);
De gelofte van armoede kunnen we slechts begrijpen vanuit een religieus kader. Ook wij religieuzen denken bij het woord armoede in de eerste plaats aan de vele mensen op deze aarde die niet kunnen voorzien in hun levensonderhoud. Die een tekort hebben aan levensmiddelen en afhankelijk zijn van solidaire mensen en landen om enigszins menswaardig te leven.
De meeste religieuzen hebben geen tekort aan levensmiddelen. Ook in de arme landen hebben broeders en zusters eten, kleding en beschikken kloosters over middelen om hun activiteiten te kunnen realiseren. Dat is dus geen gebrek of tekort. Waarover gaat dan die armoede in het religieuze leven?
Door een armoedebeleving willen de godgewijde mannen en vrouwen Christus navolgen. Want Jezus was zelf arm en nederig: “Jezus zei tot hem: “de vossen hebben een hol, en de vogels van de hemel een nest, maar de Mensenzoon kan nergens het hoofd neerleggen” (Mt.8,20).
Sint-Paulus schreef aan de christenen van Korinte: “U kent de liefde die onze Heer Jezus Christus u heeft betoond; omwille van u is Hij arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u rijk zou worden door Zijn armoede” (2 Kor.8,9).
De gelofte van armoede erkent dat God de enige ware rijkdom is voor de mens. Wanneer ze beleefd wordt naar het voorbeeld van Christus, dan vormt ze tegelijk ook een beeld van het zich totaal wegschenken van de drie Goddelijke Personen aan elkaar: Vader, Zoon en heilige Geest. God is immers liefde: De Vader maakt de mensen immers tot één familie; Jezus, de Zoon, wil alle mensen verlossen en tot eenheid bijeenbrengen. Door zijn voorbeeld: zijn gebeden, zijn woorden en zijn kruisdood heeft Hij de bron van verzoening getoond aan een verdeeld wereld en verstrooide mensen.
Zo geeft de gelofte van armoede aan dat dat God de enige ware rijkdom is voor de mens, als zij wordt beleefd naar het voorbeeld van Christus, die “arm is geworden hoewel Hij rijk was” (2 Kor. 8,9).
Het samenleven als broeders of zusters in een kloostergemeenschap wil ook een getuigenis zijn van God die liefde is. De armoedebeleving als afstand doen van eigen bezittingen vinden we reeds terug bij de eerste christenen kort na de verrijzenis. In de Handelingen staat er te lezen: “De menigte die het geloof had aangenomen, was een van hart en een van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel zij bezaten alles gemeenschappelijk” (Hand 4,32)
Een natuurlijk voortvloeisel van een waarachtige armoedebeleving is de gastvrijheid en de solidariteit. Een echte armoedebeleving in een gemeenschap is meer dan alleen afstand doen van bezit ten bate van het geheel. Door deze gelofte geven broeders en zusters zich aan Gods Kerk met alles wat ze zijn, met alles wat ze weten én met alles wat ze kunnen.
Sint-Norbertus
Van onze ordesstichter de heilige Norbertus is geweten dat hij met zijn bekering ook een radicale armoedebeleving op zich nam. Hij verkocht zijn bezittingen, deelde het aan de armen uit. In Hoei (Huy) aan de Maas gaf Norbertus tijdens zijn voettocht zijn laatste geld aan een arme. Blootsvoets trok hij rond met enkele leerlingen om de Blijde Boodschap uit te dragen. Hij droeg slechts een wollen pij en een mantel.
Sint-Franciscus
De heilige Franciscus van Assisi staat wijd en zijd gekend als een meester van de armoedebeleving. Zijn bijnaam in het Italiaans, ‘Poverello’, wijst hierop. Met zijn armoede volgde hij Christus na. Een armoede die gepaard gaat met vrede en blijdschap, met vrijgevigheid. Hij bedelde voedsel en levensmiddelen om ze uit te delen aan de armen. De armoedebeleving was Sint-Franciscus zo lief geworden dat hij haar noemde ‘Vrouwe armoede
Door zijn authentieke armoedebeleving is hij voor velen een toonbeeld en een grote inspiratiebron in de navolging van Christus..
Sint-Elisabeth
Een groot toonbeeld van soberheid en armoedebeleving was ook de heilige Elisabeth van Hongarije. Ook al was zij rijk aan geld en goed, geboren als prinses en koningsdochter. De wereldse pracht en praal bekoorde haar echter niet. Na de dood van haar man gebruikte ze al haar middelen om een ziekenhuis te bouwen. Dagelijks ging ze aan huis bij de armen om hen voedsel te geven, bij de zieken om ze te verzorgen.