);

De Geloofsbelijdenis: En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer.

Het jaar 2013 werd uitgeroepen tot het “Jaar van het Geloof”. Daarmee wil paus Benedictus de gelovigen uitnodigen tot een verdieping van de kennis van hun geloof en tegelijkertijd ook een impuls geven aan de evangelisatie van Europa. Met Jongerlo willen we ons steentje bijdragen en elke maand een bijdrage leveren over een artikel van onze geloofsbelijdenis. Twaalf maanden = twaalf artikelen.

Ik geloof in Jezus Christus.

Aanluitend op het eerste artikel van onze geloofsbelijdenis, waarin wij ons geloof in God de Vader belijden, volgt het tweede artikel dat het geloof in onze Heer Jezus Christus, de Zoon van God, tot uitdrukking brengt.

Deze tweede stap is niet zonder belang. Want zo wordt allereerst de funcamentele structuur van het credo duidelijk. Die is immers drievoudig, in overeenstemming met de H. Drie-eenheid: ik geloof in God de Vader, God de Zoon en God de H. Geest. Met de woorden “Ik geloof in jezus Christus, zijn enige zoon, onze Heer …’ wordt dan het tweede luik van het credo ingeleid dat handel over Jezus.

Maar dat de Zoon als tweede aan bod komt in het credo heeft uiteraard ook te maken met de geloofswaarheid dat God zich aan ons, mensen, kenbaar gemaakt heeft door Jezus Christus.

Wij kennen God dankzij Jezus Christus. Wie Mij ziet, ziet de Vader, zegt Jezus in het Johannes evangelie (14,9).

drie-eenheid_LR (01b)
Zo heeft de menswording van de Zoon van God, er in zekere zin toe geleid dat God zichtbaar, hoorbaar, tastbaar onder ons heeft gewoond. God kreeg in Jezus een stem en een gelaat. In Hem, zo zegt de apostel Paulus, is Gods genade verschenen aan alle mensen. (Titus 2,11) Of iets moeilijker geformuleerd: Jezus Christus is de openbaring van God.

Het Woord is mens geworden
en heeft bij ons gewoond,
vol van goedheid en waarheid;
en wij hebben zijn grootheid gezien,
de grootheid van de enige Zoon van de Vader.
(Johannes 1,14)

Dát is juist de kern van de Blijde Boodschap: dat God zijn Zoon heeft gezonden om ons te verlossen. Hij werd één van ons, opdat wij zouden worden zoals Hij. Paulus zegt het zo: “opdat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen” (1 Timoteüs 2,4).

credo (120)

Vele titels.

Het tweede artikel van de geloofsbelijdenis zegt veel in één keer. Allereerst is er sprake van Jezus. Het is de eigennaam die meteen uitdrukt wat zijn zending is in deze wereld. ‘Jezus’ betekent immers: ‘God redt’. Zijn naam drukt dus uit wat Hij gedaan heeft: Hij verlost ons uit de zonde, uit de macht vanhet kwaad en van de dood.

Als in één adem zeggen we ook ‘Christus’, dat afgeleid is van de Griekse vertaling van het Hebreeuwse ‘Messias’ en ‘Gezalfde’ betekent. In het oude Israël betekende de zalving dat men een zending van God ontvangen had. Dat kon de koning zijn, een profeet of een priester. De messiaanse zalving van jezus toont dus zijn goddelijke zending. Het is een gebeuren dat de evangelies koppelen aan Jezus’ doop in de Jordaan, toen Hij werd gezalfd met de heilige Geest en met macht (Handelingen 10,38).

Het is naar deze titel dat ook wij ‘christenen’ worden genoemd. Werden wij immers ook niet gezalfd met het chrisma op de dag van ons heilig Vormsel?

credo (121)
En betekent dit dan ook niet dat wij allen drager zijn van een bijzondere roeping en zending in deze wereld? De volgende de titel is ‘zoon van God’. In het Oude Testament wijst het zoonschap er op dateen persoon in een bijzondere relatie stond tot God. In het Nieuwe Testament wordt de titel voorbehouden voor Jezus en wijst deze op Jezus’ goddelijke oorsprong. Jezus is méér dan een mens. En dat willen we daan ook belijden en kenbaar maken door over Hem te getuigen als de Zoon van God: omdat Hij de Zoon van God is, IS Hij ook God. Hij is God van eeuwigheid af en tot in eeuwigheid. “Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13,8).
Hetzelfde kan gezegd worden van de laatste titel: ‘Heer’. Reeds in het oude Israël wordt ‘Heer’ (Kyrios in het Grieks) gebruikt als verwijzing naar de Jahwe, de naam waarmee God zich aan Mozes had gebaard en die de joden (nog steeds) uit eerbied niet uitspreken. Daarom zeggen ze ‘Adonai’ of ‘Heer’. Bij uitstek verwijst de titel dus naar godheid zelf van God.
Door de titel nu ook te gebruiken voor Jezus betekent dit dat Jezus ook zelf als God erkend wordt. Het mooist komt dit tot uiting in de paasverhalen over Jezus.
Zo roept, bij de verschijning van Jezus aan de Twaalf, de apostel Thomas uit: “Mijn Heer en mijn God!” (Johannes 10,28). En als Jezus verschijnt aan de oever van het meer, dan is het Johannes die Hem het eerst herkent en tot Petrus roept: “Het is de Heer!” (Johannes 21,7).
credo (122)

Jezus de vis.

De eerste christenen kenden en gebruikten ook deze titels van Jezus. En ze beseften de draagwijdte ervan. Ze hadden er in zekere zin ook een codetaal voor ontwikkeld. Zo vormen de beginletters van al deze titels het Griekse woord ICHTHYS, wat ‘vis’ betekent.

Voluit geschreven stond het dus voor: Iesus, CHristos, THeou (= van God), hYos (= Zoon), Soter (=Verlosser). Jezus Christus, Zoon van God en Verlosser. Een bondiger samenvatting kan met niet maken.

In de catacomben van Rome zijn nog steeds tekeningen en opschriften van dit vis-symbool te zien. (De winnaar van ons maandelijks Kwisspel, kan trouwens, onde rmeer, dit vis-symbool winnen).

credo (123)
credo (125)
credo (126)
credo (127)

Jezus Christus: God en mens.

De verschillende titels van Jezus in de geloofsbelijdenis hebben dus een diepe en verreikende betekenis. Ze drukken in eerste instantie de bijzondere positie van Jezus uit. Hij is een van ons geworden, maar Hij is tegelijkertijd ook veel méér. Ze verwijzen daarom vooral naar de goddelijke oorsprong van Jezus: Hij is van de Vader uitgegaan. Vooraleer iets anders te zeggen over Jezus wil het credo zo de goddelijkheid van Jezus onderstrepen.
Maar Jezus is ook mens. De menswording van de Zoon van God, en de historische werkelijkheid ervan, is dan ook het volgende artikel van het credo. Maar dat is dan het onderwerp voor een volgende catechese….