);
Matteüs was niet enkel evangelist maar ook één van de apostelen van Jezus. Hij heeft dus Jezus van zeer nabij kunnen volgen. Vóór zijn roeping was hij tollenaar, een belastingontvanger die werkte voor de Romeinse bezetter in die tijd (Mt 10,3). Bij de andere evangelisten wordt hij ook wel Levi genoemd (Lc 5,27; Mc 2,14).
De roeping van Matteüs door Caravaggio.
Matteus staat dicht bij de apostel Petrus. We stellen immers vast hoe de eerste onder de apostelen een hoog aanzienlijke plaats inneemt in dit evangelie. Petrus wordt zalig geprezen als ontvanger van de Openbaring, hij wordt rots genoemd en ontvangt de sleutels van het Rijk der Hemelen. Petrus krijgt zo de volmacht om te binden en te ontbinden.
Voor wie schreef Matteüs zijn evangelie? Bijbelgeleerden menen uit de inhoud van het evangelie te kunnen afleiden dat Matteüs een kerkgemeenschap voor ogen had die reeds tot ontwikkeling was gekomen en te kampen had met haar groeipijnen.
Wanneer we de belangrijkste karakteristieken van het Matteüsevangelie in kaart willen brengen, dan valt allereerst op hoe Matteüs in zijn evangelie Jezus voorstelt als de vervulling van het Oude Testament.
Matteus citeert heel vaal verzen uit het Oude Testament om ze in verband te brengen met Jezus. Hij is degene die de Oudtestamentische profetieën vervult. Jezus is de aangekondigde Messias, de Zoon van David, zoon van Abraham (Mt 1,1), Hij is de Christus, de zoon van de levende God (Mt 16,16).
Matteus neemt ook geen blad voor de mond. Meermaals wijst Hij op de ontrouw van het Joodse volk en zelfs dat ze ter kwader trouw zijn (vgl Mt 8,11; 23,1-39; 28,11-15). Maar Matteüs wijst het jodendom in zijn geheel niet af. Ook al wijzen de joden Jezus als de Messias af, toch benadrukt hij de blijvende geldigheid van de joodse Wet (de Tora). De Tora blijft gelden zoals Jezus het bedoelde: nl. haar terugvoeren tot haar oorspronkelijke en innerlijke bedoeling.
Vanaf het begin van z’n evangelie toont Matteüs aan dat Jezus de Messias is: In de hoofdstukken 5 – 7 wordt Jezus er de Messias door het verkondigde woord en in de hoofdstukken 8-9 komt de Messias van de daden aan bod.
De profetieën uit het O.T. wijzen niet alleen naar de Messias als de Verlosser van Israël, maar ook naar de Verlosser van heel de wereld. Zoals Israël eertijds geroepen werd door God, maar hardnekkig bleef weigeren, zo is nu na de verrijzenis de Kerk gekomen om Gods’ heilswil te volbrengen.
Een tweede kenmerk is het catechetisch karakter van dit Evangelie.
Het Matteusevangelie kent veel toespraken van Jezus, vaak met een opvoedende en aansporende bedoeling.
De nadruk ligt steeds op Jezus, op het geloof én de navolging. Matteus aanvaardt geen tegenstelling tussen leer en leven. Beide horen samen. Hij laat Jezus altijd eerst spreken en pas daarna handelen. Hij eist steeds een “grotere gerechtigheid” dan die van de farizeeën.
Mede daarom laat Matteüs Jezus optreden als een nieuwe Mozes. Net als de Mozes, de grote leraar van de joodse Wet (denk aan de tien geboden die hij ontving), is Jezus de leraar van een nieuwe evangelische wet. Het meest opvallend gebeurt dit in de bergrede waar Jezus als nieuwe leraar en nieuwe wetgever – kortom: als nieuwe Mozes – het volk onderricht.
Zo bergijpen we beter waarom Matteüs de uitspraken van Jezus samenbrengt in grote redevoeringen. Dit zijn de 6 grote redevoeringen van Jezus:
1. De Bergrede | Mt 5-7 |
2. De Zendingsrede | Mt 10 |
3. De Parabelrede | Mt 13 |
4. De kerkelijke rede | Mt 18 |
5. De rede tegen de farizeeën | Mt 23 |
5. De Eschatologische rede | Mt 24-25 |
Een derde eigenschap van Matteüs is dat hij zich duidelijk richt tot een christelijke kerkgemeenschap. Dat leidt men af uit de vele algemene aansporingen waarmee Matteüs inspeelt op de kerkelijke behoeften en dat hij kerkelijke situaties voor ogen heeft.
Ook de term Kerk komt alleen in dit evangelie voor (Mt 16,18; 18,17). Matteüs begreep dat het niet voldoende was om je tot Christus te bekeren.
Na je bekering loop je immers nog steeds het gevaar om in de vuuroven geworpen te worden (Mt 13,50). De bekoring om zoals Petrus na de bekering weer kleingelovig te worden is hiervan een illuster voorbeeld. (Mt 14,31).
Maar ook andere uitspraken wijzen op dit gevaar na de bekering: onder andere over de nauwe poort die ten leven voert, en de brede die naar de ondergang leidt (Mt 7,13) of wie ongerechtigheid doet zal door Christus niet worden gekend, herkend en erkend (Mt 7,23; 25,12).
Matteus wijst zijn gelovigen meermaals op het gevaar van het Oordeel na dit leven: “Daar zal geween zijn en tandengeknars” (Mt 8,12; 13,50).
Dit evangelie zoals Matteüs dat in het Hebreeuws of het Aramees geschreven heeft, hebben we niet meer, maar in het Griekse Evangelie dat we wel hebben, horen we in zekere zin nog steeds de overtuigende stem van de tollenaar Matteüs die, Apostel geworden, doorgaat ons de heilzame barmhartigheid van God te verkondigen.