);
In het leven en werken van de apostel Paulus hebben steeds twee zaken een centrale plaats ingenomen: de verkondiging en de kerkopbouw.
Allereerst was Paulus een echte verkondiger. Een missionaris zelfs, want voor de verkondiging heeft hij zelfs drie grote reizen doorheen het Romeinse Rijk ondernomen. Die verkondigingsijver toonde hij vooral jegens de niet-Joden, de heidenen, waardoor hij de ‘apostel van de heidenen’ wordt genoemd. Hij trok naar hen toe met een duidelijke boodschap. Hij verkondigde aan hen de Goede Boodschap van het Evangelie. Deze boodschap, waarin Christus centraal stond, presenteerde hij aan de wereld als een boodschap van heil, redding en verlossing.
Kortom: voor zijn kerkgemeenschappen blijft Paulus steeds een herderlijke zorg dragen. Zo schrijft hij in een van zijn brieven: “Dag in dag uit drukt mij de zorg voor al de gemeenten” (2 Korintiërs 11,28).
Laten we nu verder eens bekijken op welke vlakken deze zorg tot uitdrukking wordt gebracht.
Wie Paulus’ brieven leest zal meteen opmerken hoe Paulus veel zorg heeft voor de eenheid onder de christenen. Zowel binnen de kerkgemeenschap als tussen de kerkgemeenschappen moeten de christenen de eenheidsband bewaren en eensgezind als broeders met elkaar omgaan. Die eenheid is voor Paulus een eenheid in denken en in liefde. Zo schrijft hij: “Maak mijn vreugde volkomen door uw eenheid van denken, uw eenheid in de liefde, uw saamhorigheid en eensgezindheid” (Filippenzen 2,2; lees ook: 1 Korintiërs 1,10). De eenheid moet ook tot uiting komen in concrete daden van onderlinge solidariteit. Zo roept Paulus op om de armen in Jeruzalem (die het slachtoffer waren van vervolging en verdrukking) met een ruim hart financieel te ondersteunen (2 Kortintiërs 8).
Niet voor niets eindigt de jaarlijkse bidweek voor de eenheid onder de christenen steeds op het feest van de Bekering van de Apostel Paulus (25 januari).
Efeze
Korinte
Filippi
Paulus heeft ook veel zorg voor de morele heiligheid van zijn christenen. In Jezus Christus geloven is niet voldoende. Het geloof moet ook merkbaar zijn in het handelen. Een recht geloof vraagt ook om een rechte levenswandel. Zo zijn er dingen die christenen beter niet doen en waarvan ze zich best distantiëren. Zij moeten streven naar heiligheid. Sterker nog: ze zijn reeds heilig op grond van hun doopsel waardoor de heilige Geest in hen woont. Die heiligheid moeten ze bewaren en behoeden door een heilige levenswandel. “Weet gij dan niet dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest van God in u woont? … De tempel van God is heilig en die tempel zijt gij” (1 Korintiërs 3,16-17).
De apostel Paulus spoort de christenen er ook toe aan dat zij trouw zouden blijven aan hun geloof. Trouw aan de overlevering omtrent Christus die zij hebben ontvangen. Er is slechts één Evangelie, en dat is het Evangelie dat Paulus hen verkondigd heeft (lees bv. Galaten 1,6-9; 1 Korintiërs 15,1).
Als een echte herder zal Paulus ook zorg dragen voor de orde en de structuur binnen de kerkelijke gemeenschappen. Het is voor hem een moeilijke evenwichtsoefening. Enerzijds wil hij ruimte en vrijheid laten aan de werking van de H. Geest. Er is respect nodig voor de geestesgaven, de charisma’s, die aan bepaalde mensen is geschonken. Maar anderzijds moet er ook orde zijn. Daarom stelt hij bepaalde mensen in een ambt opdat het leven in de kerkgemeenschap door hen geregeld en gesuperviseerd kan worden.
Een bijzonder aspect van Paulus’ zorg voor de kerkgemeenschappen is zijn leraarschap. Als herder heeft hij steeds oog gehad voor de geloofsopbouw van de lokale kerkgemeenschap.
Kennis van het geloof en inzicht in het geloof zijn voor hem belangrijk, want herderlijke zorg zonder inzicht is iets wat voor hem niet kan. Geloven is voor Paulus niet alleen een levenswijze, het is bovenal ook een leer, een geloofsinhoud. Voor een geloofsgemeenschap is het belangrijk te weten wat men gelooft en daarin de eenheid te bewaren
Het juiste geloof is gefundeerd op waarheid. Beide horen wezenlijk samen. Want we kunnen niet geloven wat niet waar is. En we geloven iets, juist omdat het waar is.
Als leraar verkondigt Paulus de Christus. Hij houd voor wat we omtrent Jezus moeten geloven. en hij legt ook uit waarom. Een mooi voorbeeld daarvan is de leer omtrent de verrijzenis. Eerst verkondigt hij dat Jezus is verrezen. En dan, als leraar en catecheet, legt hij uit hoe ook onze verrijzenis gestoeld is op de verrijzenis van Christus (lees: Efeziërs 1 en2).
Enerzijds moet de christen afstand bewaren t.o.v. deze wereld. Zo nodig moet hij de wereld zelfs verlaten. Want in de wereld heerst vaak het kwade. In de wereld gebeuren vaak dingen waar de christen geen voorbeeld aan kan nemen. Aan de Romeinen schrijft hij: “Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen, met een nieuw visie” (Romeinen 12,2). Neen, de wereld kan niet de norm zijn voor het christelijk leven.
Maar anderzijds moet de christen ook openheid bewaren t.o.v. de wereld. Hij moet de wereld als een feit aanvaarden. Niet alles in de wereld is slecht en daarom moet de christen uit de wereld aannemen wat goed is en verenigbaar met het christelijk geloof. “Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op wat deugd heet en lof verdient” (Filippenzen 4,8).
Paulus herderlijke zorg vindt ook uitdrukking in zijn gebed. Een goede herder bidt voor zijn kudde. En dat is zeker ook zo bij Paulus. Voortdurend lezen we in zijn brieven hoe hij veel bid voor zijn christenen. Al diegenen die aan zijn herderlijke zorg zijn toevertrouwd brengt hij voor God, hij gedenkt hen voor zijn Aanschijn. Hij brengt hen aanwezig voor God. Zo schrijft hij aan de Tessalonicenzen: “Wij zeggen God dank voor u allen, telkens wanneer zij uw naam noemen in onze gebeden” (1 Tessalonicenzen 1,2).
Het gedenken van zijn kerkgemeenschappen bij God kleurt in het gebed van Paulus ook vaak naar danken. Hij dankt voor alle goddelijke gaven. In dit danken wordt aan God teruggeschonken wat Hij ons als gave gegeven heeft. Dat is vooreerst de gave van het geloof en alles wat daarmee te maken heeft
Paulus is een echte verkondiger en kerkopbouwer geweest. Dat zien we in zijn zorg voor zijn kerkgemeenschappen. Die zorg kan vele aspecten hebben en vele vormen aannemen. De aansporingen tot eenheid, geloofstrouw en morele heiligheid zijn wellicht de belangrijkste.
Maar ook in zijn leraarschap en zijn bidden vinden we een uitdrukking van Paulus’ herderlijke zorg.