbidding, het bevat smeekbeden voor onszelf en voor anderen, we erkennen erin onze zwakheid en drukken er ons vertrouwen in God mee uit.
Bidden heeft alles te maken met de relatie tussen de gelovige en God. Zoals elke relatie pas stand houdt en vruchtbaar wordt wanneer er aanwezigheid en communicatie is, zo vraagt ook onze relatie met God aanwezigheid en communicatie.
Ons gebed is allereerst aanwezigheid. Bij God zijn. Gebed vraagt boven alles dat wij tijd en ruimte vrij maken voor God, om bij Hem te zijn. Gebed, dat is voor God vertoeven. Twee mensen die van elkaar houden doen er alles aan om bij elkaar te zijn, in elkaars aanwezigheid te zijn. God houdt van ons, en wij van Hem. Maar doen wij er ook alles aan om bij Hem te zijn?
Ons gebed is vervolgens ook communicatie. Een menselijke relatie houdt nooit stand als deze mensen nooit met en tot elkaar spreken. Zo komt onze gelovige relatie ook pas echt tot leven als wij in gesprek gaan met de verrezen Heer. Dat is precies bidden: een samenspraak van God en mens. Zonder deze samenspraak wordt onze levensrelatie met God afstandelijk: ze gaat aan bloedarmoede lijden.
Het gebed mogen we gerust “de ademhaling van de ziel noemen”. En inderdaad: bidden ‘is op adem komen’, of beter: ‘op Gods adem komen’. En die Adem is ook de heilige Geest. Want bidden is het werken van de heilige in ons.
Laat al uw wensen bij God bekend worden
in gebed en smeking, nooit zonder dankzegging.
En de vrede van God, die alle begrip te boven gaat,
zal uw harten en uw gedachten behoeden. (Fil. 6,6-7)
In een volgende catechese gaan we verder in op het thema van het gebed. We zullen dan meer concreet uitwerken hoe we kunnen bidden.