);
Als christenen geloven we niet alleen dat de menselijke ziel onsterfelijk is, maar ook dat het menselijke lichaam zal verrijzen, onsterfelijk uit het graf. Aangezien onze zielen spiritueel van aard zijn en dus van nature onsterfelijk zijn, heeft de verrijzenis geen betrekking op de ziel. Onze ziel zal nooit sterven.
In Gods oorspronkelijke scheppingsplan was het niet de bedoeling dat het menselijke lichaam zou sterven. Maar zodra de zonde in de wereld kwam was het menselijke lichaam voorbestemd om te sterven. Dat gebeurt in wat wij onze ‘dood’ noemen, het ogenblik wanneer de ziel het lichaam verlaat
Een van de grote gaven van het christendom aan de menselijke wijsheid is de duidelijke leer dat er niet zoiets bestaat als reïncarnatie. Wij zijn ontvangen en slechts één keer geboren. Wanneer onze unieke zielen onze lichamen verlaten, wordt ons lot bepaald voor alle eeuwigheid.
Als christenen geloven vast in de lichamelijke opstanding van de doden. Reeds in het Oude Testament zegt de profeet Job: “Want ik weet, ik ben er zeker van: mijn vrijkoper leeft, ten slotte zal Hij deze wereld binnentreden. En al ben ik nog zo geschonden, ik zal God zien vanuit dit lichaam” (Job 19:25-26).
In het Nieuwe Testament wordt de meest expliciete leer over de lichamelijke opstanding aangetroffen in de geschriften van de heilige Paulus gevonden. Terwijl hij de christenen aanspoort om de onbaatzuchtige liefde te beoefenen, wijdt hij niet minder dan achtenvijftig verzen over de uiteindelijke opstanding van het lichaam op de Dag van het Oordeel. De logica van de heilige Paulus is heel eenvoudig. Wij moeten de naastenliefde beoefenen en de anderen beminnen, niet alleen in de ziel, maar ook in het lichaam. Daarom zal de Heer ons ook belonen, wanneer we opstaan uit het graf, zowel in de geest als in het lichaam.
De heilige Paulus schreef: “Wat je zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt, en wat je zaait is maar een korrel, bijvoorbeeld van tarwe of iets dergelijks, en het heeft nog niet de vorm die het zal krijgen. God geeft er een vorm aan zoals Hij het heeft gewild, en wel aan elk zaad zijn eigen vorm”. (1 Korintiërs 15:37-38).
We kunnen dus zeggen dat wanneer onze lichamen begraven zijn in het graf, dat ze als zaad gezaaid zijn in de grond.
Dit zaad zal sterven om vervolgens vrucht voort te brengen. Dan, in de oogsttijd, zal God uit dit begraven zaad het verrezen lichaam van onze verheerlijkte menselijkheid verwekken.
De kerkvaders hebben veel soortgelijke vergelijkingen: de zon lijkt elke avond te sterven, alleen om weer te op stijgen in de ochtend; bomen verliezen hun bladeren in de herfst en dan, als door een opstanding, keren de bladeren terug in het voorjaar.
Begrijpelijkerwijze benadrukt de heilige schrift de opstanding van de rechtvaardigen, maar zonder het weglaten van een verwijzing naar degenen die niet zullen worden gered. In deze context voorspelt Jezus hoe Hij zal komen om de hele mensheid te oordelen:
“Waarachtig, Ik verzeker u: er komt een uur, ja het is er al, dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en zij die ernaar luisteren zullen leven. Want de Vader, die de bron van leven is, heeft de Zoon gemachtigd om eveneens bron van leven te zijn; Hij heeft Hem volmacht gegeven om te oordelen, omdat Hij de Mensenzoon is. Wees daar niet verwonderd over: er komt een uur waarop allen die in het graf liggen zijn stem zullen horen en eruit zullen komen; wie goed hebben gedaan zullen opstaan om te leven, wie kwaad hebben gedaan zullen opstaan om veroordeeld te worden”. (Johannes 5:25-29).
Betekent dit dat de hele mensheid zal opstaan uit het graf? Ja, want de hele mensheid – behalve de Moeder Gods – is in zonde ontvangen en werd daarom onderworpen aan de dood.
De goddelijke openbaring en het leergezag van de Kerk verklaren dat we allemaal zullen opstaan met ons eigen lichaam. Nogmaals, de profeet Job is heel duidelijk, “… ik zal God zien vanuit dít lichaam … met eigen ogen” (Job 19:26-27).
We zouden kunnen zeggen dat dit is te verwachten. Immers hier op aarde dienen we God met onze eigen individuele ziel en met ons eigen lichaam. Deze zelfde ziel en ditzelfde lichaam worden in de eeuwigheid beloond.
Natuurlijk het lichaam wordt verheerlijkt, maar dat is slechts een ander woord voor ‘wordt beloond’. Elke individuele persoon met zijn of haar eigen specifieke lichaam, verenigd met hun unieke ziel, zal beloning ontvangen voor het feit dat hij of zij God trouw gediend heeft in dit tranendal.
De meest fundamentele kwaliteit van onze verrezen lichamen zullen hun onsterfelijkheid zijn. Toen onze eerste ouders gezondigd hadden verloren zij de gave van lichamelijke onsterfelijkheid. Was er geen zonde geweest, dan zou geen mens gestorven zijn . Onze redding door Christus herstelde het bovennatuurlijke leven van onze ziel, dat ieder van ons ontvangen heeft door de doop. Het opgestane leven van ons lichaam wordt uitgesteld tot het begin van de eeuwigheid, die we in de volksmond ‘de laatste dag’ noemen. De Kerk echter geeft er de voorkeur aan om te spreken van de eerste dag.
Zoals we weten zullen niet alle mensen die opstaan uit de dood ook worden gered . Toch zullen ze ook uit het graf verrijzen met een onsterfelijk lichaam, dat bestemd is voor eeuwig lijden.
Maar net als het zaad dat daarna begint te ontkiemen en groeien in de aarde als een veld van graan, zo zullen alle menselijke lichamen uit het graf opstaan. De eigenschappen van onze opgestane verheerlijkte lichamen zullen zijn zoals dat van Christus toen Hij zich even openbaarde in zijn verheerlijkte toestand aan zijn uitverkoren apostelen bij zijn Gedaanteverandering op de berg Tabor.
De verrijzenis zal ons niet alleen als iets heel natuurlijks voorkomen, maar we zullen ons ook ieder ogenblik bewust zijn dat zij datgene is waar ons leven van afhangt; want ook wij zullen dan deel uitmaken van dat verrezen leven dat Onze Heer met zich meebracht uit het graf.