);
In deze catechese belichten we het anbt van diaken in de Katholieke Kerk. Voor een goed begrip van deze uiteenzetting kan het nuttihg zijn om ook twee andere catecheses even te bekijken: het sacrament van de wijding en het bisschopsambt in de Katholieke Kerk.
Het diaconaat is een kerkelijk ambt, dat reeds in het Nieuw Testament ter sprake komt en op de apostelen teruggaat, nl. in het verhaal van de aanstelling van “de zeven” door de apostelen (Hnd 6,1-6).
Nadat Christus de zorg van de Kerk aan zijn Apostelen had toevertrouwd stellen deze op hun beurt een nieuw ambt in, waarin een deel van hun eigen zending van het apostelambt wordt toevertrouwd aan zeven helpers.
Een van hen was de H. Stefanus die later op aansturen van Saulus zou gestenigd worden (cf. Hand. 7,54-8,1).
De taak van de diakens bestond erin om een speciale zorg aan de dag te leggen voor de de armen en de weduwen.
Hierdoor verkregen de apostelen zelf meer mogelijkheden om zich toe te leggen op hun hun prioritaire taak: het gebed en de bediening van het woord. (cfr. Hnd 6,4)
Uit de brieven van Ignatius van Antiochië, gestorven ca. het jaar 110, vernemen we hoe in de zeer belangrijke kerk van Syrië op dat ogenblik de diakens behoren tot de drievoudige kerkelijke hiërarchie, onder de bisschoppen en de priesters. Het is deze ordening welke zich heeft doorgezet in de Kerk van Oost en West en die de Rooms-Katholieke Kerk uitdrukkelijk als een op de apostelen teruggaande en door God gewilde ordening beschouwt (“van goddelijke oorsprong”).
In de Westerse Latijnse Kerk kent het diakenambt twee vormen:
De meest voorkomende is de diakenwijding met het oog op het priesterschap. Naar goede traditie in onze Rooms -Katholieke Kerk worden de priesterkandidaten na of tijdens hun studie van theologie tot diaken gewijd. Deze wijding is nodig om later tot het priesterschap over te gaan. Men spreekt dan van een transeunt diaken.
Deze kandidaten zijn in de regel ongehuwd en blijven dat ook na hun wijding. Want tijdens de wijdingsplechtigheid beloven ze het onderhouden van de drie Evangelische deugden: gehoorzaamheid aan de bisschop en de Kerk; een leven als ongehuwde (celibatair); en het opnemen van een zekere sobere levensstijl (armoede).
De tweede vorm is die van het permanente diaconaat. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie werd deze vorm weer in herbruik genomen mits toestemming van de bisschoppenconferentie. In onze Belgische kerkprovincie is het toegelaten dat zowel ongehuwde als gehuwde mannen kunnen worden gewijd tot permanent diaken. Ongehuwde kandidaten beloven met hun wijding dat ze als celibatair door het leven zullen gaan, net zoals de priesterkandidaten. Gehuwde mannen kunnen echter ook tot diaken gewijd worden. Heel belangrijk is wel dat de echtgenote van de kandidaat haar man hierin wil steunen. Een wijding mag immers geen stoorzender worden om een goed huwelijk en gezinsleven te realiseren.
Het diaconaat is volgens de leer van de Kerk een sacrament. Het maakt samen met het bisschopsambt en met het priesterambt deel uit van “de hiërarchie” of het gewijde ambt, hetwelk wezenlijk tot de constitutie van de Kerk behoort.
In de Kerk worden de kandidaten tot het diaconaat gewijd non ad sacerdotium, sed ad ministerium (“niet voor het priesterschap maar voor de dienst”). Het is een oude formule, die oorspronkelijk wel bedoeld was als een afweer tegen aanspraken van diakens op priesterlijke taken, zoals die in de oude en middeleeuwse Kerk zijn voorgekomen, en die ook vandaag nog hier en daar de kop opsteken.
Deze vervaging van de diakenroeping speelde in de middeleeuwen een belangrijke rol die leidde tot het verval van het diaconaat. De Kerk wil duidelijk benadrukken dat het diaconaat niet gezien wordt als een stap naar het priesterschap, maar als een eigenstandig kerkelijk ambt, dat als doel heeft de op de hele Kerk rustende taak van dienstbaarheid ambtelijk gestalte te geven. En misschien mogen wij er ook in horen dat de diakens geroepen zijn om, zelf behorende tot de gewijde ambtsdragers, heel speciaal de diaconale roeping van alle gewijde ambtsdragers te belichamen en te vrijwaren.
De dalmatiek is het eigenlijke gewaad van de diaken. Oorspronkelijk kwam dit kledingsstuk tot aan de knieën. Meestal is het korter dan de kazuivel van de priester.
Dienen is het kernbegrip voor de omschrijving van het diaconaat. Het is een specifiek Bijbels en oerchristelijk begrip, dat wezenlijk vele dimensies bestrijkt.
Allereerst is het een dienen van God of van de Heer Jezus, maar ook een dienen van de gelovige broeders en zusters, van de concrete medemens, en tenslotte ook een dienen van de gemeenschap, in vrije diensten of in ambtelijke en gewijde dienst.
God dienen verwijst in de Heilige Schrift allereerst naar de eredienst in de cultus en in het leven. Staande voor het aanschijn van God noemt de biddende mens zichzelf Gods “dienaar” of “dienares”.