);
In een eerste stap zouden we een sacrament als volgt kunnen omschrijven: een sacrament is een zichtbaar teken waarin God zich meedeelt aan de mens.
Het eerste belangrijke element in deze omschrijving is dan “een zichtbaar teken“. Sacramenten zijn altijd tastbaar en zichtbaar. Ze zijn altijd op een of ander manier door onze zintuigen waar te nemen. Zo worden sacramenten voltrokken doorheen uiterlijke handelingen, gebaren, riten, symbolen. Zo maken we bij de meeste sacramenten een zegengebaar of kruisteken, een handoplegging (vormsel, priesterschap), een onderdompeling (doop)
Deze handelingen worden begeleid door woorden, in gebeden, zegeningen en formules. Ze worden daarenboven ook ‘gedragen’ door concrete voorwerpen en zaken. Zo gebruiken we in de eucharistie, bijvoorbeeld, brood en wijn; water in de doop; olie bij het vormsel en de ziekenzalving; ringen bij het huwelijk. Sacramenten kan je dus steeds “zien, ruiken, voelen, horen en zelfs smaken”.
Doorheen deze uitwendige tekenen – en nu zijn we aanbeland bij het tweede element uit onze omschrijving – deelt God zich mee aan de mens. In de sacramenten komen ‘hemel’ en ‘aarde’ bij elkaar. Sacramenten kan je beschouwen als een geschenk vanwege God: God schenkt zijn heil aan de mens en Hij neemt de mens op in zijn goddelijk leven. De gelovige die een sacrament ontvangt wordt er alleen maar beter van.
Wat in het sacrament voltrokken wordt is niet met ons verstand te doorgronden. Het is een mysterie dat ons overstijgt. Maar het is daarom niet minder waar of werkzaam. Wat zich in het sacrament voltrekt heeft enkel zin en betekenis als het in geloof aanvaard wordt. Het is een gebeuren waarvan we enkel in geloof de waarheid kunnen ‘zien’ en aannemen. In geloof zeggen we: “het is zo”.
Geloof is dus een noodzakelijke voorwaarde voor het ontvangen van een sacrament.
Wanneer we spreken over sacramenten, dan denken we meteen aan het doopsel of de eucharistie. Maar hiermee slaan we een stap over.
Als sacramenten zichtbare, uiterlijk tekenen zijn van Gods heilzaam handelen ten opzichte van de mens, dan moet men Jezus Christus beschouwen als HET sacrament van God bij uitstek.
Want in Jezus Christus is God zichtbaar onder ons verschenen. De apostel Paulus zegt het zo: ‘De genade van God, bron van heil voor alle mensen, is op aarde verschenen’ (Brief aan Titus 2,11).
Beide elementen uit onze omschrijving keren hier dan ook terug:
Zichtbaar teken: Jezus is de Zoon van God die mens geworden is zoals wij, in ALLES aan ons gelijk BEHALVE in de zonde. Mensen konden Hem dus zien, aanraken, beluisteren …. In Hem kreeg God een stem, een gelaat, een lichaam …
In Jezus Christus heeft God ons zijn heil geschonken. Doordat Hij geleden heeft en gestorven is aan het kruis, verrezen is en ten hemel opgenomen heeft Hij de mens opnieuw met God verzoend en heeft Hij ons opnieuw laten delen in het GODDELIJKE LEVEN (een leven met en bij God, reeds hier en nu) en de toegang geopend op de hemel, op het EEUWIG LEVEN.
n het evangelie van Johannes lezen we hoe Jezus, na zijn verrijzenis, de zending in deze wereld die Hij van de Vader had ontvangen, aan de apostelen heeft overgedragen:
‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u. Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvangt de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft zijn ze niet vergeven.’
(Evangelie van Johannes 20,21-23)
Op zichtbare en tastbare wijze zet de Kerk de zending van Christus in deze wereld voort. Zij heeft die zending van Christus ontvangen. Daardoor is de Kerk het sacrament geworden van Jezus Christ. Opnieuw kunnen we de beide elementen uit onze omschrijving toepassen, ditmaal op de Kerk zelf.
Het leven van de Kerk en het leven van de verrezen Christus zijn met elkaar versmolten. De Kerk is het Lichaam van Christus geworden. Sterker nog: door de verbondenheid die er bestaat tussen de Kerk en Christus kan men zelfs zeggen dat het niet zozeer de Kerk is die handelt, maar Christus zelf. De H. Augustinus (354-430) drukt het als volgt uit: Als Petrus doopt, dan is het Christus die doopt. Als Paulus doopt, dan is het Christus die doopt. Zelfs als Judas doopt, dan is het Christus die doopt.
Wanneer dus de Kerk de sacramenten toedient, door de bediening van de priester, dan is het eigenlijk Christus zelf die ons – door de priester – de sacramenten toedient en daarmee verder zet wat hij tijdens zijn aardse leven reeds verrichte.
Uit het Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 224:
De sacramenten zijn waarneembare, werkzame tekenen van de genade, ingesteld door Christus en toevertrouwd aan de Kerk, waardoor ons het goddelijk leven verleend wordt. Het zijn er zeven: doopsel, vormsel, eucharistie, boete, ziekenzalving, wijding en huwelijk.
Het behoort tot het geloof van de katholieke Kerk dat de sacramenten werden ingesteld door Christuszelf. De sacramenten schenken op hun eigen wijze het heil en de genade die Jezus zelf, tijdens zijn openbaar even op aarde, doorheen zijn woorden en daden heeft geschonken. Anders gezegd: de heilzame handelingen van Jezus tijdens zijn leven worden voortgezet door de sacramenten. Wat de tijdsgenoten van Jezus rechtstreeks ontvingen, dat ontvangen wij via de sacramenten. In de sacramenten is Christus ons heilzaam nabij; zij zijn de zichtbare tekens en dragers van Gods heil voor ieder van ons.
De katholieke Kerk erkent 7 sacramenten:Sacramenten van christelijke initiatie:
Sacramenten van genezing:
Sacramenten ten dienste van de gemeenschap:<
De sacramenten van de christelijke initiatie leggen de grondslag van het christelijk leven. In het doopsel wordt men herboren voor het goddelijke leven, in het vormsel gesterkt door de H. Geest en in de eucharistie gevoed met goddelijk voedsel.
De sacramenten van genezing herstellen wat door zonde of ziekte is verzwakt. Door het sacrament van boete en verzoening wordt de band met God, die door de zonde werd beschadigd of verbroken, opnieuw hersteld. De ziekenzalving sterkt de door ziekte verzwakte mens en verenigt hem met het lijden van Christus.
De sacramenten ten dienste van de gemeenschap richten de christen op het heil van de andere. Zij houden een zending en een opdracht in: de bevordering van het heil van de andere en de opbouw van de Kerk. Hij die het wijdingssacrament ontvangt neemt ambtshalve de zending van Christus op zich.
Doorheen het sacrament van het huwelijk worden man en vrouw gesterkt voor de bevordering van elkaars welzijn en van dat van de kinderen. Hun onderlinge liefde wordt sacrament van Gods liefde voor de Kerk.Drie sacramenten – het doopsel, het vormsel en het wijdingssacrament – verlenen naast de genade ook een sacramenteel merkteken of zegel waardoor de christen gelijkvormig gemaakt wordt aan Christus, deel heeft aan het priesterschap van Christus zelf en deel uitmaakt van de Kerk. Dit zegel is onuitwisbaar en blijft voor altijd bestaan. Daarom kunnen deze drie sacramenten ook nooit herhaald worden.
De sacramenten zijn van groot belang voor de Kerk, zowel voor de Kerk als gemeenschap van gelovigen als voor elke gelovig afzonderlijk. In de eerste plaats kunnen we vaststellen hoe heel het liturgische leven zich afspeelt om en rond de eucharistie en de overige sacramenten. Maar ook voor elke christen afzonderlijk zijn de sacramenten van ‘levensbelang’: zonder sacramenten is er geen gemeenschap met God mogelijk en blijft men ontoegankelijk voor Gods heil.