);
Vergiffenis kan moeilijk zijn voor vele mensen.Denk aan de huidige situatie in het Midden Oosten, en andere conflictgebieden ter wereld.
Eigenlijk is het niet nodig ver te gaan om te zien hoe ‘onvergeeflijk’ de mens kan zijn. Wij kunnen naar ons zelf kijken om te zien wie of wat ons heeft gekwetst en of wij vergiffenis geschonken hebben aan hen die verantwoordelijk zijn, of niet.
Het is niet altijd gemakkelijk, en dat kan wel begrijpelijk zijn. Misschien het klinkt een beetje raar in onze menselijke horen, maar in het Credo belijden wij ‘de vergeving van de zonden’.
De nood aan de ‘vergiffenis van de zonden’ wijst naar de oorsprong van de grootste moeilijkheid voor de mens – een gebrek in zijn relatie met God zijn schepper. De zonde maakt een breuk tussen de kinderen van God en God ‘onze Vader’ en Schepper.
Het is een opstand tegen God als de bron van alle liefde. God toont ons, door de heilige schriften en de kerkelijke traditie, hoe wij moeten leven en hem dienen om gelukkig te zijn, met Hem en met elkaar.
Het begon met de erfzonde van Adam en sindsdien, sinds deze ‘opstand’ van Adam, die we de zondeval noemen, is er in de mens een ‘neiging’ tot het goede als tot het kwade (‘zondebegeerte’) aanwezig.
Maar God heeft in zijn grote barmhartigheid heeft zijn Zoon Jezus in de wereld gezonden om de wereld te verzoenen met Zichzelf, door het kruis en de verrijzenis van zijn Zoon. Door de Heilige Geest is de kracht van de redding altijd aanwezig in de Katholieke Kerk en is deze terug te vinden in de sacramenten.
Wij zien allereerst in het doopsel. Wij geloven in ‘één doopsel tot vergeving van de zonde’. Vergeving van de zonden is dus verbonden met het doopsel. En de Kerk moet dit verkondigen: ‘Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping. Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden’ (Mc. 16, 15-16).
De Catechismus van de Katholieke Kerk verklaart dat zo:
“Het doopsel is het eerste en belangrijkste sacrament van de vergeving van de zonden, omdat het ons verenigt met Christus die gestorven is voor onze zonden en die verrezen is om onze rechvaardiging, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden” (nr. 977).
Door het doopsel zijn wij gereinigd van de erfzonde met een overvloedige genade van de vergiffenis van God. Maar er blijft nog steeds de zwakte van de ‘zondebegeerte’ over en wij moeten strijden tegen de opwellingen van de begeerte.
Dankzij de goddelijke barmhartigheid van God kunnen zonden ook nog vergeven worden na het doopsel. Christus heeft de sleutels van het koninkrijk der hemelen immers toevertrouwd aan de Kerk. Dit wordt vooral uitgeoefend in het sacrament van de biecht (of van ‘boete’ of ‘verzoening’).
Is het niet mooi dat wij kunnen dikwijls de barmhartigheid, vrede en vrijheid van het rijk Gods krijgen door het sacrament van de biecht ? Het is heilsnoodzakelijk voor wie na het doopsel een doodzonde doet – d.w.z. waar er een zwaarwegende materie is (b.v. in de tien geboden), met een volle kennis en een volledige instemming.
De doodzonde, volgens de Catechismus, vernietigde liefde in het hart van de mens door een zware inbreuk op Gods Wet; ze zendt de mens van God af, die zijn uiteindelijk doel en zijn zaligheid is (nr. 1855)
Maar wij kunnen ook onze ‘dagelijkse zonde’ biechten – wij hebben de genade en de vergiffenis van God nodig als wij de heiligheid en de vrede van God nastreven. Wij hebben geestelijke wapens nodig om heilig te worden.
Hoe mooi is ons Katholiek geloof in ‘de vergeving van de zonden’. Dit geeft ieder van ons hoop in het leven: hoop op verzoening met God, met de Kerk en met elkaar.
De achtergrond van de vergeving van de zonden is terug te vinden in dit citaat uit de heilige Schrift. Wij kunnen dit van buiten leren en er gebruik van maken als wij ons hopeloos voelen, of hoop aan anderen willen geven in de barmhartigheid en vergiffenis van God:
Zowaar Ik leef – godsspraak van de Heer God – Ik wil de dood van de zondaar niet, maar Ik wens dat hij zich betert en in leven blijft (Ezechiël 33, v. 11).