);
In een andere catechese kon je lezen hoe elk liturgisch jaar begint met de sterke tijd van de advent. In deze catechese willen we de ‘opener’ van het liturgische jaar wat van meer nabij bekijken.
De adventsperiode omvat de vier weken die voorafgaan aan Kerstmis. De advent begint met het avondgebed aan de vooravond van de zondag die valt tussen 30 november en 4 december, en eindigt aan de vooravond van Kerstmis.
Het woord advent is afgeleid van het Latijnse woord adventus, wat letterlijk “komst” betekent. Zo geeft het woord zelf al meteen weer waarop we ons in deze periode voorbereiden: de komst van onze Heer Jezus Christus.
De advent is dus vooral een tijd van voorbereiding op de viering van Kerstmis, het geboortefeest van Jezus Christus.
De dubbele gelaagdheid van dit ‘verwachten’ wordt mooi weerspiegeld in de liturgie van de advent.
De eerste zondag staat in het teken van de verwachting van de tweede komst van de Heer aan het einde der tijden.
Op de tweede en derde zondag staat de verwachting van de Heer centraal, zoals die door de bekeringsoproep van Johannes de Doper wordt aangewakkerd.
De vierde zondag van de advent doet ons dan samen met Maria vreugdevol uitzien naar de geboorte van de Verlosser.
De betekenis van de advent als een tijd van verwachting en uitkijken wordt uiteraard gevoed en belicht vanuit de lezingen uit de H. Schrift die we op zondag te horen krijgen. We geven hier het volledige overzicht.
1e zondag van de advent Op de eerste zondag van de advent lezen we in het Evangelie over de wederkomst van de Heer aan het einde der tijden en worden we opgeroepen tot waakzaamheid.
In de lezingen van het oude testament lezen we over het Rijk van de Messias dat zal komen waarin Hij alle volkeren zal verzamelen. Ze roepen op tot Zijn komst en beloven de Messiaanse afstammeling van David.
In de lezingen uit het nieuwe testament, alle uit de brieven van Paulus, lezen we dat we uit de slaap moeten opstaan en de werken van het duister moeten afleggen: “Thans is ons heil dichtbij… De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan.” De lezingen getuigen van een vast vertrouwen en ze bidden om groei in de liefde en om een zuiver hart bij de komst van onze Heer.
| 2e zondag van de advent Het Evangelie van de tweede zondag van de advent bevat de boeteprediking van Johannes, de voorloper en wegbereider van de Heer.
De oud testamentische lezingen getuigen weer van de komst van het Messiaanse Rijk, de twijg aan de stronk van Isaï.
De lezingen uit het nieuwe testament verkondigen dat Christus de universele brenger van het heil is.
|
3e zondag van de advent De derde zondag van de advent is bekend onder de naam “Gaudete”, verheugt u… Zo luidt het eerste woord van het vers bij de intrede dat ons oproept tot adventsvreugde. In het Evangelie lezen we deze zondag opnieuw over Johannes de Doper, de voorloper. Hij wordt door Jezus zelf zo genoemd. En Johannes de Doper zegt: “Er komt iemand die sterker is dan ik… Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.”
De lezingen uit het oude testament verhalen ons steeds weer over het Rijk dat komen gaat.
En de teksten uit het nieuwe testament roepen ons op ons goed voor te bereiden op die komst. “Laat uw goddelijke gaven ons op het komende kerstfeest voorbereiden.” (gebed na de communie)
| 4e zondag van de advent Het Evangelie verhaalt de gebeurtenissen die de geboorte van de Heer voorafgaan. De boodschap van de engel Gabriël en het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth zijn hierbij de belangrijksten.
De lezingen uit het oude testament verhalen over de moeder van de Heer en over Zijn afkomst.
De lezingen uit het nieuwe testament duiden de samenhang aan met het Paasmysterie.
|
De weekdagen van 17 tot en met 24 december zijn meer direct gericht op de voorbereiding van het kerstfeest. Het is een week van meer gespannen verwachting.
In de liturgie worden deze dagen op een bijzondere verrijk met de O-antifonen bij het Magnificat in het avondgebed.
Het gebruik om met schriftwoorden en samenstellingen nieuwe zinsconstructies te maken, doordrongen van Gods Woord, geeft rijke resultaten. De O-antifonen zijn telkens samengesteld uit een prijzende aanroeping van de verwachte Messias en een bede om Zijn heilbrengend komen. De antifonen beginnen steeds met de uitroep “O”: O Wijsheid… O Heer van Israëls huis… O wortel van Jesse… O Sleutel van David… O Dageraad… O Koning van de volkeren… O Immanuel, koning en wetgever.
De advent valt steeds in de donkerste dagen van het jaar. Tot Kerstmis worden de dagen korter en de nachten langer. In het diepst van deze duisternis vieren de komst van Christus als het Licht voor de wereld. Elke zondag komen we een stap dichter bij dit Licht. Elke zondag kan het Licht groeien en sterker worden.
Deze lichtsymboliek wordt uitgedrukt door de adventskrans. Elke zondag steken we een kaarsje meer aan en neemt het Licht toe. De vierde zondag branden alle kaarsen en schijnt het licht in volle gloed.
De adventskrans gaat terug op een oud Germaans gebruik. Voor de heidense Germanen was de tijd dat de zon een aantal dagen stilstond aan de hemel – de zogeheten ‘winterzonnewende’ – reden voor het heiligste feest van het jaar. Als de zon stilstond, zo dachten de Germanen, ‘werkte’ zij niet. Uit eerbied voor de zon lasten de Germanen ook een rustperiode in: gedurende de tijd dat de zon aan de hemel stilstond lieten de Germanen alle arbeid rusten. Geen wagen- of spinnewiel mocht draaien. Symbolisch werd dit uitgedrukt door een met bosgroen versierd wagenrad aan het plafond van de woning te hangen.
Het is dit wagenrad dat door missionarissen bij de kerstening van de Germanen als basis voor de adventskrans werd genomen. De periode van rust rond de zonnewende vormden de missionarissen verder om tot een periode van inkeer en boete, zoals past bij een tijd waarin de komst van Christus wordt verwacht.
God, onze Vader,
van U zijn de eeuwen en de tijden,
de dagen en de nachten.
Laat niet toe dat wij leven
alsof wij niets meer te verwachten hebben.
Wek in ons hart de heilzame onrust
omwille van het uur waarop uw Zoon zal wederkomen,
Jezus Christus, onze Heer.
(Altaarmissaal zon -en feestdagen)