);
Het Doopsel behoort samen met het Vormsel en de Eucharistie tot de initiatiesacramenten van de Katholiek Kerk. Zij worden initiatiesacramenten genoemd omdat zij de grondslag leggen van het christelijk leven:
Toen je zelf gedoopt werd was je normaal gesproken nog een baby en misschien heb je sindsdien ook geen doopsel meer bijgewoond. Hoe verloopt het doopsel nu? Laten we de belangrijkste stappen even op een rijtje zetten:
In de inleidende catechese over de sacramenten werd gezegd hoe elk sacrament vanwege God een bijzonder geschenk, een genade, verleent.
Wat is nu de genade, het Godsgeschenk, dat wij in het doopsel hebben ontvangen. Zoals alle goede dingen bestaat die uit drie:
Lidmaat van de Kerk. Door het doopsel worden wij tot ledematen gemaakt van het éne Lichaam van Christus. Wij worden ingelijfd in de Kerk. Als gevolg daarvan behoort de gedoopte niet meer aan zichzelf toe, maar aan Christus. Hieruit vloeit een zending voort: hij of zij is geroepen om de andere in liefde te dienen.
Je hoort wel eens zeggen dat gedoopte christenen die ongelovig zijn geworden of zich tegen de Kerk gekeerd hebben gevraagd hebben om zich te laten ‘ont-dopen’. Dat gaat echter niet, want het doopsel wordt een en voor altijd gegeven en kan niet herhaald noch ongedaan gemaakt worden. Het doopsel tekent de gelovige met een onuitwisbaar geestelijk merkteken. Dit ‘watermerk’ van het doopsel, dit ‘brandmerk’ van de H. Geest,is zelfs door geen enkele zonde meer uit te wissen.
Het doopsel is zeer belangrijk en, ja, zelfs noodzakelijk om het heil te verwerven dat Jezus voor ons bereid heeft.
Ten minste, toch noodzakelijk voor allen die Christus kennen, aan wie het Evangelie is verkondigd en die de mogelijkheid hebben het doopsel te ontvangen.
Je zou het zo kunnen voorstellen: Jezus is een locomotief waaraan wij (door ons doospel) de wagon van ons leven kunnen vasthaken. Zo zal Jezus ons leven binnenvoeren in het leven bij God, in het eeuwige leven.
Als het doopsel een zuiverend bad is dat ons reinigt van al onze zonden, is het dan wel nodig om een kind te dopen? Een kind is immers onschuldig. Het heeft een zuivere ziel, zegt men dan, en kan toch nog geen kwade dingen hebben gedaan en allerlei zonden op zijn of haar kerfstok hebben.
Zoals hierboven gezegd reinigt het doopsel van persoonlijke zonden. Die kan een pasgeboren baby inderdaad nog niet hebben. Maar daarnaast is het doopsel ook een reiniging van de erfzonde.Dat is een zonde die men wel ‘oploop’ maar niet ‘begaat’. Elke mens die geboren wordt deelt in de erfzonde. Je ‘erft’ het als het ware van de ouders. Het zit bij wijze van spreken ‘in de genen’.
Wat is erfzonde dan? Het is de teloorgang van de oorspronkelijke heiligheid die de mens bezat aan het begin van de menselijke
geschiedenis, toen hij geschapen werd naar Gods beeld en gelijkenis.
Maar door de zonde van ongehoorzaamheid van Adam en Eva, is deze teloorgegaan. Sindsdien leeft in elke mens de mogelijkheid, ja zelfs de neiging om steeds weer opnieuw te zondigen. Maar laat ons duidelijk zijn: het gaat niet om een persoonlijke schuld, maar om een erfschuld waarin iedereen deelt, ook het pasgeboren kind.
Maar na ons doopsel blijft de mogelijkheid om te zondigen toch bestaan? Het doopsel neemt dat toch niet weg? Ja, dat klopt. Zolang wij in deze wereld zijn blijft de gelovige, ook na zijn doopsel, onderhevig aan de tijdelijke gevolgen van de erfzonde: lijden, dood, ziekte, de zwakheden van ons bestaan en ook de neiging om in zonde te vervallen. Maar juist dat maakt het mogelijk om uit vrije wil voor Jezus te kiezen tot wij eens van al deze nare gevolgen bevrijdt zullen zijn in het eeuwige leven waar alles en allen in God zal zijn.
Gij weet toch, dat de doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus,
ons heeft doen delen in zijn dood?
Door zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij,
zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt,
een nieuw leven zouden leven.
Zijn wij één met Hem geworden door het beeld van zijn dood,
dan moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding.
(Brief aan de Romeinen 6,3-5).