);
Het geluk waarnaar iedereen op zoek is moet ergens te vinden zijn. Als je aan mensen de vraag stelt welke (voor)waarden belangrijk zijn in het leven om gelukkig te zijn, dan krijg je een grote verscheidenheid aan antwoorden. De ene ziet het in een goede gezondheid, de anderen in een goede job. De ene zoekt het in het materiële, zoals een goed inkomen of een dak boven je hoofd, een ander vindt dan weer in een goede (huwelijks)relatie de bouwstenen van een gelukkig leven. De ene ziet zich gelukkig worden als hij zijn leven kan uitbouwen in de lijn van zijn verlangens, een ander voelt zich maar gelukkig als hij zich nuttig kan maken of ten dienste kan stellen van anderen.
Ach, er zijn zoveel zaken die een mens gelukkig lijken te kunnen maken. Maar vormen ze wel de goede en zekere basis van een gelukkig leven? Ook de H. Augustinus sloeg hierover aan het denken. Zo stelde hij dat er twee voorwaarden vervuld moeten zijn om het geluk te vinden. De eerste voorwaarde is dat de mens niet alleen moet streven naar het uiteindelijke goed dat hem gelukkig zal maken, maar hij moet ook in het bezit komen van dat uiteindelijke goed.
Als je denkt dat rijkdom je gelukkig zal maken, dan moet je eerst rijkdom verwerven. Of als je gelukkig hoopt te zijn door een goede gezondheid, dan moet je eerst ook gezond zijn.
De tweede voorwaarde is dat je het geluk enkel kan bouwen op iets wat onveranderlijk en onvergankelijk is. Je kan je geluk niet funderen op iets wat morgen alweer anders kan zijn of op wat er morgen misschien helemaal niet meer zal zijn. Stel dat je het geluk zou zoeken in lekker eten en drinken, dan zul je al snel tot de vaststelling komen dat je geluk een broos bestaan beschoren is. Want wat je hebt opgegeten is verdwenen en je blijft achter met lege handen.
Wat je hebt opgedronken is weg: je beschikt niet over een onuitputtelijke bron van je lievelingsdrank. Het beschikken over eten en drinken is afhankelijk van je mogelijkheden om het te kunnen aanschaffen en ook van de mogelijkheden om het te kunnen produceren. Je inkomen is onzeker, net zoals de loop van de seizoenen. Je voelt het al: heel veel garanties op geluk heb je niet als je het zoekt in zaken die veranderlijk zijn of vergankelijk.
Eten en drinken is een triviaal voorbeeld. Maar ook voor andere en meer waardevolle ‘fundamenten’ van geluk kunnen we op gelijkaardige wijze redeneren. Mijn gezondheid kan plots verslechteren. Een goede job kan ik kwijtspelen. Een partner kan ziek worden of zelfs sterven. Vrienden kan ik verliezen. Geld kan in waarde verminderen en bezittingen kunnen gestolen worden. Huis en goed kunnen verloren gaan als noodweer me treft. Hoezeer we ook ons vertrouwen stellen in deze ‘fundamenten’ van geluk, we moeten vaststellen dat ze ons geen duurzaam geluk kunnen opleveren en dat ons geluk steeds broos en kwetsbaar zal zijn.
Is er dan wel iets of iemand in deze wereld die wél aan Augustinus’ voorwaarden voldoet? Eigenlijk niet. Van alle dingen in ons bestaan, in de schepping, moeten we erkennen dat ze veranderlijk zijn (morgen kunnen ze anders zijn) en vergankelijk (morgen kunnen ze er niet meer zijn) en dat ze bijgevolg geen goede basis kunnen zijn voor mijn geluk. “Zij die met het aardse omgaan, moeten er niet in opgaan, want de wereld die wij zien, gaat voorbij”, zegt de apostel Paulus (1 Kor. 7,29).
En in dezelfde zin schrijft de apostel Johannes: “Verlies uw hart niet aan de wereld of aan de dingen in de wereld! … Die wereld gaat voorbij met heel haar begeerlijkheid” (1 Joh. 2,17).Anders gezegd: geluk kan je alleen bouwen op wat stabiel is en altijd hetzelfde blijft (niet veranderlijk dus) en op wat blijvend is en niet vergaat (wat onvergankelijk is dus). Stabiel, zodat je weet dat de basis van je geluk ook in de toekomst steeds hetzelfde is. Blijvend, zodat je weet dat de basis van je geluk er ook in de toekomst nog altijd zal zijn. Alleen deze twee geven een betrouwbaar en zeker fundament voor je geluk. Logischerwijze luidt dan de volgende vraag: welke werkelijkheid beantwoordt dan wel aan deze criteria?