);
In deze negende catechese in de reels over onze geloofsbelijdenis behandelen wij het geloofsartikel over de Kerk. In de geloofsbelijdenis van de Apostelen zeggen wij na het artikel over de heilige Geest de volgende belijdenis: [Ik geloof in …] “de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen.” Een aanrader is een eerdere catechese op deze website over dit geloofsartikel: “Ik geloof in de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk.” (Klik hier)
Zonder de heilige Geest, zonder het eerste Pinksterwonder, zou de Kerk zich niet hebben kunnen doorzetten. Als we spreken over de Kerk dan houden we dus twee werkelijkheden voor ogen: een menselijke én tegelijk een goddelijke. De Kerk is menselijk: in haar organisatie, haar structuren, haar geschiedenis, door de zonden van haar leden. En toch blijft ze voorwerp van geloof. Het geloof in de Kerk is een voorwaarde om doorheen haar aardse logheid in haar het goddelijk mysterie te onderkennen.
Als we ons geloof uitdrukken in de Kerk dan bevestigen wij haar bestaan, haar goddelijke, bovennatuurlijke werkelijkheid, haar eenheid, haar heiligheid, haar katholiciteit. Wie blijft steken in het louter, soms minder fraaie, menselijke aspect van de Kerk zal haar niet leren kennen in de diepte, vandaar dat de geloofsbelijdenis ons oproept te geloven aan het mysterie dat de Kerk in zich draagt.
Over wat voor mysterie gaat het dan? De Kerk is een mysterie: ze heeft een onbegrijpelijk aspect, niet in de zin van “onverstaanbaar” of “ondoorgrondelijk”, maar wel dat het voor het verstand onmogelijk is ze helemaal te omvatten. Dit mysterie kunnen we omschrijven in 4 beelden die we nu in het verder verloop van de catechese uit d edoeken willen doen.
Iedereen behoort tot een volk, tot een land. Maar wie gedoopt is behoort tot het Volk van God. En dit Volk heeft zo zijn unieke eigenschappen: het Volk van God werd door de Vader zelf uitgekozen. Het Griekse woord voor Kerk: ‘Ecclesia’ betekent immers ‘bijeenroeping’ en wel door God de Vader zélf.
Men wordt niet door geboorte lid van dit volk maar door een ‘wederbeboorte’ in het water van de doop en de uitstoring van de heilige Geest. Dit volk heeft bovendien Christus als leider of Hoofd. De status van haar leden is de Vrijheid van de Kinderen Gods. De grondwet van dit volk is het dubbele gebod van de liefde: Bemin God en uw naaste als u zelf. Haar zending bestaat erin om zout en licht voor de wereld te zijn (Mt. 5). De bestemming van dit Volk is het Koninkrijk van God in de hemel, maar dat nu reeds een begin neemt hier op aarde.
De Apostel Paulus gebruikt het beeld van het menselijk lichaam om te spreken over de Kerk. Meer bepaald om de eenheid aan te duiden die er bestaat tussen het Hoofd van de Kerk (Christus) en de overige ledematen (de gelovigen). Allen, het Hoofd Christus en de ledematen,vormen samen één Lichaam: de Kerk. (1 Kor. 12; Rom. 12, Kol. 1,18; Ef. 1,22-23).
Deze gedachte ligt aan de basis voor de kerkelijke leer die in de loop der tijden uitgroeide tot de Kerk als het mystieke lichaam van Christus. Paus Pius XII vaardigde in 1943 een encycliek uit met deze titel: De Kerk als mystiek lichaam van Christus.
De Kerk als een lichaam betekent dat elk lidmaat verbonden is met haar Hoofd: Christus. Maar ook dat elk lidmaat verbonden is met de overige ldematen en dat er een samenhang en solidariteit hoort te bestaan tussen de ledematen onderling.
Zoals elk lidmaat zijn functie en plaats heeft binnen het geheel van het lichaam, zo maakt dit beeld maakt ook duidelijk dat elke gedoopte een specifieke taak heeft te vervullen in Gods Kerk Een lid van de kerk kan nooit los kan staan van het geheel van de Kerk.
De Kerk is niet alleen een lichamelijk mysterie, ook geestelijk.
Sint-Augustinus zei: “Wat onze ziel is voor ons lichaam, dat is de heilige Geest voor het lichaam van Christus. De heilige Geest is immers de bron van eenheid in het geloof, die de gelovigen aanvuurt om in alle uithoeken dezelfde Blijde Boodschap te brengen”.
De aanwezigheid van de heilige Geest heiligt de Kerk. Hij maakt ze levend en vitaal: Hij is haar levenskracht.
De werking van de Geest bewerkt vele gaven bij de leden van het lichaam. Zo maakt de H. Geest de gelovigen geschikt en bereid om de werken en taken op zich te nemen die nodig zijn voor de voortdurende vernieuwing van de Kerk.
Een heel sterk beeld is de Kerk als de Bruid van Christus. Het drukt de innige eenheid uit die er bestaat tussen Christus in zijn Kerk maar tegelijkertijd ook het onderscheid tussen beide in een persoonlijke relatie. De huwelijksgedachte, toegepast op de Kerk, betekent dat wij niet enkel ‘iets’ zijn van Christus, maar dat wij leven voor Iemand: voor de Heer zelf.
Het Volk van God is de verloofde van God, de uitverkoren partner van zijn bruiloft met ons. Dit beeld komt uit de heilige Schrift. Jezus zelf zegt de Bruidegom te zijn (Mc. 2,19; Mt. 22,1-14; Mt. 25,1-13). De apostel Paulus gebruikt dit beeld ook voor in zijn brieven aan zijn christengemeenten:
“Ik ijver voor u met de ijver van God, want ik heb u met één man verloofd, met Christus, om u als een zuivere maagd naar Hem te voeren.” (2 Kor. 11,2) “Mannen, heb uw vrouw lief, zoals ook Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd om haar heilig en rein te maken, door het waterbad en het woord, om haar tot zich te voeren in haar luister, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar heilig en onbesmet.” (Ef. 5,25-26)
Omdat de Kerk dus een menselijke en een goddelijke werkelijkheid in zich draagt is ze dus tegelijk zichtbaar en onzichtbaar. Menselijk zien we slechts één wereldwijde gemeenschap. Het geloof echter ziet er twee: een zichtbaar gemeenschap en een onzichtbare.
Enerzijds is er de Kerk op aarde bestaand euit alle gelovigen die één lichaam vormen en geheiligd werden in hun doopsel. Het is de pelgrimerende Kerk die onderweg is in deze tijd en deze wereld.
Anderzijds is er de Kerk in de hemel, is de onzichtbare wereld van Gods Koninkrijk: de hemel waar engelen en heiligen bij God mogen thuiszijn, van deze mensen die ons hier op aarde zijn voorgegaan in geloof en nu mogfen delen in het goddelijke leven.
De jaarkalender kent vele heiligen. Ze zijn als een stoet die opgetrokken is naar Gods troon en die nu voor ons willen voorspreken bij de Heer Jezus. In hun voetspoor mogen wij treden.