);
In deze catechese willen we het graag hebben over het liturgisch jaar. Je kan deze catechese beschouwen als een soort algemene toelichting bij de betekenis en de inhoud van het liturgische jaar. Afzonderlijke perioden en/of feesten worden dan in aparte bijdragen toegelicht.
Wat houdt de term liturgische jaar eigenlijk in? Wel, daarmee bedoelt de Kerk het vieren en gedenken in de liturgie van de grote heilsdaden die God in en door Jezus Christus heeft bewerkstelligd over de tijdsduur van één jaar.
Tijdens het liturgisch jaar wordt zo het Christusmysterie ontvouwd, vanaf de Menswording en de Geboorte tot de Hemelvaart en Pinksteren, ja zelfs tot de verwachting van de Wederkomst van de Heer.
Een jaar is een lange periode. Het is dan ook begrijpelijk dat het liturgische jaar verloopt volgens een bepaald plan of orde. Je kan het ook zien als een ritme. Deze structuur is deels ingegeven door de H. Schrift en deels het gevolg van historisch gegroeide afspraken.
Het hart is het centrum van ieder leven, de kern van ieder organisme. Tot in de fijnste aders wordt het lichaam van zuurstofrijk bloed voorzien door het centrale orgaan, het hart. Ook het liturgisch jaar heeft als ieder orgaan een hart dat leven en wasdom geeft. Dit hart van het liturgisch jaar is het lijden en verrijzenis van Christus.
Het lijden, sterven en verrijzen van Christus wordt gevierd in een heilige driedaagse die we het Paastriduüm noemen. Het is het hoogtepunt van het liturgisch jaar: het begint met de avondmis op Witte Donderdag en eindigt met Pasen, de Verrijzeniszondag.
Dit Paastriduüm is als een lichtbron die het hele liturgisch jaar met zijn helderheid vervult. Vanuit de lichtbron van deze heilige driedaagse wordt het hele jaar vóór en na Pasen gaandeweg omgevormd door de liturgie.
Als het liturgisch jaar opgebouwd is volgens een welbepaalde structuur of ritme, dan is het allereerste ritme dat van de zondag.
De zondag is de dag bij uitstek waarop de verrijzenis van Christus herdacht wordt. De zondag is de eerste dag van de week omdat op die dag Christus uit de dood verrezen is. Daarom wordt hij ook ‘de Dag des Heren‘ genoemd.
Reeds evangelisten noemen hem de dag van de verrijzenis van de Heer. Het is ook de dag waarop de Heer bij voorbaat aan de leerlingen verschijnt, de dag ook waarop hij de beloofde gave van de Geest schenkt.
Blader eens in je Bijbel
eerste dag van de week: Mt 28,1; Mc 16,1; Lc 24,1; Joh 20,1
dag van de verschijningen: Mt 28,9; Lc 24,13 en 36; Joh 20,19
dag van de gave van de Geest: Hand. 2,1: Joh 20,22
Sindsdien komen elke zondag samen in de kerk om de verrijzenis te vieren. Het is de dag bij uitstek voor de liturgische samenkomst van de gelovigen, met de eucharistie als middelpunt. Op die dag komen zij samen om naar het Woord van God te luisteren en aan de eucharistie deel te nemen en zo het lijden, de verrijzenis en de heerlijkheid van de Heer Jezus te gedenken en God daarvoor te danken.
Christen zijn kan je niet alleen. Christen ben je in gemeenschap met de andere christenen. Daarom zien we het als een plicht van liefde voor God en voor onze medemensen om op zondag aanwezig te zijn in de kerk om de verrijzenis te vieren.
Naast het wekelijkse ritme van de zondag wordt het liturgische jaar verder gestructureerd door de sterke tijden.
Zij geven aan bepaalde perioden van het liturgische jaar letterlijk en figuurlijk een eigen kleur. Zo hebben we de sterke tijd van de advent (paars), voorafgaand aan Kerstmis, en de kersttijd (wit) die er op volgt. Pasen wordt voorbereid in de veertigdagentijd en de Goede Week (paars) en loopt nadien uit in de paastijd (wit).
Naast de sterke tijden wordt het liturgisch jaar verder opgevuld door de tijd door het jaar (groen).
We overlopen hieronder kort elk van deze sterke tijden.
|
Het liturgisch jaar begint met de advent. Het zou dan ook logisch zijn om onze kennismakingstocht doorheen de sterke tijden van het liturgische jaar met de advent te beginnen.
Maar zoals hierboven is gezegd is het Paasmysterie het fundamentele en oorspronkelijke gegeven van ons geloof en het centrale punt van elke liturgische viering. Zowel theologisch als historisch is heel het liturgische jaar gegroeid uit Christus’ Paasgebeuren en uit de liturgische viering ervan.
Daarom beginnen we ons overzicht toch best met Pasen en zijn feestkring.
Pasen wordt ingeleid door de veertigdagentijd. Christenen bezinnen zich dan over hun feitelijke levenspraktijk. Hierdoor wordt klemtoon gelegd op vasten, bekering, gebed en naastenliefde. Alhoewel er zesenveertig dagen verlopen tussen Aswoensdag en Pasen (einde van de vastentijd) wordt er traditioneel niet gevast op de zes zondagen tijdens deze periode waardoor je op veertig dagen uitkomt.
Palmzondag is de laatste zondag van de veertigdagentijd, maar tevens het begin van de Goede Week. Op Palmzondag wordt de blijde intocht van Jezus in Jeruzalem gevierd. Toch is de ondertoon eerder droevig want het volk dat “Hosanna” riep en de Heer met gejuich in Jeruzalem binnenhaalde, zal vijf dagen later, op Goede Vrijdag , door datzelfde volk verstoten worden. Dezelfden die “Hosanna” riepen, roepen nu “kruisig Hem”.
In de Goede Week of de Passietijd staan het lijden en de dood van het onschuldig Lam, Jezus Christus, centraal. Op Witte Donderdag gedenken we het Laatste Avondmaal van Christus met zijn leerlingen en de instelling van de Eucharistie. Op Goede Vrijdag gedenken we de kruisdood en het sterven van Jezus. Stille Zaterdag is de dag van de grafrust en de nederdaling ter helle van Jezus. Het is de enige dag in het liturgische jaar zonder eigen liturgie.
De voorbereidingstijd van de vastenperiode en de Goede Week monden uiteindelijk uit in het feest van Pasen. Rouw en vasten, droefheid en verdriet keren dan om in vreugde, blijdschap en dankbaarheid.
Centraal staat de Paaswake, in de nacht van zaterdag op zondag. In de viering van het licht en de ontsteking van de paaskaars zien we het symbool van Christus die verrijst uit het donker van zijn doodsnacht.
Traditioneel omvat de paaswake ook een doopviering. Van oudsher was de paasnacht het ogenblik waarop nieuwe christenen het doopsel ontvangen. Zij die reeds gedoopt zijn herdenken in de paasnacht hun eigen doopbeloften.
Na de wake in de nacht volgt op de paasmorgen dan de viering van Pasen zelf.
Vanaf Paasdag (de zondag na de eerste volle maan van de lente) bevinden we ons in de Paastijd. Vijftig dagen lang zingt de Kerk ‘Alleluja – Christus is verrezen’; Vijftig dagen lang viert de Kerk Pasen. De priester draagt een witte kazuivel omwille van de verrezen Christus.
In deze paastijd viert de Kerk in de liturgie ook de Hemelvaart van Jezus. Op de veertigste dag van Pasen (let op: niet de veertigste dag na Pasen) werden de leerlingen door Jezus’ Hemelvaart alleen achtergelaten. Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God (Hand 1,3).
Jezus had zijn leerlingen beloofd dat hij de Geest van God, de Heilige Geest, zou sturen. Hij zou hen verder leiden en hen de kracht zou geven om getuigen van het evangelie te zijn.
Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: de Geest van de waarheid. (Joh.14,16-17)
Die komst van de Helper of de heilige Geest wordt gevierd met Pinksteren. Het is de 50ste Paasdag (Pentekostè in het Grieks). In het Handelingen lezen we dat er aan de apostelen vlammen verschenen die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zo werden ze vervuld van de heilige Geest (Hand.2, 3-4).
De liturgische kleur van Pinksteren is dan ook rood, als teken van de heilige Geest die met zijn liefdevuur de harten ontsteekt.
Met Pinksteren word de Paastijd afgesloten, keren we terug naar de tijd door het jaar en verandert de liturgische kleur opnieuw in groen.
Zoals reeds gezegd begint het kerkelijk jaar eigenlijk met de eerste zondag van de advent (4 weken voor Kerstmis).
Deze sterke tijd is vooral een periode van geduldig wachten op de komst van de Verlosser. Enerzijds is het een tijd van voorbereiding op het hoogfeest van Kerstmis, waarop de geboorte van Jezus wordt herdacht, en anderzijds richten we onze aandacht op de verwachting van de tweede komst van Christus aan het einde der tijden.
Naarmate 25 december – of Kerstmis – dichterbij komt, stijgt ook de spanning in de liturgie. De profeet Jesaja die dan wordt voorgelezen verlangt reikhalzend naar de komst van de Messias. In de advent wachten we samen met Maria op de komst van Jezus.
Kerstmis is een mooi voorbeeld van het samenspel tussen liturgie en natuur. Tijdens de advent worden de nachten alsmaar korter. Maar in het diepste duister, (de winterzonnewende op 25 december) wordt de Verlosser van de wereld geboren. Er is weer hoop en toekomst. Vanaf Kerstmis worden de dagen weer langer en overwint het licht de duisternis. Het Eeuwig licht, Christus, zal als Verrezene uiteindelijk zegevieren.
Vanaf kerstdag tot en met het feest van de doop van Christus in de Jordaan bevinden we ons in de kersttijd. De liturgie verhaalt in deze dagen over de geboorte van Jezus, de herders, de wijzen uit het oosten, over het aandeel van de Maria in dit gebeuren.
Precies 8 dagen na Kerstmis vieren we het feest van de heilige Familie. Met dit feest herinneren we ons hoe Jezus opgegroeid is in Nazareth samen met Jozef en Maria.
Op 1 januari is er het Feest van de Moeder Gods. God achtte het niet beneden zijn waardigheid om mens te worden, uit liefde voor ons. In Christus (h)erkennen wij de mensgeworden God. Daarom vereren wij Maria als de heilige moeder van God; als Diegene die God gebaard heeft.
Op 6 januari viert de Kerk het feest van de Openbaring des Heren (bij ons is dat op de zondag na 6 januari). In dit feest gedenken we vooral de goddelijke grootheid die het Kind in de wereld uitstraalt. Deze grootheid wordt onderstreept door de komst van de drie Wijzen uit het Oosten, waardoor dit feest vroege wel eens het Driekoningenfeest genoemd werd.
De kersttijd wordt afgesloten met het feest van Christus’ Doop in de Jordaan
Er zijn echter nog twee feesten die buiten de kersttijd vallen, maar toch nog een beetje de sfeer van Kerstmis ademen.
Op 2 februari is er nog het feest van de Opdracht van Jezus in de tempel (Lichtmis). Het valt 40 dagen na Kerstmis en herinnert aan de oude Joodse reinheidsvoorschriften die bepaalden dat elke moeder na de geboorte van een zoon gedurende 40 dagen onrein was. Eens deze periode ten einde werd ze door een zoenoffer gereinigd (Lc.2,22-40).
Al naargelang de paasdatum telt de Tijd door het Jaar 33 of 34 weken.
De tijd door het jaar mag zeker niet beschouwd worden als een tussendoortje, een overgangstijd. Het is evenzeer een belangrijk deel van het liturgische jaar waarin doorheen de lezingen in de liturgie het belangrijkste deel van de heilige Schrift wordt voorgelezen.
Een belangrijk onderdeel van de tijd door het jaar vormen de Feesten van de Heer of de Christusfeesten. De meeste zijn pas in de loop van het tweede millennium ontstaan.
Een eerste reeks Christusfeesten zijn afhankelijk van de paasdatum en hebben dus een variabele datum. Hun oorsprong hebben ze te danken aan een bepaalde vroomheid van een betreffende tijd. Hierdoor worden het ook devotiefeesten genoemd.
Op de zondag na Pinksteren wordt het Feest van de heilige Drie-eenheid gevierd. Het ontstond in de westerse landen Spanje en Gallië vanuit een sterke accentuering van het drievuldigheidsgeloof en de daaraan verbonden vroomheid. Het werd in 1334 voor de gehele kerk ingevoerd.
Op de donderdag het feest van de Drie-eenheid viert de Kerk Sacramentsdag. Het feest is de vrucht van de eucharistische vroomheid die in de middeleeuwen is ontstaan en die de werkelijkz aanwezigheid van de totale Christus in het geconsacreerde brood benadrukte. Het werd ingevoerd in 1264.
Op de derde vrijdag na Pinksteren vieren we het feest van het heilig Hart van Jezus. Het vereert Christus onder het aspect van zijn liefde, gesymboliseerd door zijn hart. De oorsprong gaat terug tot de middeleeuwen, maar het kende vooral een sterke opleving in de zestiende en de zeventiende eeuw. Het werd een verplicht feest in 1856.
Het meeste recente Christusfeest is het hoogfeest van Christus, Koning van het heelal. Het herdenkt Christus’ koninklijke heerschappij als heilsmiddel tegen de storende machten van deze tijd. We vieren dit feest op de laatste zondag van het liturgisch jaar. Zo wordt duidelijk dat de verheven Christus niet enkel het einddoel is van het liturgisch jaar, maar tevens ook van onze pelgrimstocht hier op aarde.
Een tweede reeks Chrisusfeesten worden gevierd op een vaste datum en vinden hun oorsprong in een historische aanleiding.Zo vieren we op 6 augustus het feest van de Gedaanteverandering. Met Petrus, jakobus en Johannes trekt Jezus naar een hoge berg. Hij verandert er van gedaante en spreekt er met Mozes en Elia. We kunnen dit verhaal lezen bij de drie eerste evangelisten (Mt 17 ,1-8: Mc 9,2-10: Lc 9,28b-36).
Op 14 september viert de Kerk Kruisverheffing. Volgens een oude kroniek zou keizerin Helena op 14 september 320 het kruis van de Heer hebben teruggevonden. Op Golgotha in Jeruzalem werd dan een kerk gebouwd die op 13 september 335 werd ingewijd. Daags nadien werd het teruggevonden kruis aan de gelovigen getoond. Een gebeurtenis die jaarlijks herhaald werd. Dit werd kruisverheffing, of exaltatio genoemd. Zo kreeg het feest zijn datum en naam.
Getallen en cijfers
Op 25 maart gedenken we Maria Boodschap of de Aankondiging van de engel Gabriël aan Maria. Negen maanden later, op 25 december, vieren we de geboorte van Christus.
Op 8 december vieren we de Onbevlekte Ontvangenis van Maria. Negen maanden later, op 8 september, vieren we de geboorte van Maria.
Ook het getal 40 is een belangrijk getal in de liturgie. Veertig dagen na Kerstmis (25/12) vieren we de Opdracht in de tempel (2/2). Er is de veertigdagentijd en ook Hemelvaart valt 40 dagen na Pasen. Kruisverheffing (14/9) vieren we 40 dagen na de Gedaanteverandering (6/8).
Op de winterzonnewende, 25 december, wanneer de nachten korter worden en de dagen langer, vieren we Kerstmis, de geboorte van Christus, het Licht van de wereld. Een halfjaar later, op 24 juni, wanneer de nachten langer worden en de dagen weerkorter, vieren we de geboorte van de H. Johannes de Doper, hij die gezegd heeft: ik moet kleiner worden en Hij (Jezus) moet groter worden.
Ook de Maria-feesten nemen een belangrijke plaats in binnen het liturgisch jaar. Ze zijn talrijk en dat is een teken van de liefdevolle en dankbare hoogachting die de Kerk Maria als Moeder van de Verlosser toedraagt.
We vermelden hier enkel de belangrijkste Maria-feesten.
Op 8 december vieren we de Onbevlekte Ontvangenis van de Maagd Maria. We gedenken op dit feest hoe de vrouw, die bestemd was om de moeder te worden van Jezus, vanaf haar eerste levensbegin door Gods genade hierop was voorbereid.
Negen maanden later, op 8 september, vieren we het feest van de Geboorte van Maria. Het feest benadrukt Maria’s uitverkiezing uit alle mensen en haar zegening onder alle vrouwen.
Op 25 maart viert de Kerk een ander feest: De Aankondiging van de Heer. Het is het oudste Mariafeest, ontstaan in 431. Het gedenkt hoe de engel Gabriël aan de Maagd Maria verkondigt: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God (Lc 26-38).
Negen maanden nadien vieren we Kerstmis, de geboorte van Jezus, op 25 december.
Op 31 mei vieren we Maria Bezoek. Dit feest heeft het bijbels verhaal van het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth als achtergrond (Lc 1,39-56).
Op 15 augustus is er het feest van de Tenhemelopneming van Maria. Het is een feest met zeer oude wortels in zowel de oosterse als de westerse Kerk. Het is het feest van Maria’s afsterven, van haar geboorte voor de hemel. Met de dogmaverklaring van Maria’s lichamelijke tenhemelopneming op 1 november 1950 nam dit feest nog aan belang toe.
Maria heeft heel haar leven weggeschonken om Jezus een plaats te geven. Wie naar Maria kijkt, kijkt in feite al naar Jezus. Elk Mariafeest is dus in feite een Christusfeest.
Naast Maria neemt de gedachtenis van de heiligen ook een belangrijke plaats in binnen het liturgisch jaar. Het gaat om het feestelijk gedenken van de apostelen en evangelisten, van de martelaren en van die grote schare van heilige mannen en vrouwen die op hun eigen wijze de navolging van Christus ernstig hebben genomen in hun leven.
Evenmin als Maria moeten de heiligen niet als concurrenten van Christus beschouwd worden. Wanneer de Kerk heiligen vereert in haar liturgie, dan erkent en verkondigt zij hoe de genade van de ene Verlosser, Jezus Christus, werkzaam is geweest in en door deze heilige. Net als Maria verwijzen de heiligen naar Christus. Gods kracht wordt in hen openbaar. Zij getuigen van de weg van Christus. Gods genade die de heiligen hebben ontvangen worden een teken en geloofsgetuigenis voor de levenden. Zij zijn een beleefd evangelie.
Onder de heiligenfeesten denken we natuurlijk op de eerste plaats aan het feest van Allerheiligen, op 1 november. Dit feest gedenkt alle mannen en vrouwen die een heilig leven hebben geleid hier op aard; het is één groot feest voor alle hemelingen, waaronder de Aartsvaders (zoals Abraham, Mozes), de profeten (zoals Jesaja, Ezechiël), de apostelen, de martelaren, heilige priesters, kloosterlingen, maagden, monniken, ouders.
Al deze heiligen zijn de ontelbare menigte die Johannes zag rondom het Lam en voor de troon van God:
Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het lam” (Openbaring 7,9)
Heel het jaar door worden er heiligen gevierd in de liturgie. We denken op de eerste plaats dan aan de H. Jozef, bruidegom van Maria (19 maart), aan de Geboorte van de H. Johannes de Doper (24 juni), aan de belangrijkste apostelen Paulus (25 januari) en Petrus (22 februari), en hun gezamenlijk feest op 29 juni.
Maar niet enkel apostelen of heiligen worden herdacht. Zo is er ook het feest van de Heilige aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël op 29 september.