);
Op 25 december viert de Kerk het geboortefeest van Jezus: Kerstmis. Twee weken later, op 6 januari, volgt een ander groot feest: de Openbaring van de Heer. De naam van dit feest is niet zo bekend. Maar ‘Driekoningen’ dat zegt ons al veel meer, temeer omdat de folklore (denk aan het ‘sterzingen’) dit feest sterk in herinnering houdt.
De oorsprong van het hoogfeest van de Openbaring ligt in het Oosten, met name in Egypte. Want in Alexandrië vinden we de oudste sporen van dit feest terug. Wellicht ontstond het daar, als de verchristelijking van een oorspronkelijk heidens feest. De Egyptenaren hadden immers de gewoonte om van de nacht van 5 op 6 januari het geboortefeest te vieren van de god Aeon, de god van tijd en eeuwigheid. Dit feest was tegelijkertijd een Nijlfeest, want bij deze gelegenheid schepte men feestelijk water uit de Nijl om het te bewaren.
De christenen van Alexandrië hebben deze heidense feestdag wellicht aangegrepen om de geboorte van Christus te herdenken. Van daaruit verspreidde het zich in de loop van de derde eeuw over het gehele Oosten en geraakte het er als het geboortefeest van Christus ingeburgerd.
De voorziene evangelielezing uit Matteüs zet ons op het spoor van de betekenis van dit feest. Het verhaalt over de wijzen uit het Oosten die, geleid door een ster, op zoek zijn naar de pasgeboren koning der Joden met de bedoeling Hem te huldigen.
Deze evangelielezing (en ook de andere schriftlezingen op dit feest) wil duidelijk maken hoe Jezus de koning-Messias is. Niet alleen van het volk van Israël, maar van heel de wereld. Jezus wil ook aan de heidenen het heil wil brengen. Op die manier gaat in vervulling wat de profeet Jesaja beloofde aan de stad Jeruzalem: “Sta op, laat het licht u beschijnen, Jeruzalem, want de zon gaat over u op en de glorie van de Heer begint over u te schijnen … Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad” (Jesaja 60,1-6).
Het feest van de Openbaring wil zo herdenken hoe de goddelijke heerlijkheid van dit pasgeboren Kind Jezus onthuld wordt – geopenbaard wordt – aan de universele wereld. De komst van de wijzen geeft aan hoe die goddelijke heerlijkheid ook door de heidenen erkend en aanvaard wordt.
Reeds van heel vroeg werd het Openbaringsfeest verbonden met de gedachtenis van enkele andere gebeurtenissen uit Jezus’ leven. De eerste christenen beschouwden ze eveneens als ‘manifestaties van Christus’ heerlijkheid’.
Doop van Christus
Zo werd het geboortefeest van Jezus al gauw verbonden met de gedachtenis van zijn doopsel. De doop van Jezus in Jordaan, door Johannes de Doper, wordt ons door de evangelisten Matteüs, Marcus en Lucas verhaald. Ze doen dat elk op hun manier, maar alle drie maken ze er een openbaring van Jezus’ identiteit van.
De Jordaan
Ze beschrijven immers hoe uit de hemel de H. Geest in de gedaante van een duif, over Jezus neerdaalt, terwijl een stem uit de hemel zegt: ‘Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb’. Op die manier wordt Jezus tijdens zijn doop als Zoon van God geopenbaard. Zes januari werd daarom ook een ideale dag om het doopsel te ontvangen.
Het geboortefeest werd vervolgens ook vroeg in verband gesteld met het wijnwonder te Kana, dat door de evangelist Johannes verhaald wordt. Tijdens een bruiloftsfeest, waarop Jezus en Maria waren uitgenodigd, geraakt de feestwijn op. Een vervelende situatie voor het bruidspaar. Daarop verandert Jezus een aantal kruiken met water in wijn. De evangelist Johannes beschrijft dit wonder als het eerste teken van Jezus. Niet zomaar een spektakel dat opzien moet verwekken, maar een teken, een openbaring, van de ware identiteit van Jezus. Voor Johannes verwijst dit, en alle andere tekenen, naar de goddelijkheid van Jezus.
De Openbaring van de Heer is in het Oosten dus al van zeer vroeg een ‘combinatiefeest’ geweest: de geboorte van Jezus, zijn doop in de Jordaan en het wijnwonder te Kana. Deze drie gedachtenissen openbaren Jezus goddelijke identiteit.
De bruiloft te Kana
Maar hoe zit dat dan met Kerstmis? Wij vieren toch ook op 25 december de geboorte van Jezus. Zijn er dan twee geboortefeesten?
Nee, hoor. De herdenking van Christus’ geboorte kende in het Westen een andere ontwikkeling. In het jaar 274 stelde keizer Aurelius 25 december in als het geboortefeest van de heidense god Sol Invictus, de Onoverwinnelijke Zon (oorspronkelijk de Syrische zonnegod Emesa of de Griekse god Helios/Apollo).
Uit reactie tegen dit nieuwe heidense feest stelde de Kerk van Rome daarom 25 december in als hun herdenkingsfeest van de geboorte van Jezus. Daar had zij goede redenen voor. Zag de profeet Maleachi de Verlosser immers niet als ‘de zon der gerechtigheid’ (3,20)? Is Hij niet ‘de opgaande zon’ waarover psalm 19 spreekt? Sprak de evangelist Johannes niet over Hem als ‘het ware licht dat in de wereld is gekomen en ieder mens verlicht’ (Johannes 1,9)? En noemde Christus zichzelf niet ‘het Licht van de wereld’ (Johannes 8,12)?
Zo konden de Romeinse christenen tegen hun heidense medeburgers antwoorden dat zij het feest van de ware zon en het ware licht vierden: want alleen Christus kon de wereld licht en heil brengen.
De heidense zonnegod Sol Invictus/Helios
Christus afgebeeld als Sol Invictus
(Mozaïek uit de dodenstad onder de Sint-Pietersbasiliek)
De christenen uit het Oosten en het Westen kozen dus elk een ander heidens feest om er het herdenkingsfeest van Christus’ geboorte van te maken. In de tweede helft van de vierde eeuw namen Oost en West elkaars geboortefeest over, maar ieder toch met een eigen accent.
In het Oosten viert men op 25 december zowel de geboorte van Jezus als de komst van de drie wijzen en op 6 januari de gedachtenis van Jezus’ doopsel en de bruiloft te Kana. In het Westen daarentegen blijft 25 december voorbehouden als het geboortefeest van Jezus terwijl op 6 januari de Openbaring van de Verlosser met de komst van de drie wijzen, de doop van Jezus en het wijnwonder van Kana herdacht worden. In het getijdengebed vat de antifoon bij het magnificat tijdens het avondgebed deze drie gebeurtenissen mooi samen:
Drie wonderen verlenen luister
aan de heilige dag die wij vieren:
heden leidde een ster de Wijzen
naar de kribbe;
heden werd water in wijn veranderd
op een bruiloftsfeest;
heden wilde Christus door Johannes
in de Jordaan gedoopt worden
om ons te redden, alleluia.
Samenvattend kunnen we het als volgt zeggen: Kerstmis richt onze ogen op de Zoon van God die als een arm mensenkind werd geboren; Openbaring richt onze aandacht op de goddelijke grootheid die het Kind in deze wereld uitstraalt.
Hoewel het feest van de Openbaring gevierd wordt op 6 januari wordt het feest in vele landen verschoven naar de zondag tussen 2 en 8 januari. Dat is zo in Vlaanderen en Nederland. Deze verschuiving gebeurt om pastorale redenen zodat de gelovigen de kans zouden krijgen het feest daadwerkelijk te kunnen vieren.
Het feest van de Openbaring herdenkt dus ook hoe drie wijzen uit het Oosten naar Bethlehem kwamen, geleid door een ster, om er het kind Jezus te aanbidden. Zij boden Jezus en Maria kostbare geschenken aan: goud, wierook en mirre. Dit zijn in het kort de gegevens die de evangelist Matteüs ons meedeelt.
Het zijn andere, niet-bijbelse geschriften die van deze wijzen ook koningen hebben gemaakt, hun aantal vastlegde op drie, en hen een naam hebben gegeven: Kaspar, Balthasar en Melchior.
In de middeleeuwen kwamen de drie heilige koningen door de volksvroomheid sterk op de voorgrond. De overbrenging van hun relieken in 1164 van Milaan naar Keulen (waar ze nog steeds bewaard worden) heeft daarin zeker een belangrijke rol gespeeld. Zij die deelgenomen hebben aan de Wereldjongerendagen van 2005 zullen zich nog wel herinneren hoe de stad Keulen verbonden is met de figuren van de Drie Koningen.
In de volksmond is het feest van de Openbaring daarom beter gekend als het feest van Driekoningen. Het mag ons echter niet in verwarring brengen en onze aandacht afleiden van de essentie. In dit feest draait het wel degelijk om Jezus Christus en niet om de Drie Koningen. Openbaring is een Christus-feest en geen heiligenfeest.